Miljoenen Fransen trekken de straat op tegen de neoliberale pensioenhervorming. De inzet is enorm, voor de Fransen hun pensioen evenals voor de toekomst van de vakbonden en alle politieke krachten: Nupes, de Republikeinen, Macron en Rassemblement National.
Hoewel de mobilisatie op straat en het verzet tegen de pensioenhervorming toeneemt, houdt de regering voet bij stuk. Een frontale botsing die waarschijnlijk een tijd blijft doorgaan: de vastberadenheid van de betogers laat zich verklaren door de zware werkomstandigheden en de zekerheid dat deze strijd doorslaggevend zal zijn om de neoliberale agenda van Emmanuel Macron te blokkeren. Dit gevoel wordt gedeeld door de meerderheid, wat verklaart waarom ze niet wil toegeven. Nu de strijd op twee fronten wordt gevoerd — het parlement aan de ene kant en de straten en bedrijven aan de andere kant — zou een nederlaag van de vakbonden ertoe kunnen leiden dat de weg naar de macht open komt te liggen voor extreemrechts. Alleen een grote golf van stakingen kan dit scenario verhinderen.
Hoe meer tijd er verstrijkt, hoe meer het verzet tegen de pensioenhervorming zich uitbreidt. Na een zeer geslaagde eerste dag op 19 januari heeft de regering de afgelopen twee weken gestunteld. Incoherente argumenten, een koppige weigering van elke wijziging van de hervorming, het uitkomen van een poging tot manipulatie van de publieke opinie door een diner tussen Macron en 10 redacteurs van diverse media, vernedering van de minister van Werk Olivier Dussopt tijdens televisiedebatten … Het strijdplan dat door de adviesbureaus en de technocraten in elkaar is geflanst, is jammerlijk mislukt.
Net als bij het referendum van 2005 over de Europese Grondwet geldt dat hoe meer de elites “opvoeden”, hoe meer de Fransen zich informeren en hun verzet groeit. Het resultaat: op 31 januari steeg het aantal betogers met 40% en kwam volgens de vakbonden 2,8 miljoen mensen op straat, het hoogste aantal in 30 jaar. Tegelijkertijd blijkt uit opeenvolgende peilingen dat de steun voor het protest en de woede over de hervorming en de regering toenemen.
Waarom valt de hervorming in zo’n slechte aarde?
Hoewel de uitkomst van de hervorming nog onzeker is, zal de strijd om de publieke opinie snel gewonnen zijn. Naast de blunders en arrogantie van de Macronistische ministers en parlementsleden kan deze overweldigende overwinning van de tegenstanders worden verklaard door drie factoren: de onrechtvaaridgheid van de hervorming, een verandering in de perceptie van werk en een bredere sociale woede die al maanden broeit.
Allereerst de hervorming zelf. Hoe meer je de hervorming onder de loep neemt, hoe meer onrechtvaardigheden aan het licht komen. Denk bijvoorbeeld aan vrouwen, die gestraft worden voor hun vaak onvolledige loopbaan, zoals minister Stanislas Guérini toegaf, of aan het minimum ouderdomspensioen van 1200 euro, dat op de helling komt te staan door “technische moeilijkheden” (sic).
Bovenal heeft de overgrote meerderheid van de Fransen begrepen dat het huidige pensioenstelsel niet in gevaar is en dat deze hervorming niet onvermijdelijk is, zoals de Conseil d’Orientation des Retraites (COR) herhaaldelijk in herinnering heeft gebracht. De argumenten van links, dat andere methoden voorstelt om het systeem in evenwicht te brengen en de pensioenleeftijd terug te brengen naar 60 jaar, dringen ook door: de lonen verhogen, de talloze vrijstellingen van pensioenbijdragen afschaffen, gelijke lonen voor mannen en vrouwen, vermogens en dividenden belasten en zelfs het verhogen van de bijdragen zijn andere mogelijkheden, die veel eerlijker zijn dan de Fransen te dwingen twee jaar langer door te werken. Door in te zetten op de technische aard van de hervorming is de regering er uiteindelijk in geslaagd de burgers te interesseren voor de inhoud van haar project.
De bodemloze arrogantie van de Macronisten heeft de rest gedaan. Zoals Richard Ramos, een afgevaardigde van MODEM (lid van de meerderheid) het samenvatte, “betekent ‘opvoeden’ eigenlijk zeggen ‘ik heb gelijk, jullie zijn idioten'”.
Hoewel de Fransen gehecht blijven aan de “waarde van het werk”, zegt 45% alleen zijn bed uit te komen voor het loon.
Naast het ongerechtvaardigde karakter van de hervorming stuit zij ook op een verandering in de manier waarop tegen werk wordt aangekeken. Twee jaar langer blijven werken is met name onpopulair omdat het voor velen onmogelijk lijkt.
Ten eerste zijn er mensen die vrezen te sterven voor hun pensioen. Anderen weten niet of ze hun baan behouden, want in Frankrijk ligt de arbeidsparticipatie van ouderen bijzonder laag (35,5% onder 60-64-jarigen). Dit is een ernstig probleem dat de regering wil aanpakken met een index, een instrument waarvan al is gebleken dat het totaal nutteloos is om de loonongelijkheid tussen mannen en vrouwen aan te pakken. Bovendien wordt het werk voor velen zwaarder: het aantal banen dat aan ten minste drie criteria voor ‘zware belasting’ voldoet is sinds de jaren 80 verdrievoudigd als gevolg van de intensivering van het werk.
Psychisch lijden en burn-outs zijn ook geëxplodeerd. Er is ook de crisis van de zin van het werk, een veelvoorkomend verschijnsel (60% van de beroepsbevolking heeft hier last van) dat kan worden verklaard door een hele reeks factoren (het gevoel dat men een “bullshit job” heeft, gebrek aan middelen om het werk naar behoren te doen, conflict met persoonlijke waarden enz.).
Tot slot wordt dit panorama aangevuld met de toenemende instabiliteit van de werkgelegenheid door de toename van het aantal arbeidsovereenkomsten voor bepaalde duur, uitzendwerk en andere onzekere regelingen. Hoewel de Fransen gehecht blijven aan de “waarde van het werk”, zegt 45% alleen zijn bed uit te komen voor het loon. Onder deze omstandigheden is het begrijpelijk dat 93% van de werkende mensen niet instemt met het vooruitzicht dat hun twee jaar verdiende rust wordt ontnomen.
Bovendien komt deze contrahervorming op een moment van grote sociale spanningen in het land. Terwijl de lonen worden opgeslokt door de hoogste inflatie sinds decennia, bestaat er een wijdverbreid gevoel van achteruitgang en verarming. De kleine cheques, de korting aan de pomp of de prijsblokkering zijn niet voldoende geweest om de daling van de koopkracht van de meerderheid van de bevolking binnen de perken te houden. Ondertussen boeken multinationals in bepaalde sectoren (energie, scheepvaart, graanhandel enz.) kolossale winsten die de regering weigert te belasten. Een dubbele standaard die steeds moeilijker aanvaard wordt.
De passiviteit ten aanzien van de steeds zichtbaardere aftakeling van de openbare diensten (gezondheidszorg, onderwijs, justitie) en de klimaatverandering na een snikhete zomer en een historische droogte baart ook een groot deel van de bevolking zorgen, dat vreest hun kinderen een “derdewereldland” na te laten. En dan hebben we nog de verkiezingen van 2022, die de president van de republiek gebruikt om zijn hervorming te rechtvaardigen, maar die hem weinig legitimiteit hebben opgeleverd: hij werd grotendeels bij gebrek aan keuze verkozen en verloor zijn absolute meerderheid in het parlement. Tegen deze achtergrond begrijpt de overgrote meerderheid van de bevolking niet waarom deze onnodige hervorming een politieke prioriteit is.
Een ingewikkelde parlementaire strijd
Het antwoord op deze vraag is tweeledig. Aan de ene kant kan Macron er nog steeds niet over uit dat hij zijn poging om het pensioenstelsel aan te vallen in 2020 niet kon afmaken. Zijn kiezers verwachten overigens dat hij terugkeert naar de neoliberale ijver die vroeger aan de dag legde, tot de pandemie dit noodgedwongen pauzeerde. Verzwakt door de laatste verkiezingen, rekent het staatshoofd nu op deze hervorming om zijn aanhangers duidelijk te maken dat hij niet van plan is de nieuwe Chirac te worden, die in zijn tweede termijn een nogal afwezige en richtingloze president bleek.
Aan de andere kant wil Emmanuel Macron korte metten maken met wat er nog over is van de Republikeinen, door ze te dwingen hem te steunen of zich aan te sluiten bij Marine Le Pen. De pensioenhervorming is echter al lang een belangrijke eis van de LR-verkozenen. Macron hoopt hen in de val te lokken: ofwel ze stemmen voor en zullen moeten toegeven dat de huidige bewoner van het Elysée hun programma toepast, en hem hierbij dus steunen; ofwel ze stemmen niet voor en zal deze plotselinge ommekeer hen bij de volgende verkiezingen de das omdoen.
Aanvankelijk leek deze politieke berekening slim. Maar de omvang van het protest baart zelfs zorgen tot in de gelederen van de Macronie en LR. Want 23 overlopers in het presidentiële kamp of onder de Republikeinen zijn voldoende om het stemmen van de tekst in de Nationale Vergadering te doen mislukken. Dit is een plausibel scenario, volgens de laatste tellingen van Libération en France Inter, die wijzen op een zeer nipte stemming.
Om een meerderheid te vinden kan de regering niet anders dan de parlementsleden bedreigen. Zonder meerderheid zal ze artikel 49.3 trekken en serieus overwegen het lagerhuis te ontbinden. Veel parlementsleden zijn afgelopen juni echter met een zeer kleine meerderheid gekozen en vrezen dat hun zetel hen zal ontglippen. Dit vooruitzicht zal hen twee keer doen nadenken alvorens de stemdiscipline te doorbreken.
Deze hervorming is een gouden kans voor Marine Le Pen om te doen geloven dat ze de sociale verworvenheden verdedigt, terwijl ze hier geen enkel risico voor neemt.
Voor de twee andere politieke blokken, NUPES en Rassemblement National, lijkt de situatie gunstiger uit te pakken: hun verzet tegen de tekst plaatst hen aan de kant van de meerderheid van de burgers. Aan de linkerkant van het halfrond hoopt men op een eerste grote overwinning tegen Macron. Een succes dat de inderhaast na de presidentsverkiezingen opgebouwde alliantie nodig heeft om te overleven: de zaak-Quatennens, het PS-congres, de opeenvolgende kleine polemieken en het vooruitzicht van de Europese verkiezingen brengen het verbond aanzienlijke schade toe. Een aanval op zo’n sterk symbool in de verbeelding van het Franse “sociale model” – of wat daar nog van over is – biedt dus een kans om de bladzijde van de afgelopen maanden om te slaan. Dus worden alle wapens bovengehaald: ontelbare openbare vergaderingen, deelname aan betogingen, bezoeken aan televisiestudio’s, een tsunami van amendementen …
Het Rassemblement National juicht. Deze hervorming is een gouden kans voor Marine Le Pen om te doen geloven dat ze de sociale verworvenheden verdedigt, terwijl ze geen enkel risico neemt. RN moet doen vergeten dat het tegen de verhoging van het minimumloon heeft gestemd en heeft voorgesteld de werkgeversbijdragen af te schaffen, wat neerkomt op een verzwakking van het socialezekerheidsstelsel waarvan het pensioenstelsel deel uitmaakt. Gelukkig voor de dynastie Le Pen heeft de regering hun een mooie kans geboden om punten te scoren.
Dit is eveneens het geval met de eis voor een referendum over de pensioenhervorming, een voorstel waartoe de communisten het initiatief hebben genomen en dat vervolgens door NUPES en RN is overgenomen: in een twijfelachtige procedure werd de verdediging van deze referendummotie toegewezen aan extreemrechts. De PS en EELV hebben al aangekondigd dat ze niet voor zullen stemmen om RN geen legitimiteit te geven. Nog voor de stemming op 6 februari heeft Marine Le Pen dus al gewonnen: als deze motie door FI en PCF wordt gesteund, kan ze beweren dat ze eenheid schept; als de linkse parlementsleden haar verwerpen, kan ze hen beschuldigen van sektarisme en oneerlijkheid.
De urgentie van een algemene staking
Voor elk van de drie grote politieke blokken is de pensioenstrijd dus doorslaggevend. Als de Macronie erin slaagt om op zo’n essentieel punt haar zin door te drijven tegen de vakbonden en de meerderheid van de bevolking in, zou dat een overwinning zijn die vergelijkbaar is met die van Margaret Thatcher tegen de Britse mijnwerkers in 1984. De machthebber hoopt dat een dergelijk machtsvertoon het klimaat van berusting en nihilisme voor enige tijd te herstellen, zodat hij het werk van vernietiging van het land kan voltooien.
Mocht dit scenario echter onhaalbaar blijken, dan heeft Macron een plan B ontwikkeld: de ontbinding van de Assemblee. “In het beste geval zou het een kans zijn om weer een absolute meerderheid in het halfrond te krijgen. In het slechtste geval zou Rassemblement National (RN) een meerderheid van de zetels winnen”, aldus het presidentiële kamp. Macron lijkt zich niet veel zorgen te maken over deze tweede mogelijkheid: als Marine Le Pen het premierschap aanvaardt, hoopt hij dat het haar zal verzwakken; als ze weigert, kan hij beweren dat ze geen macht wil of kan uitoefenen.
Dit scenario is duidelijk riskant, maar het staatshoofd weet dat zijn kamp er alle belang bij heeft om in de tweede ronde tegenover extreemrechts te staan. Daarom wil Macron zijn tegenstander net genoeg versterken zodat deze links in de eerste ronde voorbij streeft, waarna hij Le Pen in de tweede ronde hoopt te verslaan.
Deze cynische berekening komt Marine Le Pen bijzonder goed uit, want het zet haar in een goed daglicht zonder dat ze hiervoor moeite hoeft te doen. De leider van de RN-afgevaardigden heeft ook een goed voorbereide toespraak voor het geval de hervorming wordt aangenomen: vergelijkbaar met haar aanval op NUPES in het halfrond, zal zij niet aarzelen om de vakbonden te beschuldigen van incompetentie en hypocrisie, met het argument dat zij hebben opgeroepen om haar in de tweede ronde weg te stemmen. De combinatie van deze delegitimering van de vakbeweging en links met de woede van de Fransen, die geïrriteerd zijn door de verslechtering van hun levensstandaard, zou haar dan vrij baan geven naar het Elysée.
De sociale beweging heeft een sterke medestander: de publieke opinie. 64% van de Fransen zou de regering verantwoordelijk houden als het land lamgelegd zou worden.
Naast het willen beschermen van een grote sociale verworvenheid zal de huidige strijd dus waarschijnlijk veel gewicht in de schaal leggen bij de volgende presidentsverkiezingen. Het doorbreken van de wederzijdse afhankelijkheid tussen het bourgeoisblok en extreemrechts vereist een overwinning van de sociale beweging tegen deze hervorming. De mobilisatie van afgevaardigden in het parlement en betogers in de straten zijn weliswaar twee belangrijke steunpunten, maar wellicht niet voldoende. In het parlement laten de beperkte tijd voor debat, de waarschijnlijke terugkeer naar stemdiscipline bij Renaissance en LR en de mogelijkheid van artikel 49.3 weinig hoop. In de straten is de aanzienlijke mobilisatie bemoedigend, maar zij zal waarschijnlijk afnemen naarmate de weken verstrijken, en de repressie – momenteel nog zeer zwak – zou de betogers huiswaarts kunnen laten keren.
Alleen grote stakingen kunnen de regering doen plooien: als men het werk neerlegt of de levering van goederen aan bedrijven in gevaar komt, zullen de werkgevers zich tegen de regering keren, die niet anders kan dan inbinden. Voorlopig zijn de vakbonden eerder terughoudend en verkiezen zij “slowdowns” van ongeveer één dag per week boven doorlopende stakingen. Natuurlijk maken de inflatie en de verzwakking van de arbeidersbeweging het moeilijker om massale stakingen te organiseren dan in het verleden.
Maar de sociale beweging heeft een sterke medestander: de publieke opinie. Volgens een recente opiniepeiling zou 64% van de Fransen de regering verantwoordelijk houden als het land lamgelegd zou worden. Aangezien zo’n hoog percentage uiterst zeldzaam is, hebben de vakbonden er alle belang bij om dit aan te grijpen. Bovendien versterken acties zoals het opnieuw inschakelen van de elektriciteit bij mensen die wegens wanbetaling zijn afgesloten of het gratis maken van elektriciteit voor openbare diensten de steun van de Fransen voor de strijd van de werkende klasse. Na de overwinning van de strijd om de publieke opinie en de aantallen in de straten is het nu tijd voor de volgende stap: de harde staking. Tegenover de immorele tactieken van de regering en extreemrechts lijkt deze strategie nu de enige te zijn die hen kan doen terugkrabbelen.