De eerste van de 34 in 2018 bestelde F35’s werden in oktober geleverd. De Arizona-regering wil er nog 11 meer, ook al was de F35 in eerste instantie de verkeerde keuze, voor onze veiligheid, onze soevereiniteit en onze financiën.

Eind 2018, aan het einde van een vier jaar durend proces om zijn vloot F-16’s te vervangen, besloot België 34 F-35-jachtbommenwerpers uit de VS aan te schaffen voor een bedrag van 3,8 miljard euro en een totale kostprijs voor hun levensduur van 15 à 18 miljard euro.
Zeven jaar later, toen België zijn eerste F-35 ontving op de luchtmachtbasis van Florennes, vroegen de Verenigde Staten via de NAVO aan België om 21 nieuwe toestellen te kopen, wat het totaal op 55 zou brengen. Minister van Defensie Theo Francken (N-VA) stemde in met de aankoop van nog eens 11 vliegtuigen, wat het totaal op 45 brengt. Geschatte kosten van de operatie: 1,5 miljard euro extra.

Om te begrijpen wat er op het spel staat bij de aanschaf van dergelijke vliegtuigen, moeten we terugkijken naar de debatten die tijdens de vervangingsprocedure van de F-16 werden gevoerd en die vandaag de dag nog steeds relevant zijn.
Vier jaar lang hebben de Zweedse coalitie (MR, Open VLD, N-VA, CD&V) en haar minister van Defensie, Steven Vandeput (N-VA), geprobeerd om de vervanging van de F-16’s te reduceren tot een eenvoudig technisch probleem. In hun ogen waren de F-16’s te oud en was een nieuw, modern vliegtuig absoluut noodzakelijk, en de F-35 het technisch meest geavanceerde vliegtuig.
Vier jaar lang heeft de Zweedse coalitie (MR, Open VLD, N-VA, CD&V) geprobeerd om de vervanging van de F-16’s te reduceren tot een eenvoudig technisch probleem.
Maar deze argumenten verdoezelden vooral de kern van het debat. Er bestaat niet zoiets als een “perfect wapen”: Elk vliegtuig heeft zijn sterke punten en beperkingen, afhankelijk van de missies waarvoor het is ontworpen.
De echte discussie is dus welke missies de Belgische regering aan haar luchtvloot wil toevertrouwen. En dat is geen technische keuze, maar een politieke. Het komt rechtstreeks voort uit de manier waarop de Belgische regering de wereld bekijkt: een offensief leger om overal ter wereld in te grijpen of een verdedigingsleger.
Dit roept verschillende vragen op: was het echt essentieel om de F-16’s te vervangen? Hoe kijkt de regering naar de wereld? Waren er geen alternatieven om onze veiligheid beter te garanderen dan de aankoop van de F-35? En tot slot, hoe kunnen de buitensporige kosten van deze toestellen worden gerechtvaardigd?
Een nogal onnodige vervanging
Eerst en vooral mogen we niet vergeten dat de vervanging van de F-16’s niet zo vanzelfsprekend of dringend was als minister Vandeput beweerde. Toegegeven, de oudste toestellen van België dateren van 1976, maar ze bleven volledig operationeel en werden nog altijd ingezet, namelijk in Syrië en Irak in het kader van de strijd tegen Islamitische Staat. Desondanks hield de minister vol dat ze absoluut tussen 2023 en 2027 vervangen moesten worden, met het argument dat de vliegtuigen tegen die tijd het einde van hun levensduur zouden bereiken en niet meer in staat zouden zijn om te vliegen.
Op 20 maart 2018 onthulde de pers echter een vertrouwelijke memo van Lockheed Martin, de fabrikant van de F-16’s. Volgens dit document hadden de Belgische F-16’s met bepaalde aanpassingen operationeel kunnen blijven tot tussen 2029 en 2037.
Deze onthulling veroorzaakte een echt schandaal. Er kwamen twee audits, die aantoonden dat de fout lag bij de legerstaf die verantwoordelijk is voor de procedure. Die ging zijn boekje te buiten door te beslissen om de nota te achter te houden en minister Vandeput niet te informeren onder het voorwendsel dat het verlengen van de levensduur van de F-16’s miljarden zou kosten en dat de toestellen hoe dan ook overklast zouden worden door een modern leger.
Sindsdien spreken de feiten dit tegen. In augustus 2025 werden vier Belgische F-16’s ingezet voor een politiemissie boven IJsland en België beloofde om tussen 2025 en 2030 verschillende F-16’s aan Oekraïne te leveren om de oorlogsinspanningen tegen Rusland te ondersteunen. Deze beslissingen tonen aan dat de vliegtuigen nog steeds operationeel en relevant zijn, in tegenstelling tot wat de generale staf een paar jaar terug beweerde, namelijk dat ze tegenover een modern leger waardeloos zijn.
Wat is de visie van de Belgische Defensie?
Waarom dan zo’n ongeduld om de F-16’s te vervangen, en waarom de keuze voor de F-35? Om te begrijpen wat er op het spel stond, moeten we terugkijken naar de vervangingsprocedure van de F-16 en de belangrijkste fasen ervan.
De procedure werd in 2014 opgestart door de ontslagnemende minister van Defensie, Pieter De Crem (CD&V). Het duurde echter tot 2016 vooraleer het proces echt vorm kreeg, met de publicatie door zijn opvolger Steven Vandeput (N-VA) van de strategische nota “Strategische Visie voor onze Defensie met zicht op 2030”.
Volgens een vertrouwelijke nota van Lockheed Martin hadden de Belgische F-16’s operationeel kunnen blijven tot tussen 2029 en 2037.
Dit document zet uiteen hoe de Belgische regering de internationale situatie begrijpt en definieert de belangrijkste defensieprioriteiten voor de komende vijftien jaar, tot 2030. Deze visie kan in één zin worden samengevat: “De huidige realiteit is die van een Europa in vrede omringd door een periferie in chaos”.1 Op basis van deze visie rechtvaardigt de regering een verhoging van het defensiebudget van 0,9 procent naar 1,3 procent van het bbp in 2030, evenals de aanschaf van 34 moderne, multifunctionele gevechtsvliegtuigen ter vervanging van de huidige F-16’s.
Deze strategische nota zal dienen als referentie voor het bepalen van de inhoud van het Request for Government Proposal (RfGP), een lijst met 164 vragen die is opgesteld door het Belgisch leger en die de kern vormt van het vervangingsproces. Dit in maart 2017 gepubliceerd document beoordeelt verschillende belangrijke aspecten: de totaalkosten, de industriële return voor België, de operationele doeltreffendheid van het vliegtuig en de aard van het partnerschap tussen staten.
De aangenomen procedure is gebaseerd op een “staat-tot-staat”-model: het verkopende land moet niet alleen het vliegtuig leveren, maar zich ook verbinden tot een langdurige samenwerking met België op het vlak van onderhoud, opleiding, logistieke ondersteuning en wapenbeheer.
Na deze oproep toonden vier landen interesse en stelden vijf jachtbommenwerpers voor:
- Frankrijk, met de Rafale;
- Het Verenigd Koninkrijk, met de Eurofighter Typhoon;
- Zweden, met de Gripen;
- En de Verenigde Staten, met de F/A-18 Super Hornet en de F-35.
Het Request for Government Proposal (RfGP) is de echte spelbepaler van de F-16-vervangingsprocedure en de inhoud ervan heeft tot veel controverse geleid. Twee elementen in het bijzonder leidden tot tandengeknars bij de tegenstanders van het project en bij bepaalde concurrenten, met name Frankrijk: de nucleaire draagcapaciteit en de niet-detecteerbaarheid van kandidaat-vliegtuigen (stealth).
Nucleaire afschrikking is een van de missies die België op zich heeft genomen als lid van de NAVO. Dit verklaart de aanwezigheid van Amerikaanse B61-12 kernbommen op de basis van Kleine Brogel, die drie keer krachtiger zijn dan de Hiroshima-bommen, en de beslissing van de regering om nucleaire draagcapaciteit op te nemen in de RfGP-criteria.
Stealth zorgt ervoor dat een vliegtuig minder goed zichtbaar is op radars. Dit is vooral handig voor missies in vijandelijk gebied, waar stealth essentieel is om niet ontdekt of neergeschoten te worden.
Het speelt ook een rol in de nucleaire afschrikking: opdat afschrikking geloofwaardig zou zijn, moet een land in staat zijn om toe te slaan. Stealth versterkt deze geloofwaardigheid door de kans te vergroten dat een vliegtuig zijn doel bereikt zonder te worden neergeschoten.
Van alle vliegtuigen die concurreren om de F16 te vervangen, heeft alleen de F-35 nucleaire draagkracht en niet-detecteerbaarheid. Dit bracht Éric Trappier, voorzitter van Dassault Aviation, de fabrikant van de Rafale, ertoe te verklaren dat “België al voor de Verenigde Staten en hun F-35 had gekozen nog voor de aanbesteding voor de vervanging van de F-16’s werd uitgeschreven”.2 André Dumoulin, onderzoeker aan het Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie (KHID) en hoogleraar aan de Luikse universiteit, probeert de Belgische nucleaire voorkeur te verklaren: “Voor België zou het aanvaarden van Amerikaanse kernwapens een manier zijn om goed voor de dag te komen, om tegen lage kosten de pil te vergulden (voor de NAVO – nvdr) van een beperkt nationaal defensiebudget”.34
Deze indruk van een vooraf bepaalde keuze wordt nog versterkt door een artikel uit 2013 waaruit blijkt dat België zich tegenover de NAVO had geëngageerd dat tien van de toestellen die de F-16’s zouden vervangen, SEAD-missies (Suppression of Enemy Air Defences) zouden kunnen uitvoeren.5 Dit type missie vereist echter niet-detecteerbare vliegtuigen, zoals de F-35, om effectief te kunnen worden uitgevoerd.
Omgekeerd bevat het document geen vragen of het vliegtuig politionele missies kan uitvoeren – een van de belangrijkste missies van België binnen de NAVO – terwijl dit nu net een zwak punt van de F-35 is, omdat het minder wendbaar is en een lagere topsnelheid heeft dan zijn concurrenten.
Op 25 oktober 2018 kondigde minister Steven Vandeput na afloop van de beperkte ministerraad (de kern) tot weinig verbazing de beslissing van de Belgische regering aan om 34 F-35’s aan te kopen in de Verenigde Staten.
Dubbele afhankelijkheid van de Verenigde Staten
De aankoop van deze F-35’s maakt België echter niet veiliger en het maakt ons afhankelijker van de Verenigde Staten voor onze verdediging.
De terugkeer van Donald Trump aan de macht in 2025, zijn dreigementen aan het adres van Groenland en zijn handelsoorlog met Europa zijn een duidelijk bewijs van de agressiviteit van het buitenlandse beleid van de VS. Tegen deze achtergrond blijft de toekomst van de betrekkingen tussen Europa en de Verenigde Staten zeer onzeker en is het een riskante gok om op de VS defensie-industrie te vertrouwen om onze veiligheid te garanderen.
Door vliegtuigen uit de VS te kopen, plaatst België zichzelf in een situatie van dubbele afhankelijkheid van Washington.
Ten eerste vanuit industrieel oogpunt: bij de verkoop van hun vliegtuigen aan België verplichtten de Verenigde Staten zich tot het onderhoud, de personeelstraining, de logistieke ondersteuning en het wapenbeheer. Als de VS-autoriteiten morgen zouden beslissen om deze steun stop te zetten, zou België niet in staat zijn om zijn vloot alleen te onderhouden en te exploiteren. En aangezien de meeste reserveonderdelen in de Verenigde Staten worden geproduceerd, zou een simpele opschorting van de levering onze vliegtuigen aan de grond kunnen houden.
Van alle vliegtuigen die de F16 zouden kunnen vervangen, kan alleen de F-35 nucleaire wapens dragen en niet-detecteerbaar blijven.
Ten tweede, in politieke en militaire termen wezen verschillende experts erop dat de Verenigde Staten de controle behouden over de F-35-cloud, waarop de vliegtuigen zijn aangesloten. Dit systeem verzamelt alle vluchtinformatie en dient als basis voor updates en upgrades van de functionaliteit van het vliegtuig. Als België zijn vliegtuigen zou willen gebruiken op een manier die niet strookt met de VS-belangen, kan Washington ons uitsluiten van het systeem, waardoor onze vliegtuigen verouderd of zelfs onbruikbaar zouden worden.
Door F-35’s te kopen, versterkt België dus niet zijn strategische autonomie, maar doet het afbreuk aan zijn militaire soevereiniteit en onderwerpt het zich aan het buitenlandse beleid van de VS.
Van veiligheidsdilemma naar alternatief
Ten slotte is de echte inzet van de aankoop van de F-35 niet alleen zijn kosten of prestaties, maar de aard van de missies die België uitvoert binnen de NAVO. Ons land voert de volgende drie hoofdopdrachten uit: Benelux-luchtpolitie, bewaking van het Europese luchtruim en deelname aan nucleaire afschrikking en militaire missies over de hele wereld. Terwijl de eerste twee defensief van aard zijn, gericht op het beschermen van grondgebied en het garanderen van collectieve veiligheid, is de derde intrinsiek offensief: nucleaire afschrikking heeft alleen zin als we echt de capaciteit hebben om de vijand aan te vallen.
Dit is precies waar de nucleaire draag- en stealth-capaciteiten van de F-35 het best tot hun recht komen. Door voor dit toestel te kiezen schaart België zich achter de strategische doctrine van de NAVO en neemt het een offensieve houding aan die zijn veiligheid niet versterkt, maar veeleer leidt tot wat internationale relaties het veiligheidsdilemma noemen: hoe meer een staat investeert in offensieve militaire capaciteiten, hoe meer het een gevoel van onveiligheid opwekt bij anderen, die dan reageren door op hun beurt hun militaire uitgaven te verhogen. Deze vicieuze cirkel leidt tot een overbewapende wereld, waar het kleinste vonkje een conflict met verwoestende gevolgen kan ontketenen.
Door VS-vliegtuigen te kopen plaatst België zichzelf in een situatie van dubbele afhankelijkheid van Washington.
Dit mechanisme is niet nieuw. Tijdens de Koude Oorlog brachten de Cubaanse raketcrisis in 1962 en de Eurorakettencrisis in 1983 de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie aan de rand van een nucleaire confrontatie, na een escalatie van de slagkracht van beide partijen. In beide gevallen waren diplomatie en onderhandelingen de enige middelen om het ergste te voorkomen, wat leidde tot relatieve ontwapening.
De aankoop van de F-35 draagt dus niet bij tot de veiligheid van België of Europa. Integendeel, het bestendigt deze escalatielogica en versterkt onze strategische afhankelijkheid van Washington.
Desondanks moedigen de Verenigde Staten België nu via de NAVO aan om zijn vloot uit te breiden tot 55 F-35’s. Minister van Defensie Theo Francken maakt al plannen om 11 extra vliegtuigen aan te kopen, wat het totaal op 45 brengt. Maar een klein land als België heeft geen behoefte aan zo’n vloot jachtbommenwerpers.
Ter vergelijking: Oostenrijk is drie keer zo groot als België en heeft toch maar 15 gevechtsvliegtuigen. Om zijn luchtverdedigingsmissies uit te voeren, zou België slechts ongeveer 5 vliegtuigen nodig hebben, elf keer minder dan wat de NAVO ons wil opleggen.
Bovendien komt de keuze voor de F-35 — een lucht-grondaanvalsvliegtuig ontworpen voor aanvalsmissies — niet tegemoet aan de echte behoeften van het land. België had moeten kiezen voor defensiegerichte vliegtuigen die gespecialiseerd zijn in lucht-luchtgevechten, die doeltreffender tegen luchtbedreigingen en veel minder duur zijn. Een andere optie zou zijn om de luchtafweersystemen van België te versterken, die veel relevanter zijn voor territoriale bescherming.
Een dergelijke keuze zou betekenen dat we de missie van nucleaire afschrikking opgeven, een riskante missie die van België een strategisch doelwit maakt in het geval van een conflict en die een gevaarlijk veiligheidsdilemma voedt. Door ons opnieuw te richten op zuiver defensieve missies – het bewaken van het luchtruim en het beschermen van ons grondgebied – kan ons land zijn veiligheid en die van Europa beter garanderen.
Deze aanpak zou België er ook van weerhouden om riskante oorlogsavonturen aan te gaan, zoals het geval was met zijn F-16’s in Afghanistan na de VS-interventie in 2001, of in Libië tijdens de NAVO-interventie in 2011. Deze conflicten hebben dramatische gevolgen gehad: honderdduizenden mensen zijn omgekomen en de betrokken landen en samenlevingen zijn ernstig gedestabiliseerd, met blijvende gevolgen voor de komende decennia.
Wat kost onze veiligheid?
Naast deze overwegingen is er nog een belangrijke kwestie: de enorme kosten van deze vliegtuigen. Met de aankoop van de eerste 34 F-35’s is al 3,8 miljard euro gemoeid, maar de totale kosten over de hele levensduur worden geschat op 15 tot 18 miljard euro. Daar komt nog eens 1,5 miljard euro bij voor de 11 extra vliegtuigen die minister Theo Francken wil aanschaffen.
Deze vliegtuigen zijn erg duur, te duur. Vooral nu de Arizona-regering wil besparen op gezondheidszorg, sociale zekerheid, pensioenen en onderwijs om het militaire budget te kunnen verhogen van 1,3 procent naar 2 procent van het bbp, d.w.z. van 8 miljard euro naar 12 miljard euro per jaar.
In plaats van de factuur van gevechtsvliegtuigen op te drijven, kunnen we dit geld beter investeren in wat onze veiligheid echt ten goede komt: in gezondheid, onderwijs en sociale bescherming.
In plaats van nog eens 1,5 miljard euro te investeren in 11 nieuwe F-35’s, zou België het geld kunnen gebruiken om 40 basisscholen te bouwen, in 10.000 kinderopvangplaatsen te voorzien en een nieuw ziekenhuis te bouwen. Met andere woorden, in plaats van de factuur te verhogen, zouden we het geld beter investeren in wat ons echt veiliger maakt: in gezondheid, onderwijs en sociale bescherming.
Conclusie
Kortom, de keuze voor de F-35 is niet de juiste, noch voor onze veiligheid, noch voor onze soevereiniteit, noch voor onze financiën.
Het is het resultaat van een politieke oriëntatie, die van een rechtse, pro-Navo-regering die is afgestemd op een confrontatielogica, die veiligheid niet ziet als bescherming maar als de capaciteit om anderen aan te vallen. Deze visie creëert een veiligheidsdilemma: door onszelf met geweld te willen beschermen, wakkeren we angst en instabiliteit aan en brengen we ieders veiligheid in gevaar.
Er waren nochtans alternatieven. België had een strikt defensief beleid kunnen – en moeten – voeren, in overeenstemming met zijn reële behoeften en middelen. Vliegtuigen zoals de Zweedse Gripen of de Franse Rafale zijn beter geschikt voor territoriale beschermingsmissies en minder duur en zouden dus meer coherente keuzes zijn geweest.
Ons land had ook kunnen investeren in luchtverdedigingssystemen, een echt defensief instrument om de veiligheid van zijn luchtruim te garanderen.
Door nu 11 extra F-35’s aan te kopen, maakt Theo Francken het overheidstekort alleen maar groter, versterkt hij onze strategische afhankelijkheid van de Verenigde Staten en verzwakt hij de collectieve veiligheid. De echte veiligheid van België – en van Europa – zal niet worden opgebouwd door een wapenwedloop, maar door samenwerking, een gemeenschappelijke defensie en diplomatie.
Footnotes
- Belgisch Ministerie van Defensie (2016), “De Strategische Visie voor Defensie”, 29 juni 2016, p. 13.
- Belga (2018), “F-35: La Belgique avait déjà fait son choix avant l’appel d’offres, selon le PDG de Dassault”, RTBF, 6 november 2018.
- Dumoulin, A. (2015), « Le remplacement des F-16 belges : la dimension nucléaire », Revue Défense Nationale, vol. 782, no. 7, pp. 120-123
- Het Belgische defensiebudget bedroeg toen 0,9% van het bbp, terwijl de NAVO 2% van het bbp eiste.
- Kelepouris, S. (2018), “Het moest altijd al de F-35 zijn”, Knack, 8 oktober 2018.
