Artikel

Droomjobs?

Jean-Louis Siroux

—20 april 2017

PDF-versie

“Maak uw dromen waar.” Met een publicitaire campagne poogt een openbare dienst om de werkzoekenden te verleiden tot het volgen van een opleiding van “huishoudhulp” die hun kinderdroom verwezenlijkt…

Wanneer het eropaan komt arbeidsvreugde te beloven, zijn openbare diensten voor arbeidsbemiddeling maar zelden zuinig met superlatieven. Begin 2017 lanceert Forem, de Waalse tegenhanger van de VDAB, een affichecampagne om tien knelpuntberoepen te promoten. Wat het begrip ‘knelpuntberoepen’ betekent, is welbekend: het gaat om beroepen die niet meteen populair zijn omdat er stereotypen aan vasthangen, omdat het grote publiek er een verkeerd beeld van heeft, of gewoon omdat ze te weinig zichtbaar zijn voor werkzoekenden. IJverig en onvermoeibaar, maar helaas ook tevergeefs, zouden werkgevers en bemiddelaars op de arbeidsmarkt op zoek zijn naar onvindbaar talent. Volgens een studie uit 2016 van het transnationale uitzendbureau Manpower zou dat fenomeen zich wereldwijd voordoen. “Op wereldschaal”, zo lezen we, “ondervindt veertig procent van de werkgevers moeilijkheden om de geschikte profielen te vinden, de hoogste score sinds 2007.”1

Hoe betwistbaar deze bevinding van Manpower ook is,2 toch zet Forem zijn communicatieafdeling aan het werk om toekomstige ‘metselaars’, ‘industriële schilders’, ‘monteurs sanitair en centrale verwarming’ en ‘huishoudhulpen’ uit te nodigen voor een opleiding. In grote letters staat op elke affiche de slagzin: “Durf je dromen waar te maken…” Het is met andere woorden niet de bedoeling bange werklozen ervan te overtuigen welke job dan ook te accepteren om toch maar op het eind van de maand de eindjes aan elkaar te kunnen knopen. Nee, Forem wil oprechte roepingen aanwakkeren en kinderwensen waarmaken die vreemd genoeg onvervuld zijn gebleven, terwijl de arbeidsmarkt toch volop kansen lijkt te bieden.

“Tiny wordt huishoudhulp”

Één affiche volstond om op de sociale media en commentaarpagina’s alle banbliksems af te roepen over de campagne. We moeten volmondig beamen: Forem heeft zich met die ene affiche diep in het eigen vlees gesneden. Op de affiche met de kop “Word huishoudhulp” staat een meisje van een jaar of tien afgebeeld met een geruit jurkje aan en met krulspelden in het haar. In de ene hand heeft ze een reinigingsproduct, in de andere een poetsdoek die ze vasthoudt met een rubberen schoonmaakhandschoen. Geen betere manier om versleten genderclichés nieuw leven in te blazen! Reacties bleven dan ook niet uit: van een persiflage van een Tiny-album – “Tiny bedankt Forem” – als speelse hint naar infantiel seksisme, tot ernstige afwijzingen van de hardnekkigheid waarmee een karikaturaal vrouwbeeld blijft opduiken in een tijd waarin gendergelijkheid nochtans zowat overal hoog op de agenda staat.

Het is allerminst voor het eerst dat overheidsinstanties gebruikmaken van stereotiepe vrouwbeelden – zelfs in campagnes die soms uitdrukkelijk het tegendeel beogen. Denk maar aan het promofilmpje van de Europese Commissie een paar jaar geleden: Science it’s a girl thing.3 Om meisjes en vrouwen aan te spreken voor wetenschappelijke disciplines, verspreidde de Commissie met een niet te geloven gedachteloosheid een filmpje waarin frivole jongedames die recht uit een reclame voor een shampoo of voor een hydraterende crème lijken te zijn weggeplukt, heupwiegend en op hoge hakken paraderen tegen een flashy achtergrond. Het schouwspel trekt de aandacht van een man gekleed in de witte jas van de wetenschapper. Hij kijkt op van zijn microscoop en onderbreekt even zijn ernstige bezigheden.

Het is niet moeilijk nog meer van die sullige voorbeelden te vinden. Ze zijn des te ontstellender naarmate ze ook nog eens volstrekt onbedoeld zo clichébevestigend zijn. Vandaar de verslagenheid en de snelle verontschuldigingen van de Foremdirectie, toen ze zich bewust werd van het seksisme en de bezwarende boodschap van de omstreden affiche. En zou de Europese Commissie, die toch gedurig staat te zwaaien met de gendergelijkheid, met opzet een grof seksistische boodschap willen uitdragen? De lompheid van de affiches en de blindheid van de makers ervan getuigen hoe diep stereotypen nog altijd geworteld zijn in onze sociale denkbeelden. Men zou er dan ook verkeerd aan doen zich alleen te concentreren op deze publieke uitingen waarvan het schreeuwlelijke karakter weleens van aard zou kunnen zijn het alledaagse seksisme comfortabel onzichtbaar te laten: het seksisme in het dagelijkse samenleven als koppel of in allerlei routines bijvoorbeeld.

Evenwel, het is niet idioot wat hier voorafgaat door een meer optimistische bril te lezen. Want al blijft nog heel wat seksisme overeind, toch heeft het veel minder legitimiteit dan in het verleden. Er waren niet eens 24 uren tijd nodig vooraleer de stortvloed van kritiek en sarcasme zich over de affiche stortte. De Foremdirectie krabbelde meteen achteruit en de media veroordeelden eensgezind het reactionaire karakter van het beeld. We mogen er geredelijk van uitgaan: had een journalist of politicus het in zijn hoofd gehaald de impliciete boodschap van de affiche te verdedigen met het argument dat het huishouden vrouwenwerk is en dat vrouwen aan de haard thuishoren, dan zou hij daarmee een golf van verontwaardiging hebben opgewekt. Het zou een duidelijke sollicitatie naar een taart in het eigen gezicht zijn geweest. Daarop zouden dan wellicht een paar vrouwonvriendelijke uitlatingen gevolgd zijn en een bloemlezing van machograppen. Maar die praatjes zouden niet op veel marge in de publieke ruimte moeten gerekend hebben. Want al is gendergelijkheid nog lang geen verworvenheid, het seksisme moet, net als het racisme, meestal eerst een masker opzetten vooraleer het zich officieel kan uitdrukken.

De opkomst van de managementtaal

Maar is seksisme het enige frame waarin we de Foremcampagne kunnen lezen? De kop “Durf je dromen waar te maken” impliceert nog een ander frame, dat minstens even krachtig is. We kennen de paradox van het hedendaagse kapitalisme. Veel werknemers, inclusief kaderleden en werknemers uit de middenklasse, krijgen af te rekenen met slechtere arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden: minder werkzekerheid, meer stress, aldoor hogere productiviteitseisen… En toch hoor je tegenwoordig veel minder kritiek op de arbeidsverhoudingen dan vroeger. Daar zijn vele redenen voor. Één van die redenen schuilt wellicht in de handige bedriegerij waarmee men vanaf de jaren tachtig erin is geslaagd het managementdiscours tot gangbaar taalgebruik te verheffen.4 Je moest er maar op komen: als je het werk niet aantrekkelijker kunt maken, waarom gebruik je er dan niet gewoon mooiere woorden voor? Zeg niet langer ‘werknemer’, maar ‘medewerker’. ‘Bazen’ worden ‘managers’ en ‘managers’ en ‘medewerkers’ spreken elkaar aan met ‘jij’ en ‘jou’. De eersten geven hun vestimentaire machtsattributen op – hippe bazen werken, zoals Mark Zuckerberg, in T-shirt in plaats van in pak met stropdas – en ze gaan samen naar sessies voor teambuilding om voor meer cohesie te zorgen binnen de onderneming. Terwijl de kortere wekelijkse arbeidsduur opnieuw in vraag wordt gesteld, terwijl de werknemers in bepaalde ondernemingen bereid zijn voor een besnoeid loon te werken om hun job te houden en anderen het werkritme verhogen om te concurreren met Roemeense en Chinese arbeidskrachten, en terwijl iedereen wordt verplicht de automatische loonindexering over te slaan, tonen reclamecampagnes ons gelukkige werknemers die hun arbeid in dienst van de onderneming beschouwen als het sluitstuk van hun eigen verlangen.5

Geen wonder dus dat in de wonderwereld van het moderne management elke werkzoekende ervan ‘droomt’ huishoudhulp te worden, al staan daar een onhoudbaar werkritme en een hongerloon tegenover. Voor wie nog enige illusie zou koesteren over de arbeidsvoorwaarden van een job als huishoudhulp, kunnen de nogal vertwijfelde pogingen van de Forem-directie om het imago van haar opleidingen op te poetsen, behoorlijk ontnuchterend zijn. Jean-Charles Leloup, de verantwoordelijke bij het opleidingscentrum, vertelt: “Bij Forem leggen we de klemtoon op de moeilijkheidsgraad van dit beroep, waarvoor een opleiding verre van overbodig is. Ja, iedereen poetst en strijkt weleens, maar niet beroepshalve! Het werkritme, de rentabiliteit en de kwaliteit van het werk vereisen bijzondere technieken en vaardigheden.”6 Wat hier geldt, geldt ook voor de overgrote meerderheid van de uitvoerende jobs helemaal onderaan de ladder van de verticale arbeidsdeling. Veel vrouwen – kasssiersters in de supermarkt, kapsters in grote salons enzovoort – zijn oververtegenwoordigd in dit segment van de arbeidsmarkt. Zij ervaren het elke dag: slecht betaald deeltijds werk, gesplitste werkuren, vermoeiend en repetitief bandwerk… Seksistische chefs of collega’s maken het er uiteraard ook niet beter op. Maar dat seksisme is niet eens nodig om de structurele brutaliteit die in deze jobs besloten ligt, te laten voortbestaan, dag in dag uit.

Een verschil tussen handenarbeid en intellectuele arbeid?

De woordvoerders van Forem zijn blind voor het onderliggende geweld van deze arbeidsvoorwaarden of willen het niet zien. Ze beelden zich wellicht in dat onnozele campagnes volstaan om werkzoekenden aan te trekken. Hun discours vertrekt van dezelfde premisse als die van politieke initiatieven die ervan uitgaan dat scholieren het beroepsonderwijs links laten liggen omwille van het slechte imago ervan. En dan volgen allerlei acties om dat zogenaamd foute beeld om te vormen en er een chain of excellence van te maken: events als Euroskills of Worldskills om technische beroepen te promoten, de werking van Cités des Métiers in allerlei gemeenten, de verspreiding van infomateriaal over technische beroepen… De Foremcampagne past netjes binnen dat kader.

Dat technische en beroepsopleidingen in een negatief daglicht staan, kan niemand ontkennen. Dat is overigens vooral te wijten aan de devaluatie van sociale praktijken die gelieerd zijn aan de lagere klassen. Zo is er veel minachting voor wat heet ‘handenarbeid’ bij wie zichzelf ‘intellectuelen’ noemen. Die mensen kunnen zich nauwelijks voorstellen dat je jezelf kunt ontplooien in beroepen waar je eerder ‘met je handen’ werkt dan ‘met je hoofd’. Tegen deze vorm van “geletterd etnocentrisme”7 is het zinvol te beseffen dat iedereen een expert kan zijn in zijn vakgebied, dat er niet minder talent nodig is voor houtbewerking of grondwerken dan om een vergelijking met meerdere onbekenden op te lossen, en dat je er evenveel mogelijkheden voor zelfontplooiing in kunt vinden.

Toch is de ontwaarding van de ‘handenarbeid’ bij technische beroepen niet alleen het ongelukkige gevolg van een verkeerde kijk en van vooroordelen. Ze weerspiegelt immers ook en vooral de objectieve organisatie van de arbeidsverhoudingen. Wat deze beroepen kenmerkt, is niet dat je ‘met je handen’ zaken produceert, maar wel hun ondergeschikte positie in de arbeidsorganisatie, met fysiek veeleisende taken en kortere opleidingen die uitzicht bieden op maar een beperkt assortiment mogelijkheden. Vanuit dat gezichtspunt gelijkt een werknemer die ‘met zijn handen’ werkt aan een autoassemblagelijn meer op een werknemer in een callcenter die nochtans ‘met zijn hoofd’ werkt, dan op een meubelmaker die in zijn atelier meubels maakt of op een fysiotherapeut die patiënten behandelt in zijn privépraktijk. Sommige prestigieuze beroepen behelzen een aanzienlijk deel handenarbeid – een antiekhandelaar of een chirurg hanteren voorwerpen bij hun werk – en zijn gericht op heel concrete resultaten, maar omwille van hun hoge maatschappelijke waarde worden ze niet als ‘handenarbeid’ beschouwd. En omgekeerd zijn er beroepen zonder veel ‘arbeid met de handen’ waarvan de opleiding toch onder het beroeps- of technisch onderwijs valt en die ook vaak als ‘handenarbeid’ worden beschouwd: verkoop, kantoorwerk enzovoort.

Veel ‘handenarbeid’ staat dus onderaan de jobhiërarchie en is weinig aantrekkelijk. Ook al is geen enkele functie op zichzelf minderwaardig, het is helemaal niet benijdenswaardig dat je wordt beperkt tot uitvoerende taken. En zeker wanneer die taken werktuiglijk en repetitief zijn, aan een hoog en constant tempo. Voeg daarbij de lage verloning van die jobs, zogezegd omdat het om louter uitvoerende taken gaat die minder vaardigheden en minder verantwoordelijkheid vereisen, en je begrijpt dat maar weinig werkzoekenden ‘dromen’ van die weinig aantrekkelijke jobs.

Twee visies op gelijkheid

Toch heeft het “Durf je dromen waar te maken” van Forem nauwelijks een andere reactie losgewerkt dan het terechte verwijt over het seksisme van die ene affiche: beeldt Forem zich heus in dat kleine meisjes er ’s avonds bij het slapengaan van dromen om huishoudhulp te worden? De discriminerende houding tegenover een specifieke groep, in dit geval de vrouwen, kreeg de meeste kritiek te verduren, niet de inhoud van de opleiding, of de gesteldheid van de baan en van het werk waar de opleiding toegang toe biedt.

Wat zou er gebeurd zijn als de makers van de affiche een beetje subtieler waren geweest en geen meisje hadden afgebeeld, uitgedost als het perfecte poetsvrouwtje, maar een jongetje dat zich niet laat afschrikken door genderclichés? Zou de dan politiek correcte affiche nog altijd recht hebben op een minuutje antireclame in het tv-journaal? Dat valt te betwijfelen, gezien de onverschilligheid die de andere affiches van de campagne teweegbrachten, al waren ze allemaal verenigd rondom dezelfde slagzin. Kortom: de Foremcampagne werd alleen per ongeluk, door een onhandigheid, in diskrediet gebracht. Nochtans had een kritiek ook het hart zelf van de communicatie van Forem in twijfel kunnen trekken. Al was de kritiek op de ene affiche legitiem, omdat ze onvolledig was en alleen het seksisme aan de kaak stelde, sloeg ze geen acht op de algemene toon van de Foremcampagne. De communicatiedienst van Forem zei het trouwens zelf: “Dit is een poster uit een campagne met een tiental visuals. De rest is heel leuk, maar deze, toegegeven, is fout. Een opeenstapeling van clichés… We bieden onze oprechte excuses aan.”8

De twee kritieken die men zo kan onderscheiden, verwijzen naar twee visies op gelijkheid. De eerste visie richt zich op gelijke kansen. Opkomen voor gelijke kansen is alomtegenwoordig in het maatschappelijke debat. Er is een consensus over ontstaan, die verdedigd wordt door politieke krachten zowel van linkse als rechtse signatuur. In België is, net als in de meeste Europese landen, gelijkheid van kansen een politieke prioriteit geworden: de term valt regelmatig in de beleidsverklaringen van regeringen op de verschillende niveaus.9 Al snel sloot Isabelle Simonis, de minister van Gelijke Kansen voor de Franse Gemeenschap, zich aan bij de kritiek op de Forem-affiche: “Dit voorbeeld bewijst dat je de mensen voortdurend moet bewustmaken, ook beleidsmakers, om stereotypen te bestrijden en te werken aan een meer egalitaire samenleving.”10

Vanuit dat perspectief van gelijke kansen is een ‘egalitaire’ samenleving een samenleving die probeert de obstakels weg te werken die van invloed zijn op ieders kansen om toegang te krijgen tot de beste maatschappelijke posities, de meest prestigieuze jobs en de hoogste lonen. Een beleid van non-discriminatie – of proactiever: een beleid van positieve discriminatie – met name ten gunste van de vrouwen, volgt dezelfde logica. Individuen moeten niet geëvalueerd worden op basis van hun geslacht, hun religieuze overtuiging of hun seksuele voorkeur, maar alleen op basis van hun verdiensten. Wanneer iedereen gelijke kansen krijgt om succes te boeken, wanneer de kloof in rijkdom of prestige niet wordt bepaald door privileges en afkomst, zo is de redenering, dan wordt ongelijkheid legitiem en geoorloofd. Ongelijkheid wordt dan beschouwd als ‘rechtvaardig’ omdat iedereen in die omstandigheden geacht wordt te krijgen wat hij verdient.

Zonder de beloftes van een beleid van non-discriminatie te laten vallen, zou je evenwel kunnen opteren voor de tweede betekenis van het begrip ‘gelijkheid’. En dan is de invulling van wat een egalitaire samenleving zou moeten zijn veel ambitieuzer. Een efficiënt gelijkekansenbeleid kan de top ( of de bodem ) van de maatschappelijke piramide doen ‘diversifiëren’. De leidinggevenden in de BEL 20 zouden dan niet allemaal mannen zijn, en het zou een nobel doel zijn dat ook na te streven voor de top van de politiek, aan de universiteit of in de media. Maar een kleine minderheid van de vrouwen toegang verlenen tot machtsposities, verbetert op zich nog niets aan de situatie van de overgrote meerderheid van de vrouwen die, net als de ‘huishoudhulp’, in moeilijke omstandigheden een precaire job uitoefenen. Deze werkne( e )m( st )ers moeten in feite geen hels werkritme ondergaan omwille van hun geslacht, maar wel door de deregulering van de arbeidsmarkt. En dat zij zo moeizaam de kost moeten verdienen, komt niet doordat ze op de ene of andere manier gediscrimineerd worden, maar door de inkomens- en vermogensongelijkheid, die astronomische hoogtes bereikt. Meer nog dan een respectvolle affiche hebben zij een betere sociale bescherming nodig, en een meer gelijke verdeling van de rijkdom.

Deze twee visies op gelijkheid vormen politieke principes die het handelen richting geven, na te streven idealen. Het reactionaire discours spiegelt vaak de dreiging voor van een totalitair ‘egalitarisme’, dat de individuele vrijheden tenietdoet door zijn nogal dwaas verlangen om zelfs de kleinste sociale ongelijkheid uit de weg te ruimen. Zo’n discours bestrijdt in feite de pogingen om de reële ongelijkheden te verkleinen. Natuurlijk zal er nooit een perfect egalitaire samenleving bestaan, in geen van de twee betekenissen van het woord. Maar de samenleving beschouwen in termen van gelijke kansen, dan wel in termen van echte gelijkheid, roept totaal verschillende maatschappelijke denkbeelden op. In het eerste geval kunnen we probleemloos wennen aan heel grote ongelijkheden. Op zich zou een samenleving waarin een paar miljardairs de collectieve rijkdom onderling verdelen en de rest van de bevolking tot armoede veroordelen, geen enkel probleem vormen op vlak van gelijke kansen mits die miljardairs maar dankzij eerlijke concurrentie gekomen zijn waar ze zijn. Vanuit de tweede visie op gelijkheid zal men er evenwel naar streven de reële ongelijkheid te verkleinen, zodat – in een politieke gemeenschap van gelijken – iedereen kan leven in omstandigheden die toelaten ten volle deel te nemen aan het sociale leven.

“Wat heeft president Barack Obama voor de Afro-Amerikanen gedaan?” vroeg Walter Benn Michaels onlangs.11 Eigenlijk niet zo veel. Want de concrete levensomstandigheden van de meeste Afro-Amerikanen gaan er niet enorm op vooruit door alleen maar hun imago symbolisch op te poetsen en een paar success stories in de kijker te zetten. Met een herverdelingsbeleid ten gunste van de lagere klassen, waarin de Afro-Amerikanen oververtegenwoordigd zijn, zou je al heel wat meer kunnen bereiken. Deze redenering geldt ook voor de ‘huishoudhulpen’ en voor de andere uitvoerende jobs in de Foremcampagne. Op de dag dat beter doordachte affiches het beroep aantrekkelijker maken zowel voor mannen als vrouwen, zullen we ongetwijfeld een stapje vooruit zetten op het vlak van gelijke kansen en in de strijd tegen het seksisme. Maar als er intussen niets anders verandert, blijven de mannen en vrouwen die deze jobs uitoefenen, in dezelfde precaire omstandigheden leven. Wat de communicatieafdeling van Forem daar ook over mag beloven.

Footnotes

  1. Studie Manpower, Tekort aan talent in België (24%) bereikt status quo. Bedrijven zetten in op vorming eigen medewerkers, 18 oktober 2016. Zie: http://knowledgecenter.manpowergroup.be/nl/event/manpowergroup-enqute-naar-tekort-aan-talent-2016-2017.
  2. Zie voor een discussie over het begrip ‘knelpuntberoep’ bijvoorbeeld: Marc Zune, “De quoi les pénuries de main-d’œuvre sont-elles le nom ?”, Revue Française de Socio-Économie, 2014, nr. 14, p. 5-14.
  3. Zie: http://www.youtube.com/watch?v=zj–FFzngUk.
  4. Cfr. hierover ook de klassieker van Luc Boltanski en Ève Chiapello, Le nouvel esprit du capitalisme, 1999, Gallimard, Parijs.
  5. Cfr. Frédéric Lordon, Capitalisme, désir et servitude. Marx et Spinoza, 2010, La fabrique, Parijs.
  6. La Meuse, 4 januari 2017. Zie: http://luxembourg.lameuse.be/28485/article/2017-01-04/oui-un-homme-peut-aussi-devenir-un-bon-auxiliaire-de-menage.
  7. Bernard Lahire, L’invention de l’« illettrisme ». Rhétorique publique, éthique et stigmates, 1999, La découverte, Textes à l’appui, Parijs.
  8. La Libre, « Osez réaliser vos rêves… »: la pub sexiste du Forem qui fait polémique, 4 januari 2017. Zie: http://www.lalibre.be/actu/belgique/osez-realiser-vos-reves-la-pub-sexiste-du-forem-qui-fait-polemique-586cd435cd708a17d557ffe6.
  9. Bijvoorbeeld: volgens haar algemene beleidsverklaring van oktober 2016 wil de Brusselse Hoofdstedelijke Regering “er vooral voor zorgen dat de Brusselaars goed vertegenwoordigd zijn in het openbaar ambt ( vrouwen, jongeren en diversiteit ) via een voluntaristisch gelijkekansenbeleid.”
  10. La Libre, 4 januari 2017.
  11. Walter Benn Michaels, The Trouble with Diversity: How We Learned to Love Identity and Ignore Inequality, 2006, New York, Metropolitan. De belangrijkste stellingen uit het boek komen ook terug in dit interview: http://www.youtube.com/watch?v=qcszTH99Ays (in het Engels met Franse ondertiteling).