Artikel

De staatsgreep tegen de derde wereld: Chili, 1973

Tricontinental Institute

—8 september 2023

Zelden werd een land brutaler verscheurd dan wat Chili in 1973 doormaakte. Naar aanleiding van 50ste verjaardag van de staatsgreep gaan drie instituten voor sociaal onderzoek dieper in op wat er toen is gebeurd. Pinochets staatsgreep was niet alleen een mokerslag voor Chili, maar voor de hele Derde Wereld.

Op 11 september 1973 verlieten reactionaire delen van het Chileense leger onder leiding van generaal Augusto Pinochet, de kazernes en wierpen ze de democratisch gekozen regering van president Salvador Allende en de coalitie van de Unidad Popular [Volkseenheid, nvdr.] omver. In het vuurgevecht rond de aanval op het presidentiële paleis, La Moneda, kwam Allende om het leven. Het leger en andere veiligheidstroepen begonnen een aanval op de georganiseerde sectoren van de samenleving. Er werden massa-arrestaties uitgevoerd en er kwam een onderdrukkingsregime dat permanente martelingen en moordoperaties omvatte. Grote delen van Chileens links werden – als ze niet vermoord werden – opgevangen in andere landen, waar ze zich hergroepeerden en een strijd tegen de dictatuur begonnen. De arbeidersbewegingen, nu beroofd van hun leiders, vielen ten prooi aan de neoliberale regering, die na de coup aan de macht kwam. Veel van de leden van deze nieuwe regering, onder leiding van Pinochet (die naar zichzelf verwees als het “opperhoofd van de natie”), waren opgeleid in de Verenigde Staten. Verschillende van hen hadden nog samengewerkt met Milton Friedman aan de Universiteit van Chicago en werden later bekend als de Chicago Boys. De socialistische programma’s en het beleid van de regering van de Volkseenheid werden ontmanteld. Chili kwam in een schemerfase terecht, een laboratorium voor neoliberalisme.

Waarom verlieten de soldaten de kazerne op de ochtend van 11 september? De argumenten van generaal Pinochet en zijn omgeving over recht en orde zijn niet op feiten gebaseerd. De waarheid is dat de staatsgreep – bedacht, voorbereid en uitgevoerd door de VS, zoals blijkt uit talrijke geheime documenten – niet alleen op die dag in 1973 plaatsvond. De VS-regering, die optrad namens in de VS gevestigde transnationale bedrijven en de afhankelijke Chileense bourgeoisie, had nooit gewild dat Allende het presidentschap zou winnen – wat hij op 4 september 1970 ook deed – en daarom probeerden ze de regering van de Volkseenheid te destabiliseren vanaf de dag dat deze in november 1970 aantrad.

De beslissing van Allende om de kopermijnen te nationaliseren maakte deel uit van een breder debat in de derde wereld om een Nieuwe Internationale Economische Orde te creëren.

De aanleiding voor de staatsgreep was het beleid van de regering-Allende om de kopermijnen te nationaliseren. De beslissing om de kopermijnen te nationaliseren – dat in juli 1971 werd goedgekeurd door het Congres – maakte deel uit van een breder debat in de derde wereld om een Nieuwe Internationale Economische Orde (NIEO) te creëren. Die moest het neokoloniale internationale economische systeem herstructureren langs democratische lijnen en gewicht geven aan de ideeën en volkeren van de derde wereld. De NIEO werd opgesteld door de Conferentie van de Verenigde Naties voor Handel en Ontwikkeling (UNCTAD), onder leiding van de Argentijnse econoom Raúl Prebisch, en aangescherpt tijdens de derde zitting van UNCTAD (of UNCTAD III) in Santiago, Chili van april tot mei 1972. Dit ontwerp werd vervolgens besproken op de vierde top van de Beweging van Niet-Gebonden Landen in Algiers (Algerije) tussen 5 en 9 september 1973, waar de Indiase premier Indira Gandhi de andere leiders informeerde dat Allende voor een grote uitdaging stond in zijn land. “We hopen op een spoedige normalisering”, verklaarde hij.

In die zin was de door de VS gepleegde staatsgreep tegen Chili juist een staatsgreep tegen de derde wereld.

Op 1 mei 1974 nam de Algemene Vergadering van de VN de Verklaring over de vestiging van een Nieuwe Internationale Economische Orde aan, maar tegen die tijd was de stemming om de ideeën van die NIEO uit te voeren gewoon niet gunstig. De staatsgreep tegen de regering van Allende vond niet alleen plaats tegen haar eigen beleid van nationalisatie van de kopermijnen, maar ook omdat Allende leiderschap en een voorbeeld had geboden aan andere ontwikkelingslanden die de principes van NIEO wilden toepassen. In die zin was de door de VS gepleegde staatsgreep tegen Chili juist een staatsgreep tegen de derde wereld.

Soevereiniteit en waardigheid in Chili

Op 17 december 1969 gaven de zes partijen van de coalitie voor de Volkseenheid hun programma vrij. De Socialistische Partij, de Communistische Partij, de Radicale Partij, de Sociaaldemocratische Partij, de Volksbeweging voor eenheidsactie en de Onafhankelijke Volksactie verenigden zich rond dit programma en gebruikten het in Allende’s campagne voor de presidentsverkiezingen van 4 september 1970. In het programma werd het probleem nauwkeurig en direct uiteengezet:

Chili bevindt zich in een diepe crisis die zich uit in economische en sociale stagnatie, wijdverspreide armoede en vormen van totale verwaarlozing waaronder arbeiders, boeren en andere uitgebuite groepen op alle fronten te lijden hebben, in de toenemende moeilijkheden waarmee arbeiders, professionals en kleine en middelgrote ondernemers te kampen hebben en in de beperkte kansen voor vrouwen en jongeren.1

Niets hiervan zou de mensen in Afrika, Azië en de andere landen van Latijns-Amerika verbazen. Tijdens UNCTAD II, in 1968, waren de 121 deelnemende regeringen al ontzet over de lage gemiddelde jaarlijkse economische groei van de ontwikkelingslanden, die halverwege de jaren zestig was beginnen te krimpen.2 “Enorme problemen waaronder armoede, ondervoeding, werkloosheid en gebrek aan werkgelegenheid blijven miljoenen mensen op aarde treffen”, schreef UNCTAD in een samenvattende verklaring van de conferentie. “Dat was deprimerend, maar het was ook een uitdaging; behoeften moeten worden gekoppeld aan actie – dringende en gezamenlijke actie”. Degenen die deze oproep tot actie deden – die aansloot bij de toon van de verkiezingscampagne van de Volkseenheid – waren zich echter bewust van de beperkingen van het neokoloniale wereldsysteem. “We mogen niet vergeten”, vervolgden de deelnemende landen, “dat de huidige situatie werd veroorzaakt door bepaalde mogendheden die uit eigenbelang handelden – mogendheden die een groot deel van de internationale economie blijven controleren en de ontwikkeling van de jonge naties blijven belemmeren”.3

Tijdens UNCTAD II, in 1968, waren de 121 deelnemende regeringen al ontzet over de lage gemiddelde jaarlijkse economische groei van de ontwikkelingslanden.

Het programma van de Volkseenheid probeerde uit te leggen waarom de bevolking van Chili – een land dat rijk is aan natuurlijke hulpbronnen (vooral koper) – worstelde om te overleven:

Wat in Chili is mislukt, is een systeem dat niet overeenkomt met de behoeften van onze tijd. Chili is een kapitalistisch land, afhankelijk van het imperialisme, gedomineerd door sectoren van de bourgeoisie die structureel verbonden zijn met buitenlands kapitaal. Deze sectoren zijn niet in staat om de fundamentele problemen van het land op te lossen, problemen die juist voortkomen uit klassenprivileges die ze nooit vrijwillig zullen opgeven.4

Voor Allende’s coalitie van de Volkseenheid lag de focus op koper, een van de belangrijkste niet-ijzerhoudende commerciële metalen van de moderne wereld. Ongeveer twintig procent van de op dat moment bekende koperreserves in de wereld bevond zich in Chili, met ook aanzienlijke koperreserves in de Verenigde Staten, de Sovjet-Unie, Zambia, Zaïre en Canada.5 De VS was ‘s werelds grootste importeur van koper, dat vervolgens werd verwerkt voor industrieel gebruik, en Gran Minería, bestaande uit drie Amerikaanse transnationale bedrijven (Anaconda, Kennecott en Cerro), was goed voor meer dan tachtig procent van de Chileense koperproductie.6

De hoge koperprijzen en winsten van Gran Minería in de jaren “60 verhoogden de druk voor een snelle nationalisatie. In 1966 startte president Eduardo Frei van Chili – als reactie op de toenemende druk – een beleid om koper te “Chileaniseren”, wat betekende dat Amerikaanse bedrijven geleidelijk hun eigendom zouden afstoten (ondanks dit nieuwe beleid steeg de winst van Gran Minería tussen 1965 en 1971 echter dramatisch).7 Als gevolg van de toenemende druk van de bevolking om Chili’s natuurlijke hulpbronnen te gebruiken ten gunste van de bevolking, steunden beide kandidaten voor de presidentsverkiezingen van 1970 – Allende voor de Volkseenheid en Radomiro Tomic voor de Christendemocraten – een nationalisatie.8

In december 1970 diende de regering van de Volkseenheid een grondwetswijziging in bij het Congres om de kopermijnen die eigendom waren van Gran Minería te nationaliseren. Het argument van de regering van de Volkseenheid voor de weigering om compensatie te betalen – gevalideerd door de Economische Commissie van de Verenigde Naties voor Latijns-Amerika (CEPAL) – was dat Gran Minería al tientallen jaren profiteerde van buitensporige winsten die het land uit waren gestuurd en de mijnen sterk hadden uitgeput.9 De weigering van de regering van de Volkseenheid om extra compensatie te betalen aan Gran Minería betekende een scherpe afwijking van het standpunt van de andere politieke partijen dat de mijnen gecompenseerd moesten worden.

Allende: “De Verenigde Naties erkennen het recht van volkeren om de cruciale rijkdommen die in handen zijn van buitenlands kapitaal te nationaliseren”.

Op 21 december sprak Allende op het Plaza de la Constitución en zette, zoals hij zei, “een paar cijfers” uiteen.10 Nadat hij had laten zien hoe Chili was “leeggezogen”, zei hij ronduit: “Er wordt geen compensatie betaald voor de [koper]deposito’s. … We handelen binnen de wettelijke en juridische kanalen. Daarnaast is het relevant om erop te wijzen dat de Verenigde Naties het recht van volkeren hebben erkend om de cruciale rijkdommen die in handen zijn van buitenlands kapitaal te nationaliseren” (verwijzend naar de resolutie van de Algemene Vergadering van de VN, de “Permanente soevereiniteit over natuurlijke hulpbronnen”).11 Op 11 juli 1971, vandaag herdacht als Nationale Waardigheidsdag, keurde het Chileense Nationale Congres wet nr. 17450 goed, waarmee de nationalisatie van de koperindustrie werd bekrachtigd.

De regering van de Volkseenheid verwachtte de hogere inkomsten uit de koperexport te kunnen gebruiken voor de financiering van haar programma om het leven in Chili te veranderen. En zo geschiedde: er werden hervormingen doorgevoerd in de gezondheidszorg, het onderwijs en de landbouw, er werden huizen gebouwd voor de arbeidersklasse en de boeren en er werd een programma uitgevoerd waarbij kinderen een halve liter gratis melk per dag kregen. In 1973 ontvingen 3,6 miljoen kinderen melk via dit programma, waardoor de ondervoedingspercentages onder kinderen drastisch daalden, die voordat de Volkseenheid aantrad rond de twintig procent schommelden.12

Het vestigen van de soevereiniteit van Chili over zijn economie zou nu la vía chilena openen.

Op 13 januari 1971, bij de opening van een nieuwe vakbondsschool aan de Universiteit van Chili in Valparaiso, verklaarde Allende dat zijn land een ‘sociaal laboratorium” was en dat het middenin een “diepgaand en diep revolutionair proces zit … dat de essentiële kenmerken heeft om in alle aspecten van het Chileense leven te worden uitgevoerd”.13 Het vestigen van de soevereiniteit van Chili over zijn economie zou nu la vía chilena openen, de Chileense weg naar het socialisme. Van de afuerinos (landloze boeren) tot de enfermeras (verpleegsters), Allende’s regering beloofde een nieuwe realiteit, een socialistische toekomst.

Chili en de nieuwe internationale economische orde

In 1971 werd Chili het vijfenvijftigste volwaardige lid van de Beweging van Niet-Gebonden Landen (NAM), ongeveer tien jaar nadat de groep in 1961 was opgericht. Tot de derde NAM-top in Lusaka (Zambia) in 1970, waar Chili een van de twaalf waarnemende landen was, was Cuba het enige Latijns-Amerikaanse land dat volwaardig lid was. De NAM en de UNCTAD broedden op debatten over de Nieuwe Internationale Economische Orde, een voorstel waarmee de derdewereldlanden het neokoloniale wereldsysteem probeerden te transformeren door zich te verenigen rond de noodzaak om hun natuurlijke hulpbronnen te beheersen en hun eigen industriële capaciteit op te bouwen. Een deel van deze nieuwe opwaartse kracht werd politiek uitgeoefend, omdat Afrikaanse en Aziatische landen erop stonden dat de derde zitting van de UNCTAD in een ontwikkelingsland zou plaatsvinden en niet in Genève. Allende deed een bod op Santiago om de sessie te organiseren, dat na enig overleg werd geaccepteerd.14

Toen Allende de opening bijwoonde van het gebouw waar de sessie zou worden gehouden (op La Alameda in het centrum van Santiago), zei hij dat dit internationale forum ontwikkelingslanden in staat zou stellen om “de dramatische situatie van hun onderontwikkelde landen bekend te maken”.15

Even was Chili het centrum van het project om het neokoloniale wereldsysteem af te breken en de NIEO op te bouwen.

Het nieuwe UNCTAD-gebouw was minder dan tien kilometer verwijderd van het kantoor van de Economische Commissie van de VN voor Latijns-Amerika (ECLAC), waar economen uit heel Latijns-Amerika sinds de oprichting in 1948 een theorie over afhankelijkheid hadden ontwikkeld. Deze theorie stelt dat de wereld wordt aangedreven door een neokoloniaal systeem waarin de kernlanden (de imperialistische mogendheden) de periferie (ontwikkelingslanden) domineren door de winsten van het koloniale tijdperk te reproduceren. Ze doen dat door de ingestelde ongelijke handelsvoorwaarden, door de periferie te gebruiken als een bron van grondstoffen en een markt voor eindproducten, en door het gebruik van ontwikkelingshulp om een schulden- en bezuinigingscyclus aan te drijven die landen in de periferie in de val lokt.16 Pedro Vuskovic, een van de cepalistas, werd Allende’s minister van Economische Zaken en bracht deze theorie in het programma en het regeringsbeleid van de Volkseenheid.17 Even was Chili het centrum van het project om het neokoloniale wereldsysteem af te breken en de NIEO op te bouwen. Dit zijn enkele van de belangrijkste elementen die de Amerikaanse regering en transnationale bedrijven hebben geprobeerd te negeren als de redenen voor de civiel-militaire staatsgreep.

Bij de opening van UNCTAD III in 1972 hield Allende een monumentale toespraak. De basisopdracht van de conferentie, zo zei hij, was om “een achterhaalde en radicaal onrechtvaardige economische en handelsorde te vervangen door een meer rechtvaardige orde, gebaseerd op een nieuw concept van de mens en de menselijke waardigheid en om een internationale arbeidsverdeling te herformuleren die de minder ontwikkelde landen niet langer konden tolereren, omdat die hun vooruitgang belemmerde en alleen de welvarende naties bevoordeelde”.18 De welvarende naties zouden hun voordelen met “onvermoeibare vasthoudendheid” verdedigen, in de woorden van Allende, en daarom moesten de armere naties eensgezind zijn en duidelijk zijn over hun doelstellingen. De aanwezigen hadden geen keus, want, vervolgde hij, “als de huidige stand van zaken voortduurt, is vijftien procent van de bevolking van de derde wereld veroordeeld tot de hongerdood”.19

De derde wereld creëerde UNCTAD als platform om de systemen van de Wereldbank en het IMF te heroverwegen.

Allende stelde vijf belangrijke kwesties aan de orde die volgens hem moesten worden aangepakt bij de transformatie van de neokoloniale, kapitalistische wereldorde naar een orde die zich inzet voor de vooruitgang van de mensheid:

  • Hervorm monetaire en handelsstelsels. De derdewereldlanden waren minimaal vertegenwoordigd op de Bretton Woods Conferentie in 1944 in de Verenigde Staten, waar het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldbank werden opgericht, en waren volledig afwezig (op enkele kolonies na) toen de westerse landen in 1947 de Algemene Overeenkomst inzake Handel en Tarieven (GATT) oprichtten. Als gevolg hiervan werden deze monetaire en handelssystemen ontworpen ten gunste van de welvarende naties. De derde wereld creëerde UNCTAD als platform om deze systemen te heroverwegen, maar vanaf de oprichting in 1964 probeerde het Westen UNCTAD en de inbreng van postkoloniale staten in het debat over monetair en handelsbeleid te marginaliseren. In 1971 stapten de Verenigde Staten unilateraal uit het goudsysteem en verankerden de dollar als de wereldwijde fiatmunt. Tijdens de Tokio Ronde van de GATT-onderhandelingen in 1973 waren de Verenigde Staten, de Europese Economische Gemeenschap en Japan begonnen met het heroverwegen van het monetaire en handelssysteem zonder enige inbreng van de derde wereld. Geconfronteerd met dit scenario, zei Allende, moest de UNCTAD een handelssysteem opbouwen dat prioriteit gaf aan het verhogen van de consumptie onder de bevolking, het uitroeien van honger en analfabetisme en het reguleren van de macht van transnationale bedrijven.
  • Schaf de schuldenlast af. Op de bijeenkomst van de Wereldbank in Nairobi (Kenia) in 1973, ongeveer een jaar na de toespraak van Allende op UNCTAD III, maakte de president van de bank, Robert McNamara, duidelijk dat de “essentie van het schuldprobleem” niet de omvang van de schuld is, maar veel meer dat “de schuld en de schuldbetalingen sneller groeien dan de inkomsten die nodig zijn om ze af te betalen”.20 Landen in de ontwikkelingslanden probeerden financiering aan te trekken, niet voor kapitaalinvesteringen, maar om hun schulden af te lossen.Tijdens UNCTAD III wees Allende erop dat de schuld van ontwikkelingslanden al 70 miljard dollar had bereikt. Deze schulden, zei hij, zijn “grotendeels aangegaan om de schade te compenseren die is veroorzaakt door een oneerlijk handelssysteem, om de kosten te dekken van de vestiging van buitenlandse bedrijven op ons grondgebied, [en] om de speculatieve exploitatie van onze reserves het hoofd te bieden”.21 Belangrijke documenten, zoals de Lima-verklaring van de G-77 en de resolutie “De Toenemende Last van Schulden” van de Algemene Vergadering van de VN (beide gepubliceerd in 1971), hadden dit gevoel al aangewakkerd en drongen er bij de schuldeisers op aan om hun acties te heroverwegen “om schuldencrises op lange termijn te vermijden”, zoals de VN het uitdrukte.22
  • Consolideer de controle over natuurlijke hulpbronnen . In mei 1969 onderstreepten de regeringen van Latijns-Amerika in Viña del Mar (Chili) de noodzaak om controle te krijgen over hun eigen natuurlijke hulpbronnen. De tekst die uit deze bijeenkomst voortkwam, De Latijns-Amerikaanse Consensus van Viña del Mar, beïnvloedde de Verklaring van Lima (1971), waaruit Allende citeerde tijdens UNCTAD III, door te verklaren dat: “De erkenning dat elk land het soevereine recht heeft om vrij over zijn natuurlijke hulpbronnen te beschikken in het belang van de economische ontwikkeling en het welzijn van de eigen bevolking [en dat] elke externe, politieke of economische maatregel of druk die wordt uitgeoefend op de uitoefening van dit recht een flagrante schending is van de beginselen van zelfbeschikking van volkeren en van niet-inmenging, zoals uiteengezet in het Handvest van de Verenigde Naties, en, indien dit wordt nagestreefd, een bedreiging kan vormen voor de internationale vrede en veiligheid”.23 “Chili heeft de koperindustrie genationaliseerd”, zei Allende, en deze nationalisatie is betaald door de overwinsten die het koperconglomeraat heeft gestolen. De regering van de Volkseenheid verkondigde niet alleen idealen, zei Allende – ze had deze ideeën met “diepe overtuiging” in praktijk gebracht.24
  • Bevestig het recht van naties op technologie en wetenschap. De derde wereldlanden, legde Allende uit, “kijken als buitenstaanders naar de opmars van de wetenschap” en importeren “technische know-how die in veel gevallen eenvoudigweg een instrument van culturele vervreemding en toenemende afhankelijkheid vormt”. Landen als Chili moesten hun eigen wetenschappelijke en technologische capaciteit ontwikkelen en ze moesten samenwerken met andere landen om technologieën te creëren “die passen bij onze behoeften en onze ontwikkelingsplannen”.25
  • Bouw een vredeseconomie op. De noodzaak van het moment, zo stelde Allende, was om “een oorlogseconomie om te zetten in een vredeseconomie”, om de verspilling van oorlog en bewapening te gebruiken om “een solidaire economie op wereldschaal” tot stand te brengen.26 In 1970 stelde het Stockholm International Peace Research Institute vast dat zeven procent van het wereldwijde bruto binnenlands product naar militaire uitgaven ging, “gelijk aan het totale inkomen van de armere helft van de wereldbevolking”.27 Een verlaging van de wapenuitgaven, zei Allende, “zou belangrijke projecten en programma’s voor [derde wereld] landen financieren”.28

La vía chilena verschafte Allende het nodige prestige om naar voren te komen als een duidelijke stem voor de derde wereld.

In april 1972 schreef William Jorden, assistent voor Latijns-Amerikaanse zaken van Henry Kissinger en VS-Nationaal Veiligheidsadviseur, dat Allende “zich steeds meer aan het positioneren was als leider van [de] derde wereld”.29 Het voorbeeld van la vía chilena, of de Chileense weg naar het socialisme, verheven door Chili’s agressieve nationalisatie van zijn metaalreserves, verschafte Allende het nodige prestige om naar voren te komen als een duidelijke stem voor de derde wereld terwijl hij de NIEO vooruitduwde. Als gevolg hiervan zette het leiderschap van Chili, samen met aanhoudend diplomatiek werk van andere derde wereldlanden (waaronder Mexico), UNCTAD III ertoe aan om het “Handvest van Economische Rechten en Plichten van Staten” aan te nemen, dat uiteindelijk in december 1974 als resolutie werd aangenomen door de Algemene Vergadering van de VN.30

Hoewel dergelijke voorbeelden van voorwaartse beweging tijdens UNCTAD III minimaal waren, was het algemene gevoel in de derde wereld toch dat verandering onvermijdelijk was.31 De Triade (de Verenigde Staten, Europa en Japan) deed veel moeite om de NIEO tegen te houden en vormde met dat doel in 1973 de G-7. Tijdens de eerste bijeenkomst van de G-7 zei Helmut Schmidt uit West-Duitsland dat de westerse leiders niet kunnen toestaan dat beslissingen over de wereldeconomie worden genomen door “ambtenaren ergens in Afrika of in een Aziatische hoofdstad”. Premier Harold Wilson van het Verenigd Koninkrijk was het hiermee eens en voegde eraan toe dat deze beslissingen genomen moeten worden door “het soort mensen dat rond deze tafel zit”.32

Wat staatsgrepen doen

Op 5 augustus 1970, een maand voordat Allende de presidentsverkiezingen won, dacht de VS-regering er al over om “actie te ondernemen om Allende omver te werpen”, zoals de VS- onderminister van Buitenlandse Zaken John Crimmins schreef aan de Amerikaanse ambassadeur Edward Korry.33 Tweehonderd jaar geleden, in 1823, stelden de Verenigde Staten de Monroe Doctrine op, waarin duidelijk stond dat Europa zich niet moest bemoeien met Amerika omdat het halfrond de “achtertuin” van de Verenigde Staten was.34 Interventies in Latijns-Amerika – van de inbeslagname van iets meer dan de helft van Mexico’s grondgebied in 1848 en de annexatie van Cuba en Puerto Rico in 1898 tot de omverwerping van een reeks regeringen over het hele halfrond – stonden op de agenda. In 1964 hielp de regering van de Verenigde Staten openlijk het Braziliaanse leger om de democratisch gekozen regering van João Goulart af te zetten, waardoor een militaire dictatuur ontstond die eenentwintig jaar standhield en de VS bijstond in het installeren van militaire dictaturen in heel Zuid-Amerika (Bolivia, 1971; Uruguay, 1973; Chili, 1973; Peru, 1975; Argentinië, 1976) door wat bekend werd als Operatie Condor.

Ondanks het feit dat de regering van de Verenigde Staten in de jaren ’60 miljoenen dollars uitgaf aan de Christendemocraten, kon ze de overwinning van Allende niet voorkomen.

Ondanks het feit dat de regering van de Verenigde Staten in de jaren ’60 miljoenen dollars uitgaf aan de Christendemocraten, kon ze de overwinning van Allende niet voorkomen. Dertien dagen na de verkiezingen zette de Amerikaanse regering Project FUBELT op om te proberen te voorkomen dat Allende aan de macht zou komen en – als hij toch werd beëdigd – om Chili te destabiliseren en hem uit zijn ambt te zetten. Zoals de Werkgroep Chili van de CIA schreef in Situatierapport #2, “er hangt nu een staatsgreep in de lucht”.35

De regering van de Verenigde Staten probeerde alle mogelijke middelen om Allende ten val te brengen. Dit omvatte een militair complot dat resulteerde in de moord op de hoogste militaire officier van Chili, generaal Rene Schneider, evenals een campagne om Allende’s voorganger, voormalig president Frei, de verkiezingen te laten annuleren en de macht te laten grijpen. De VS-ambassadeur Edward Korry verzamelde bedrijfsleiders in de ambassade en vertelde hen dat “geen moer of bout Chili onder Allende zal bereiken”.36 Korry en zijn opvolger Nathaniel Davis werkten nauw samen met leden van de Monday Club, een groep Chileense bedrijfsleiders, eigenaren van kranten (met name El Mercurio) en rechtse politici die elke maandag bijeenkwamen in het kantoor van Hernan Cubillos, die van 1978 tot 1980 minister van Buitenlandse Zaken zou worden onder Pinochet, in Lord Cochrane Street in Santiago. Korry, die de club leidde, verspilde geen tijd met het uitvoeren van de instructie van 15 september 1970 van de Amerikaanse president Richard Nixon om “de economie te laten gieren”.37

De regering van de VS verhinderde Chili om via commerciële kanalen toegang te krijgen tot dollars en sloot de hulp af, drukte scheepvaartmaatschappijen onder druk om hogere vrachtkosten in rekening te brengen en moedigde onteigende transnationale bedrijven aan om Chileense bezittingen overzee in beslag te nemen. Het hielp Allende’s regering niet dat de koperprijzen in 1971 instortten.

De klassieke rechtse partijen in Chili hadden hun nederlaag toegegeven en dus moesten er andere – hardere – krachten worden opgeroepen om la vía chilena te verpletteren.

De regering van Allende worstelde tegen deze economische wurging, maar slaagde er toch in om stand te houden. Als indicator van haar politieke veerkracht won de lijst van de Volkseenheid 43,39 procent van de stemmen bij de parlementsverkiezingen van maart 1973 – meer dan Allende in 1970 won en veel meer dan verwacht werd door de partij zelf of door de VS-regering. Zoals de VS-ambassadeur Nathaniel Davis aan Washington vertelde, had het beleid van de regering van de Volkseenheid de bevolking “materieel beter af” gemaakt en was ze “ongetwijfeld bereid om een economische prijs te betalen” voor een “verbeterd gevoel van waardigheid en voldoening door de hogere klassen neer te halen”.38 Een maand later kwamen Frei en andere prokapitalistische politieke krachten, zoals de CIA ze omschreef, “tot de conclusie dat in de hele zogenaamde derde wereld het traditionalistische kapitalistische systeem niet in staat is om ontwikkelingsdoelen en -aspiraties te realiseren. Frei was ook onder de indruk van het relatieve succes en de snelheid waarmee Allende … eerder bestaande bastions van economische macht heeft ontmanteld … Frei erkent dat hij veel van wat de UP [Volkseenheid] heeft gedaan niet kan terugdraaien”.39 Met andere woorden, de klassieke rechtse partijen in Chili hadden hun nederlaag toegegeven en dus moesten er andere – hardere – krachten worden opgeroepen om la vía chilena en het derdewereldproject te verpletteren. Die krachten verzamelden zich rond Pinochet, die op 11 september zijn tanks de kazernes uitstuurde om de regering van de Volkseenheid omver te werpen. Twee jaar later werd de rol van de Verenigde Staten in het aanstichten van de staatsgreep voor iedereen duidelijk dankzij de onthullingen in het rapport van de Church Committee van het VS Congres (hoewel de implicaties van het rapport nog niet volledig zijn doorgedrongen tot de hele wereld).40

De brute moord op kunstenaars als Pablo Neruda en Víctor Jara illustreerde de diepe haat van het coupregime jegens links en het gebrek aan belangstelling voor de internationale veroordeling van het geweld van het regime.

Vóór de coup schilderden extreemrechtse groepen de onheilspellende slogan “Jakarta komt eraan” op muren in Santiago, waarmee ze de herinnering opriepen aan de moord op meer dan een miljoen communisten, vakbondsleden, boerenorganisaties, kunstenaars en linkse sympathisanten in Indonesië door toedoen van het coupregime van generaal Soeharto, dat in 1965 werd geïnstalleerd om de linkse regering van president Soekarno te verdrijven.41 De woorden op de muren van Santiago waren een voorbode van het geweld dat zich in Chili zou herhalen, toen het coupregime van Pinochet duizenden mensen vermoordde, tienduizenden gevangen zette en honderdduizenden verbande, nauw samenwerkend met de CIA om links klinisch uit het land te verdrijven en een les te sturen naar elk project in de derde wereld dat probeerde zijn soevereiniteit en zelfbeschikking te vestigen.42 Het geweld van het coupregime gaf vorm aan de Chileense staatsinstellingen en de straffeloosheid van de veiligheidspolitie, de Carabineros, in de decennia die volgden. De brute moord op wereldberoemde kunstenaars als Pablo Neruda en Víctor Jara illustreerde de diepe haat van het coupregime jegens links en het gebrek aan belangstelling voor de internationale veroordeling van het geweld van het regime. De grondwet van Pinochet uit 1980 – die nog steeds van kracht is ondanks de terugkeer naar de democratie in 1990 en de daaropvolgende pogingen om de grondwet te veranderen – geeft de uitvoerende macht nog steeds noodbevoegdheden om burgerrechten op te schorten (die met dodelijk effect werden gebruikt tegen de protesten van 2011-2013 en 2019).

In 1969 voltooide een groep economen in Chili het rapport El ladrillo (‘The Brick”).43 De proloog werd geschreven door Sergio de Castro, opgeleid aan de Universiteit van Chicago, die later Pinochets minister van Economie zou worden. De Castro ging samen met Carlos Massad (die van 1967 tot 1970 en van 1996 tot 2003 gouverneur van de Chileense Centrale Bank was) naar Chicago in het kader van een programma dat was opgezet met de Ford Foundation en de Rockefeller Foundation.44 De Castro, Massad en de rest van de Chicago Boys dreven een agenda van ‘shocktherapie” aan die onder andere inhield dat er flink werd gesneden in de overheidsuitgaven, dat de import werd geliberaliseerd en dat staatsentiteiten werden gebruikt om grote bedrijfsconglomeraten voordelen te bieden. Tot deze conglomeraten behoorden transnationale bedrijven en handelshuizen die eigendom waren van Pinochets trawanten, zoals de Banco Hipotecario y de Fomento de Chile en het Cruzat-Larraín-imperium, samen bekend als de “Pirañas”. In 1978 controleerde Cruzat-Larraín 37 van de 250 grootste Chileense bedrijven, terwijl Vial er 25 controleerde.45 José Piñera, een van de Chicago Boys en de oudere broer van Sebastián Piñera (die president was van 2010 tot 2014 en van 2018 tot 2022), wilde de arbeidswetgeving vernietigen en de vakbonden demobiliseren via zijn functie als hoofd van het ministerie van Arbeid.

De Chicago Boys gebruikten Chili als laboratorium voor hun neoliberale religie door de twee priesters van het neoliberalisme in Chili uit te nodigen: Milton Friedman en Friedrich Hayek.

De Chicago Boys gebruikten Chili als laboratorium voor hun neoliberale religie door de twee priesters van het neoliberalisme in Chili uit te nodigen voor een ontmoeting met Pinochet: Milton Friedman in 1975, samen met de Braziliaanse coup-econoom Carlos Langoni, en Friedrich Hayek in 1977.46 Het beleid van Pinochet veroorzaakte een hausse voor de rijken naast groot lijden voor de overgrote meerderheid van de bevolking.

Ondanks de immense repressie van het coupregime hergroepeerden de bewegingen die de regering van de Volkseenheid hadden voortgebracht zich en begonnen ze een proces van verzet dat – uiteindelijk – de coup versloeg. De Communistische Partij (waarvan de leiding vier keer was vermoord), de Frente Patriótico Manuel Rodríguez, de Movimiento de Izquierda Revolucionaria (MIR) en andere linkse groeperingen verzamelden dapper hun gelederen en begonnen een proces van organisatie en sabotage, maar ook van hulpverlening aan een wanhopige en geterroriseerde bevolking. Een gehavende vakbeweging, die lange tijd de ruggengraat van Chili’s linkse partijen was geweest, vond een opleving met nieuwe leiders zoals Oscar Piño in de Goodyear-fabriek in Santiago.

Tien jaar na de staatsgreep gingen de mensen weer de straat op met de vlaggen van hun politieke partijen in de hand om de dictatuur aan te vechten.

Deze vooruitgang is precies de reden waarom sommige van deze leiders vervolgens werden vermoord, waaronder Tucapel Jiménez, de oprichter van de arbeidersfederatie Groep van Tien, die 500.000 arbeiders vertegenwoordigde toen hij in 1982 werd vermoord. De burgermaatschappij was in staat om opnieuw sterke sociale banden en solidariteit op te bouwen via volksorganisaties die zich snel na de staatsgreep vormden, zoals gemeenschapskeukens (ollas comunes), centra voor werkloze arbeiders (bolsas de cesantes), kinderkantines (comedores infantiles), en baanbrekende sociale bewegingen, vooral op het gebied van arbeid en mensenrechten, die werden geleid door groepen familieleden van de slachtoffers van de repressie. Al snel begonnen ook de vrouwen- en krottenwijkbewegingen vorm te krijgen. Opluchting en verzet gingen hand in hand, een dapper volk dat standhield tegen het coupregime dat hen was opgelegd. Tien jaar na de staatsgreep gingen de mensen weer de straat op met de vlaggen van hun politieke partijen in de hand om te protesteren tegen de grondwet van 1980 en om de dictatuur in bredere zin aan te vechten. Het is toepasselijk dat de eerste Nationale Protestdag op 11 mei 1983 werd geïnspireerd door de staking van de kopermijnwerkers in dat jaar en werd geleid door de oplevende vakbeweging.

Talloze solidariteitsbetuigingen met Chileense arbeiders verspreidden zich over de hele wereld, waarbij verschillende vakbonden en organisaties deelnamen aan een solidariteitsbeweging die alleen te vergelijken was met de vredesbeweging en de beweging tegen de Amerikaanse oorlog in Vietnam. De regeringen en politieke bewegingen van de niet-gebonden landen handhaafden een houding van sympathie en samenwerking met de democraten in Chili en de rest van de wereld. Deze internationale solidariteitsbeweging, ook in de derde wereld, heeft Pinochet nooit respectabiliteit gegeven.

Als de slogan van het imperialistische blok in afwachting van de staatsgreep “Jakarta komt eraan” was, dan is de slogan van elk project dat de soevereiniteit van de derde wereld en de waardigheid van de volkeren wil vestigen “Chili komt eraan”.

Dit artikel werd oorspronkelijk uitgegeven als Tricontinentals Dossier nr. 68 (september 2023), mogelijk gemaakt door het Instituut voor sociaal onderzoek en Instituto de Ciencias Alejandro Lipschutz Centro de Pensamiento e Investigación Social y Política (ICAL).

Footnotes

  1. Unidad Popular, Candidatura presidencial de Salvador Allende [Basisregeringsprogramma van de Volkseenheid: Presidentskandidatuur van Salvador Allende] (Santiago: Instituto Geográfico Militar, 1970), 3, onze vertaling.
  2. Verenigde Naties, Handelingen. Tweede zitting, 7.
  3. Verenigde Naties, Handelingen. Tweede zitting, 77-78.
  4. Unidad Popular, Basisprogramma, 4, onze vertaling.
  5. C. J. Tesar en Sheila C. Tesar, “Recent Chilean Copper Policy”, Geography 58, no. 1 (January 1973): 9.
  6. In 1970 was zestig procent van de wereldwijde koperproductie in handen van zes transnationale ondernemingen: drie VS-bedrijven (Anaconda, Kennecott en Cerro), twee Britse bedrijven (British Insulated Callender’s Cables en IMI Refiners) en een Belgisch bedrijf (Metallurgie Hoboken-Overpelt). Zie Tesar en Tesar, “Recent Chilean Copper Policy”, 9.
  7. Dale Johnson, ed., The Chilean Road to Socialism (Garden City: Anchor Press, 1973), 28.
  8. Andrés Zauschquevich en Alexander Sutulov, El cobre chileno [Chileens koper] (Santiago: Corporación del Cobre, 1975), 42–48; Norman Girvan, Koper in Chili (Mona: Universiteit van West-Indië, Instituut voor Sociaal en Economisch Onderzoek, 1972).
  9. Comisión Económica para América Latina (CEPAL), Estudio económico de América Latina 1971 [Economisch overzicht van Latijns-Amerika 1971]. (New York: Verenigde Naties, 1972), 118.
  10. Salvador Allende, “Nacionalización del cobre” [Nationalisatie van koper], in De Chileense weg naar socialismo [Chili’s weg naar het socialisme] (Santiago: Editorial Fundamentos, 1971), 71, onze vertaling.
  11. Allende, “Nationalización del cobre”, 74 en 76.–77, onze vertaling.
  12. Mario Amorós Quiles, Compañero Presidente: Salvador Allende, una vida por la democracia y el socialismo (València: València University, 2008), 160–161; Fernando Mönckeberg Barros, ‘Prevención de la desnutrición en Chile. Experiencia vivida por un actor y espectador’, Revista Chilena de Nutrición 30, no. 1 (2003).
  13. Allende, “Participación y movilisation” [Participatie en mobilisatie], in De Chileense weg naar socialisme, 99–100, onze vertaling.
  14. Tanya Harmer, Allende’s Chile and the Inter-American Cold War (Chapel Hill: University of North Carolina Press, 2011), 82–83.
  15. Serie S-0858: Commissies, comités en conferenties, dossiers van de secretaris-generaal U. Thant, VN-Conferentie over handel en ontwikkeling (Diversen), 1961-1971, VN-archief, 23. Het gebouw voor de conferentie werd in recordtijd gebouwd met de hulp van arbeiders en vrijwilligers. Na de staatsgreep werd La Moneda gebruikt als hoofdkwartier van de militaire junta. Een deel van het gebouw is nu het Cultureel Centrum Gabriela Mistral.
  16. Tricontinental: Institute for Social Research, Dependency and Super-exploitation: The Relationship Between Foreign Capital and Social Struggles in Latin America, dossier no. 67, augustus 2023; Margarita Fajardo, The World That Latin America Created: The United Nations Economic Commission for Latin America in the Development Era (Cambridge: Harvard University Press, 2022).
  17. Pedro Vuskovic, ‘Algunas experiencias del desarrollo latinoamericano’, in Dos polémicas sobre el desarrollo de América Latina (Santiago: Editorial Universitaria, 1970) en ‘La política de transformación y el corto plazo’, in El pensamiento económico del gobierno de Allende, ed. Gonzalo Martner (Santiago: Editorial Universitaria, 1972).
  18. Salvador Allende, Discurso del doctor Salvador Allende G. Presidente de Chile, inaugurando la Tercera Conferencia Mundial de Comercio y Desarrollo (Santiago: UNCTAD, 1972), 8.
  19. Salvador Allende, Discurso, 9.
  20. Robert S. McNamara, Address to the Board of Governors, (Nairobi: World Bank Group, 1973), 8.
  21. United Nations, Proceedings of the United Nations Conference on Trade and Development. Third Session, vol. 1 (New York: United Nations, 1973), 354.
  22. United Nations General Assembly, ‘The Increasing Burden of Debt Services’, A/RES/2807 (14 December 1971).
  23. United Nations, Proceedings. Third Session, 355.
  24. United Nations, Proceedings. Third Session, 351–355; Allende, Discurso, 23..
  25. Salvador Allende, ‘El desarrollo del Tercer Mundo y las relaciones internacionales’, inaugural speech at the Third World Conference on Trade and Development (Santiago, 13 April 1972).
  26. United Nations, Proceedings. Third Session, 357; Allende, Discurso, 28; Allende, ‘El desarrollo’, our translation.
  27. Stockholm International Peace Research Institute, SIPRI Yearbook of World Armaments and Disarmament 1969/70 (Stockholm: Almqvist & Wiksell, 1970), 3.
  28. United Nations, Proceedings. Third Session, 357.
  29. Harmer, Allende’s Chile, 161.
  30. In 1970 benoemde de VN-mensenrechtencommissie de Iraanse diplomaat Manouchehr Ganji tot speciaal rapporteur. Ganji’s rapport The Widening Gap: A Study of the Realisation of Economic, Social, and Cultural Rights (1973) benadrukte de economische en politieke zwaktes van de derde wereld en suggereerde dat de strijd voor mensenrechten gerelateerd moest worden aan de strijd voor een nieuwe internationale economische orde.
  31. Zo zei de Algerijnse minister van Buitenlandse Zaken Abdelaziz Bouteflika in 1972 dat “de weg naar economische emancipatie van de derde wereld… niet via de UNCTAD loopt”. Toch speelde hij een prominente rol op de vierde top van de NAM in Algerije, waar de basis werd gelegd voor de NIEO-resolutie in de Algemene Vergadering van de VN. Zie Harmer, Allende’s Chile, 163.
  32. Vijay Prashad, The Poorer Nations: A Possible History of the Global South (Various publishers, 2013), 53–54.
  33. Peter Kornbluh, The Pinochet File. A Declassified Dossier on Atrocity and Accountability (New York: The New Press, 2013), 7.
  34. Tussen 1810 en 1814 stuurde de Amerikaanse regering Joel Roberts Poinsett naar Argentinië en Chili om te helpen in de oorlog tegen het Spaanse Rijk en om de Amerikaanse belangen op de voorgrond te plaatsen.
  35. Kornbluh, The Pinochet File, 2.
  36. Ibid, p. 17.
  37. Ibid, p 36.
  38. Harmer, Allende’s Chile, 205.
  39. Harmer, Allende’s Chile, 205–206.
  40. US Senate, Senate Select Committee to Study Governmental Operations with Respect to Intelligence Activities (Washington, 1976). Veel van het materiaal – en andere informatie die is vrijgegeven door de CIA en uit de Nixon-papieren – is gebundeld in The Pinochet File. Voor een bredere kijk op de inmenging en interventies van Washington, zie Vijay Prashad, Washington Bullets: A History of the CIA, Coups, and Assassinations (2021).
  41. Vincent Bevins, The Jakarta Method: Washington’s Anticommunist Crusade and the Mass Murder Program that Shaped Our World (New York: Public Affairs, 2020).
  42. Hoewel deze aantallen nog steeds omstreden zijn, zijn de officiële cijfers te vinden in Informe de la Comisión Nacional de Verdad y Reconciliación [Rapport van de Chileense Nationale Commissie voor Waarheid en Verzoening] (Santiago: Comisión Nacional de Verdad y Reconciliación, 1991), ook bekend als de Commissie Retting, en Informe de la Comisión Nacional sobre Prisión Política y Tortura [Rapport van de Nationale Commissie voor Politieke Gevangenschap en Marteling] (Santiago: Comisión Nacional sobre Prisión Política y Tortura, 2004), ook bekend als de Commissie Valech; The Pinochet File, 220–225.
  43. Het boek werd in 1992 gepubliceerd door het Centro de Estudios Públicos, dat in 1980 werd opgericht om het werk van de Chicago Boys te coördineren.
  44. Sebastian Edwards, The Chile Project: The Story of the Chicago Boys and the Downfall of Neoliberalism (Princeton: Princeton University Press, 2023); Javier Campos Gavilán, Antecedentes del neoliberalismo en Chile (1955–1975): El autoritarismo como camino a la libertad económica (Santiago: Universiteit van Chili, Faculteit Rechtsgeleerdheid, 2013).
  45. María Olivia Monckeberg, “El mapa del imperio Cruzat-Larraín”, Hoy, nr. 145 (30 april 1980): 25-29.
  46. Friedmans reis is bekend, maar die van Hayek niet. Zie voor meer informatie over die reis Bruce Caldwell en Leonidas Montes, “Friedrich Hayek and his Visits to Chile”, Review of Austrian Economics 28, no. 3 (2015).