Terwijl de klimaatcrisis elke dag zichtbaarder wordt, met vandaag nog een energiecrisis er bovenop, wijzen zowel werkgevers als regeringen naar de individuele burger voor een oplossing.
Esso, het merk van de Amerikaanse oliegigant ExxonMobil, die in het tweede kwartaal van dit jaar 17 miljard winst maakte, raadt ons aan minder en langzamer te rijden. Alexander De Croo vraagt ons de thermostaat lager te zetten. BNP Paribas Fortis, ‘de bank voor een wereld in verandering’, geeft ons op de radio tips om minder afval te produceren. Al die aanmaningen aan het adres van de individuele burgers om een oplossing te vinden voor een collectief probleem, zijn het resultaat van een specifieke benadering die een geschiedenis heeft. We moeten die geschiedenis dan ook kennen en er de strijd mee aanbinden want ze leidt ons af, ontmoedigt ons en veroorzaakt een afkeer voor de strijd voor een beter milieu en voor de aanpak van de komende klimaatcrisis.
De pleitbezorgers van de koolstofvoetafdruk
De media slaan er ons voortdurend mee om de oren: als we het ergste willen voorkomen, moeten we de opwarming van de aarde beperken tot 1,5°C. Die doelstelling is vastgelegd door het IPCC (een groep internationale wetenschappers die de opwarming van de aarde bestudeert), dat ook de emissietrajecten uitwerkt om ze te bereiken.1 Met hun rapporten maken de wetenschappers ons duidelijk welke enorme verandering de mensheid zal moeten realiseren om dat cijfer te halen. We moeten wereldwijd de elektriciteitsproductie, het vervoer en de industrie koolstofvrij maken tegen 2050.2 Zo’n verandering kan niet met een vingerknip. En toch is dat de indruk die we van het debat krijgen: “het klimaat redden” staat gelijk met “onze individuele gewoonten veranderen”.
Oliegigant BP lanceerde in 2004 een “koolstofvoetafdruk”-campagne om mensen aan te moedigen hun milieu-impact te berekenen.
Maar dat idee, dat de aandacht richt op de gewoonten van elk van ons, heeft een geschiedenis en initiators. Achter dat idee steekt het concept van de “koolstofvoetafdruk”: de consumptie van elk individu stoot een bepaalde hoeveelheid koolstof uit en elk individu laat dus een vervuilende “voetafdruk” na op onze planeet. Om dat idee onder het volk te verspreiden werd in 2004 een heuse campagne op touw gezet.3 Een campagne zo succesvol dat analisten uit de industrie ze omschreven als “wellicht de vruchtbaarste misleidingscampagne in de geschiedenis […]”. Sindsdien is iedereen vertrouwd met de term koolstofvoetafdruk en kwam de individuele benadering echt op de voorgrond te staan. Wie heeft deze campagne gefinancierd? BP, voorheen British Petroleum, een oliegigant met een niet onaardig palmares van gigantische milieurampen. Iedereen herinnert zich nog de olieramp met het boorplatform Deepwater Horizon in de Golf van Mexico, waarbij tussen 318 miljoen en 636 miljoen liter olie in de oceaan terechtkwam.4
Afgezien van de macabere ironie van een oliegigant die mensen helpt hun eigen impact op het klimaat te berekenen, moeten we vooral begrijpen welk belang de onderneming daarbij heeft. De kolossale emissies van de oliemonopolies hadden hen vroeger al tot een geliefd doelwit van de milieubeweging gemaakt. Decennialang gingen ze in het verweer tegen die politieke actie door geld te pompen in alles wat het bestaan van de opwarming van de aarde in twijfel trok.5 Hoewel de olie-industrie nog altijd twijfel zaait over de opwarming van de aarde (ideeën die overigens in heel de ontwikkelde wereld terrein winnen), hebben ze in het begin van deze eeuw een andere strategie in de strijd gegooid. Op dat ogenblik werd de opwarming van de aarde een reëel probleem voor de westerse elites. Vooral nadat Al Gore, de Democratische kandidaat voor het presidentschap van de VS in 2000, het tot kernpunt van zijn campagne had gemaakt en de milieubeweging in het grootste deel van de ontwikkelde wereld tot een echte politieke kracht was uitgegroeid.
Net als de tabaksindustrie voorheen zou de olie-industrie de opwarming van de aarde niet langer zomaar kunnen negeren of ontkennen. Hun nieuwe recept is doodsimpel: “OK, de opwarming van de aarde is een feit, maar dat ligt toch niet aan ons, het is de schuld van de mensen”. BP is uiteraard niet de enige die alles in het werk stelt om die ideeën te promoten, en ook niet de eerste. Een ander voorbeeld is de campagne ‘People Start Pollution. People Can Stop It’6 uit 1970, van een ngo die werd gefinancierd door Coca-Cola. Die strategie wordt nu voortgezet met “Don’t buy CocaCola if you don’t help us recycle”, gelanceerd in 2019. Tegelijk lobbyt diezelfde onderneming wereldwijd en vooral in Europa en het Verenigd Koninkrijk tegen de invoering van statiegeld, dat haar zou dwingen zelf in te staan voor het hergebruik en de recyclage van het afval.7
Individualisme, culturele hegemonie van het liberalisme
Dat het idee van de individuele voetafdruk zo goed ingeburgerd en alomtegenwoordig is, heeft niet alleen te maken met de kolossale hoeveelheid middelen die de privémonopolies die verantwoordelijk zijn voor de opwarming van de aarde, er hebben tegenaan gegooid. Dat het idee zo goed heeft gewerkt, komt doordat de kernboodschap van “individuele actie” in overeenstemming is met de dominante waarden in onze samenleving. Vooral dan het heersende individualisme, dat door heel de economische structuur slim wordt in stand gehouden met slogans als “individuele responsabilisering” en individuele succesverhalen.
Maar waar komt dat individualisme vandaan? Het duikt voor het eerst op in de 17e eeuw en wordt — alleen in het Westen overigens — echt populair8 met de ontwikkeling van het kapitalisme als dominant economisch systeem en de instelling van de markt. De werkende mens heeft geen andere keuze dan zichzelf als individu te zien. Elke persoon is daadwerkelijk geïsoleerd in de materiele werkelijkheid — zowel op de arbeidsmarkt als bij de aankoop van goederen — en wij handelen ook individueel. Hieruit volgt de gedachte dat dit de enige waardevolle maatstaf is. Om het idee van individualisme echt te ontwikkelen en algemeen ingang te doen vinden, was de totstandkoming van de markt nodig.
Als afspiegeling van de kracht van die diepgewortelde dominante ideologie gebruikt ook de overheid het individuele niveau als de enige relevante referentie voor haar beleid, en dus ook voor elke klimaatkwestie. Niet de manier waarop we produceren moet veranderen, maar het consumptiegedrag van de bevolking. Dat gebeurt dan door wie vervuilt te bestraffen en minder grote vervuilers te belonen; er worden milieubelastingen ingevoerd, de prijzen van vuilniszakken gaan omhoog, oude voertuigen mogen de stad niet meer in, betalend parkeren, een premie voor de aankoop van een elektrische auto enzovoort.