Artikels

Europa op de dool

Frédéric Lebaron

—20 maart 2023

De Europese Unie werpt zich op als een economische, morele en zelfs spirituele grootmacht die haar soevereiniteit moet handhaven tegen landen als Rusland en China. Maar die opstelling verhult een groeiende onderwerping aan de Verenigde Staten.

Alina Yudina | Shutterstock

Een jaar na de Russische aanval op Oekraïne begint het nieuwe Europese ideologische landschap vorm te krijgen. De aanval van het Kremlin en het totale engagement van de politieke autoriteiten en media van het Oude Continent om de Oekraïense regering te steunen, hebben een gemeenschappelijk intellectueel kapitaal vrijgemaakt dat tot nu toe verborgen lag onder de holle pleidooien van de Eurocratische leiders voor multilateralisme en mensenrechten.

De omvang van de militaire en financiële middelen die alle Europese landen, en vooral Duitsland, in de strijd gooien, is ongekend sinds het einde van de Koude Oorlog. Ze ligt in lijn met de doelstelling die de voorzitter van de Europese Commissie, mevrouw Ursula von der Leyen, op 14 september in Straatsburg uiteenzette. Zij wil een “pact ter verdediging van de democratie” tot stand brengen tegen autoritaire mogendheden zoals Rusland of China. De aanval op Oekraïne, verklaarde mevrouw von der Leyen, “is een oorlog tegen onze energie, een oorlog tegen onze economie, een oorlog tegen onze waarden en een oorlog tegen onze toekomst. Het is autocratie versus democratie”.

Frédéric Lebaron is hoogleraar sociologie aan de École normale supérieure Paris-Saclay.

Zo worden de lijnen van de nieuwe Europese ideologie duidelijker: ze vormen een moreel neonationalisme en een bevestiging van soevereiniteit die paradoxaal genoeg samengaat met een alsmaar grotere afhankelijkheid van de Verenigde Staten. Het is de geopolitieke bevestiging van “een Europa ten dienste van vrede en solidariteit, dat de wereld een unieke ruimte van stabiliteit en veiligheid biedt”, zo schreef de Franse president in 2017. Hij baseert die claim op de overtuiging dat Europa een morele uitzondering is, grotendeels op dezelfde manier als de VS beweren dat te belichamen. “Europa, vergeet dát nooit”, zo legde Emmanuel Macron uit, “staat voor onze waarden die in de wereld worden uitgedragen en is tegelijkertijd datgene wat ons beschermt.”1

Het morele neonationalisme dat mevrouw von der Leyen bejubelt, lijkt afgekeken van het messiaanse nationalisme van de VS.

Datzelfde continentale nationalisme zien we in de economische sector. De gezondheidscrisis, die in de jaren na 2020 tal van tekorten en onderbrekingen in de toeleveringsketens meebracht, en de energiecrisis van 2022, hebben Macron nog meer gesterkt in zijn verklaringen over de noodzaak van een “nieuwe Europese soevereiniteit”.2 Zijn opstelling vormt nu de hoeksteen van de internationale positionering van de Unie, of het nu gaat om milieubeleid, de wapenindustrie, de normen voor de bescherming van de privacy tegen de digitale reuzen en, natuurlijk, de energieafhankelijkheid.”

Tuin van Eden

Het Europees continent is sinds de 16de eeuw betrokken bij kolonialisme en imperialisme, was in de 20ste eeuw het toneel van twee wereldoorlogen en de bakermat van het nazisme en het fascisme. Het heeft zichzelf moeten heropbouwen door een voortdurende inspanning om met een ​​egocentrisch narratief zijn imago te herstellen en met innovaties zich tot een politiek-institutioneel geheel te maken dat vrij specifiek is in de wereld.3 Net als de Verenigde Staten, maar op andere thema’s, wil Europa vooroplopen bij het oplossen van mondiale problemen zoals de klimaatcrisis of kwesties met betrekking tot welzijn en levenskwaliteit. Het wijst er graag op dat het objectief het beste presteert op het gebied van gelijkheid, minderheidsrechten en sociale cohesie.

Zoals de heer Josep Borrell, de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid en vicevoorzitter van de Europese Commissie, onbeschroomd zei:

“We hebben een tuin gebouwd die politieke vrijheid, economische welvaart en sociale cohesie samenbrengt. (…) De rest van de wereld, of het grootste deel van de rest van de wereld, is de jungle.”4

Intern is dat “sociaal model” al uiteen aan het vallen, maar buiten de EU blijkt het een geopolitiek instrument voor een Europese “beschavingsmissie” dat voluit wordt ingezet in allerlei internationale arena’s (G20, Verenigde Naties, Raad van Europa enz.). Afhankelijk van de omstandigheden baseert het zich op de mensenrechten, de welvaartsstaat, de strijd van feministen en LGBTQ’ers of op zijn voortrekkersrol inzake het klimaat. Maar hoewel deze onderliggende ideologie, die nu aan het licht is gekomen, een sterk mobiliserende kracht heeft, is ze doorspekt van dubbelzinnigheden en tegenstrijdigheden.

Wanneer men de groeiende afhankelijkheid van de Verenigde Staten op economisch, militair, diplomatiek, strategisch, energie- en zelfs ideologisch gebied analyseert, verliest de Europese soevereiniteit tegenover Rusland en China haar vanzelfsprekendheid. Meer nog, het morele neonationalisme, dat mevrouw von der Leyen zo bejubelt, lijkt te zijn afgekeken van het messiaanse nationalisme van de VS. Is de herbevestiging ervan een denkbeeldige compensatie voor de relatie van onderdanigheid in plaats van soevereiniteit die Brussel met Washington heeft? Voor de diplomatieke correspondent van de New York Times in Europa is die vraag al duidelijk beantwoord: “De Russische inval in Oekraïne had de militaire capaciteiten van Europa moeten versterken, maar in plaats daarvan is het oude continent nog afhankelijker geworden van de bevelen, de inlichtingendiensten en de macht van de VS.”5

Bovendien kan de Tuin van Eden van meneer Borrell de toets van de realiteit niet doorstaan: je hoeft niet lang aan het vernisje van de deugdzaamheid te krabben om in elk land of in de Europese Unie zelf de macht te ontdekken van een oligarchie die gedomineerd wordt door lobby’s van tal van industriële en financiële belangen, het felle verzet tegen de voortdurende patriarchale en heteronormatieve structuren, en de steeds giftigere politieke dynamiek (het hoge aantal blancostemmers, de opkomst van extreemrechts, de twijfels over de rechtsstaat, enz.). De oorlog in Oekraïne maakt de massale ideologische mobilisatie van deze progressieve component mogelijk, met de verdediging van de vrije wereld tegen autoritaire regimes, maar toont tegelijkertijd ook de belangrijke etno-religieuze component van dit nieuwe nationalisme.6 In de landen die historisch het meest vijandig staan tegenover Rusland — Polen, de Baltische Staten — en die strategisch dichter bij de Verenigde Staten staan, is deze dimensie van de Europese identiteit nuttig om hun opstelling in de crisis te begrijpen. Die landen waren in 2015 fel gekant tegen de opvang van Syrische vluchtelingen door Duitsland; hun houding sloeg helemaal om in 2022, toen het om de Oekraïners ging.

Polen en de Baltische staten roepen op tot militaire mobilisatie en sancties die des te strenger zijn omdat zij de Oekraïense identiteit zien als een bolwerk van beschaving.

De leiders van dit “nieuwe Europa” lijken vaak ver te staan van de progressieve retoriek van westerse democraten (vooral in Polen, met betrekking tot de rechtsstaat, genderverhoudingen en de status van minderheden). Maar voor Oekraïne roepen ze op tot militaire mobilisatie en sancties die des te harder zijn omdat zij de Oekraïense identiteit zien als een bolwerk van beschaving. Hun afwijzing van de Russische wereld komt niet alleen voort uit de angst voor een invasie, maar ook voor het voortbestaan van een cultuurhistorisch erfgoed: de oorlog wakkert de oude verdeeldheid van de Koude Oorlog opnieuw aan, in een nieuwe vorm, waarbij de regering van Vladimir Poetin wordt gezien als een verlengstuk van de verdwenen Sovjet-Unie, die zelf de erfgenaam was van het tsarenrijk. In de taal van mevrouw von der Leyen is Poetin het “meedogenloze en heroplevende gezicht van het kwaad”.

De drie dimensies van het nieuwe Europese nationalisme — economisch, politiek en etnisch-religieus — vormen in feite één systeem. Europa, de koloniale macht en bron van economisch imperialisme, presenteerde zich aan de wereld als een beschavingsmacht die menselijke vooruitgang en zielenheil bracht. Vandaag, in 2022-2023 werkt het vastberaden aan een enorme militaire inspanning. Europa wil zowel een economische macht op wereldschaal zijn als een morele, zelfs spirituele kracht tegenover de wanorde in de wereld — bij gebrek aan een autonoom buitenlands beleid en een militaire macht onafhankelijk van Washington.

Het zelfverklaarde progressieve discours van de Europese Unie gaat gepaard met een permanente ideologische afbakening, ten minste gedeeltelijk van etnisch-religieuze aard: tegenover de Russische wereld (post-Sovjet en post-tsaar, en daarom dubbel veroordeeld), tegenover de moslimwereld (bron van “terrorisme”) en tegenover de Chinese wereld (nu eens kapitalistisch, dan weer imperialistisch en communistisch), die alle drie onder de noemer “autoritair” worden verzameld. Zij worden in de loop van het discours geconstrueerd als de belichaming van een steeds zorgwekkender en vijandiger anders-zijn. Soms is de vastberadenheid tegenover het Iraanse nucleaire programma of de verwijzing naar de misdaden van het communisme in het verleden (Holodomor, Grote Sprong Voorwaarts …) of in het heden (onderdrukking van de Oeigoeren …) het cement van verschillende convergerende verhalen, uitgekristalliseerd in weerzinwekkende figuren (de “terroristen”, het duo Stalin-Mao, herhaald door het duo Poetin-Xi Jinping …).

Zoals elk historisch nationalisme creëert het Europese grootmachtsmodel een reeks onherleidbare vijanden en verplichte steun.7 Achter de schermen gaan echter evenveel compromissen schuil, die bepaald worden door de belangenlogica. Dat bleek onlangs nog uit het corruptieschandaal van de vicevoorzitter van het Europees Parlement door Qatarese belangen of de bochten van de regeringen ten opzichte van China, of zelfs Rusland.8 Hier moeten we een onderscheid maken tussen de landen die het duidelijkst op één lijn staan met Washington en een solide diplomatieke as vormen, de Baltische Staten, Polen en zelfs Nederland en Denemarken, en de landen die, onder leiding van Frankrijk en Duitsland, proberen een meer specifiek Europese logica en meer pragmatische oriëntaties naar voren te brengen: de interne verdeeldheid tussen “Atlantisten” en “pro-Europeanen” is sinds het begin van de oorlog verre van verkleind, maar juist groter geworden.

Verzet

Er zijn inderdaad sterke spanningen in het opkomende Europese nationalisme. Hongarije is daar een goed voorbeeld van. Bepaalde nationale tradities kunnen maar geen afstand nemen van de historisch-culturele Russische wereld. Bij de strijders en huurlingen die aan het Oekraïense conflict deelnemen, zijn er ook die worden gedreven door een extreemrechtse ideologie en die zonder enige tegenkanting vanwege de overheid de antisemitische collaborateur Stepan Bandera verheerlijken. Ze vormen maar een minderheid maar ze ondermijnen wel het dominante discours van de verdediging van mensenrechten, dat de steun aan een onwettig aangevallen democratische regering rechtvaardigt.

Hoewel Oekraïne zijn economie in sneltempo liberaliseert, wijkt het op vele vlakken wel af van de “gemeenschappelijke sokkel”, die zijn toelating tot de Unie zouden kunnen rechtvaardigen: strijd tegen corruptie, de rechten van minderheden (met de toenemende taalkundige discriminatie) en politiek pluralisme (met het verbod van partijen die zich op de erfenis van de USSR beroepen). De meest radicale aanhangers van Oekraïne uiten in de publieke sfeer een soort van weinig uitgewerkte russofobie, die ver staat van de beïnvloedingspolitiek die de hele tijd verwijst naar de mensenrechten en naar het discours dat de stedelijke heersende klassen van het Westen hebben gecultiveerd.

Zoals elk historisch nationalisme creëert het Europese grootmachtmodel een reeks onverzoenlijke vijanden en verplichte steun.

Maar de huidige opkomst van het Euronationalisme stuit op verzet, zoals altijd wanneer een nieuwe nationale ideologie opkomt. Vooral de enorme toename van militaire uitgaven, de economische sancties tegen Rusland en de parallelle toename van het neoliberale aanvallen tegen de welvaartsstaten krijgt tegenkanting. Het grootste verzet vind je bij de werkende klasse, in voormalige industriële regio’s met hoge werkloosheidscijfers en diepgaande onzekerheid en in landelijke regio’s die zijn achtergebleven bij de structurele en culturele veranderingen van de stedelijke midden- en hogere klassen. Dat protest komt vooral tot uiting in de opkomst van extreemrechtse of radicaalrechtse nationalismen, die zich met engere etnocentrische historische vormen verzetten tegen het hoogopgeleid stedelijk kosmopolitisme.

De huidige dialectiek zal dus waarschijnlijk de etnisch-religieuze component, die al aanwezig is in regeringen (Italië, Polen, Hongarije, enz.) of in parlementaire meerderheden (Zweden) en die bij verschillende verkiezingen belangrijker wordt, geleidelijk versterken. De spanningen tussen een progressieve pool en een etnisch-religieuze pool zouden dan structureler en systematischer worden, zoals in de Verenigde Staten of in Polen. Het is gemakkelijk om de mogelijke slachtoffers van deze escalatie te zien: etnische, nationale of religieuze minderheden, met name moslims, Russischsprekenden (vooral in de Baltische landen of bepaalde Oost-Europese landen) of zelfs Aziaten, en natuurlijk degenen die vanuit het Zuiden naar Fort Europa willen komen.

Het sociale en democratische verzet tegen de combinatie van euronationalisme en neoliberalisme blijft broos, vooral in Oost-Europa, waar het vaak geen duidelijke politieke uitdrukking heeft, maar geworteld is in het dagelijkse leven van de mensen. Het protest wordt gevoed door sociale conflicten, die zich in een context van inflatie vermenigvuldigen, maar die nog niet tot een samenhangende ideologie worden verwoord. Welke lijn moet worden gevolgd in de keuzen tussen de verdediging van nationale soevereiniteit en het zoeken naar solidariteit, tussen lokale alternatieven voor globalisering en transnationale elites en de urgentie van een mondiaal antwoord op een wereldcrisis die ecologisch, economisch en politiek is?

Oorspronkelijk gepubliceerd in Le Monde diplomatique, maart 2023. Volgens de overeenkomst die LMD en Lava in 2022 aangingen, herneemt Lava een keer per maand een artikel in het Nederlands.

Footnotes

  1. 16 januari 2017 en 17 april 2018. Geciteerd in Damon Mayaffre, Macron ou le mystère du verbe. Ses discours décryptés par la machine, L’Aube, Parijs, 2021. Zie ook Anne-Cécile Robert, “L’Europe face aux dilemmes de la souveraineté”, Le Monde diplomatique, april 2022.
  2. Mr. Emmanuel Macron, 17 april 2018, geciteerd door Damon Mayaffre, ibid.
  3. Zie Antonin Cohen, Le Régime politique de l’Union européenne, La Découverte, Parijs, 2014.
  4. Brugge, 13 oktober 2022.
  5. Steven Erlanger, “When it comes to building its own defense, Europe has blinked”, The New York Times, 4 februari 2023.
  6. Lees Christopher Mott, “Les noces de la guerre et de la vertu”, Le Monde diplomatique, januari 2023.
  7. Zie Eric Hobsbawm, Natie en nationalisme sedert 1780: streven, mythe en werkelijkheid,  Amsterdam, 1994.
  8. Marc Endeweld, L’Emprise. La France sous influence, Seuil, Parijs, 2022.