Waar komen de onderdrukking en uitbuiting van de vrouw vandaan? Wat is het verband met de klassenstrijd en het kapitalisme? In een interview met Mary Davis blikken we terug op de fundamenten van het marxistisch feminisme.
FRANÇOISE DE SMEDT: Hoe verklaar je de oorsprong van de onderdrukking van de vrouw ? Is die onderdrukking er altijd geweest?
MARY DAVIS: Vrouwen zijn niet altijd onderdrukt geweest. Meer dan 10.000 jaar geleden waren de mensen jagers-verzamelaars. Mannen en vrouwen moesten noodgedwongen samenwerken om te overleven. Het was een overlevingseconomie zonder privébezit en sociale klassen, zonder kerngezin en zonder staat. Friedrich Engels noemt die periode ‘het primitief communisme’ en wijdt er een van zijn belangrijkste werken aan, name- lijk De oorsprong van het gezin, van de particuliere eigendom en van de staat ( 1884 ). De meeste mensen zijn het met de marxistische analyse eens: de onderdrukking van de vrouw is een historisch probleem, geen biologisch probleem. Engels erkende wel de rol die de biologie speelde in de beïnvloeding van de seksuele arbeidsverdeling. De taken van mannen en vrouwen waren misschien verschillend, maar geen enkele was belangrijker dan de andere. Ze werden allemaal collectief uitgevoerd. Daarbij werd alles samengevoegd voor onmiddellijke consumptie, omdat de mensen leefden in overlevingsmodus. Goederen of arbeid konden niet worden toegeëigend of geaccumuleerd. Vrouwen en mannen leefden als gelijken, en werden alleen ‘onderdrukt’ door de natuur.
Engels en Marx stellen dat de onderdrukking van de vrouw is begonnen met het ontstaan van het privébezit.
De mens moet produceren om te leven, en die productie is een sociaal proces. De aard van dit proces wordt bepaald door de eigendom van de productiemiddelen. Dat is de kern van de relaties die ontstaan tussen de mensen in het productieproces: de productieverhoudingen.
Engels en Marx stellen dat de onderdrukking van de vrouw maar begon toen het privébezit ingang vond. Die onderdrukking viel in feite samen met de ontwikkeling van een klassenmaatschappij zodra de mens zich begon te vestigen, zijn omgeving domesticeerde en meer produceerde dan nodig was voor de bevrediging van de eerste levensbehoeften. Kortom, de mens liet het stadium van de jager-verzamelaar achter zich.
Op dat moment ondergingen de productiekrachten een kwalitatieve verandering. Dankzij de productie van overschotten en de accumulatie daarvan verwerden de sociale relaties tussen de mensen, en ook tussen man en vrouw, tot relaties van overheersing en ondergeschiktheid. Het gaat hier dus om een klassenmaatschappij die wordt gekenmerkt door de uitbuiting van een klasse door een andere: de slaveneigenaar heerste over de slaaf, de leenheer over de horige, de kapitalist over de proletariër.
Het einde van de overlevingseconomie zal ook een weerslag hebben op het gezinsmodel. Kun je wat dieper ingaan op die veranderingen?
De gezinsvormen hebben zich ontwikkeld naargelang de productiewijze van de maatschappij. Paarhuwelijken, groepshuwelijken ( met meerdere potentiële partners ) en andere gezinsvormen hebben zich geleidelijk ontwikkeld tot het soort samenleving dat we vandaag de dag kennen: het kerngezin, dit wil zeggen een man, een vrouw en hun kinderen.
In groepshuwelijken, dit wil zeggen een groep zussen die hun mannen delen en een groep broers die hun vrouwen delen, was het moederschap van het grootste belang voor de ontwikkeling van een matrilineair afstammingssysteem, waarin de verwantschap bepaald wordt via de moeder.
Het vermogen van de vrouw om zich voort te planten beïnvloedde de ontwikkeling van een arbeidsverdeling waarin de vrouw voornamelijk de zorg voor de kinderen en de huishoudelijke taken op zich nam.
Engels zegt dat de ‘nucleaire’ gezinsvorm zich heeft ontwikkeld als gevolg van de klassenmaatschappij en dat die samenvalt met de onderdrukking van de vrouw. Waarom?
In de nucleaire gezinsvorm of het kerngezin wordt de man de kostwinner. Hij eigent zich het geproduceerde overschot toe, echter niet vanwege een biologisch determinisme.
Dit kerngezin is gebaseerd op het idee dat eigendom alleen kan worden geërfd of doorgegeven via de mannelijke lijn. Dit gold voor zeer oude vormen van de klassenmaatschappij. Mettertijd trad er een lichte verandering op, maar pas in de 19e en 20e eeuw kwam er echt een kentering met de opkomst van een vrouwenbeweging die dit idee van rechten binnen het huwelijk aanvocht. Toen de gezinsmodellen zich ontwikkelden, werd de vrouw onderdrukt voor zover ze verantwoordelijk was voor het baren van kinderen waarvan de erfenis onbetwist was en waar het mannelijke kind altijd het belangrijkste was.
In dit nieuwe gezinsmodel, het mononucleaire gezin, was de man volledig vrij om te doen waar hij zin in had. Het was dan ook in die tijd dat de prostitutie zich ontwikkelde en er ‘harems’ ontstonden, waar de man seksuele relaties kon hebben met elke vrouw op wie hij zijn zinnen had gezet. De vrouw daarentegen moest bewijzen dat ze geen andere mannelijke partners had, want een vrouw moest ‘zuiver’ zijn en was alleen nuttig om de kinderen van een onbetwiste vader te dragen. De eigendomsverhoudingen zijn in feite equivalent aan de onderdrukking van de vrouw. Want als dat de rol van de vrouw is, of als de dominante maatschappij die rol van de vrouw omarmt, moet zij eigenlijk niet gaan werken, ze is louter decoratie.
In onze huidige samenlevingen is het product van die eeuwen van wat we seksistische ideologie zouden kunnen noemen en die de vrouw in een ondergeschikte positie houdt, nog altijd aanwezig, ook onder de arbeidersklasse. Deze ingesteldheid houdt stand omdat die ongelooflijke en nooit opgeloste tegenstelling tussen de sociale productie aan de ene kant en de privésfeer van de huiselijke reproductie aan de andere kant, blijft bestaan.
De gezinsvormen hebben zich ontwikkeld naargelang de productiewijze van de maatschappij.
Kortom, de oorsprong van de onderdrukking van de vrouw is verbonden met de ontwikkeling van de klassenmaatschappij. Die maatschappijvorm ontwikkelde zich toen de productiewijze een overschot mogelijk maakte. En het was de man die zich het overschot toe-eigende. Een economisch argument, als het ware, maar dat argument wordt versterkt door de ideologie die aanwezig is in alle vormen van de klassenmaatschappij en die we seksisme noemen. Het is een ideologie die de onderdrukking van de vrouw bestendigt en versterkt en haar inferieure status legitimeert. Het gaat om een door mannen gedomineerde wereld.
Je legt uit dat de onderdrukking van de vrouw niet altijd heeft bestaan, maar wel al duizenden jaren een feit is. Dan is bijgevolg het kapitalisme niet de oorzaak van die onderdrukking. In je boek Women and class1leg je echter uit dat het kapitalisme de onderdrukking van de vrouw nodig heeft om zichzelf in stand te houden. Welk mechanisme gaat hierachter schuil?
Er zijn twee redenen. Het kapitalisme bestaat in wezen uit een minderheid die de productiemiddelen bezit en die de meerderheid, de arbeidersklasse, uitbuit. De motor van het kapitalisme is uitbuiting. De arbeiders hebben geen andere keuze dan hun arbeid te verkopen. De vraag is hoe een minderheid de meerderheid kan overheersen. Hoe overleeft dat model? Hoe is het mogelijk dat we er bijna mee instemmen dat we worden uitgebuit, dat we ons tevreden stellen met een systeem waarin we met zovelen zijn en zij met zo weinigen? Er is maar één manier om dat te bewerkstelligen: verdeeldheid zaaien.
Het is van groot belang dat we inzien hoe de productierelaties in stand worden gehouden. De relatie tussen de arbeider en de kapitalist vormt een essentieel element. Dit is wat Marx onderzoekt. En daar waar de onderdrukking van de vrouw een rol gaat spelen, onthult zich de dubbele aard van de onderdrukking. Die onderdrukking kan alleen in stand worden gehouden door de mensen tegen elkaar op te zetten. De makkelijkste manier om de arbeidersklasse te verdelen is op basis van de in het oog springende kenmerken: geslacht en etnische afkomst, dit wil zeggen huidskleur. Het is van vitaal belang voor het kapitalisme dat die scheidslijnen blijven bestaan. Het kapitalisme kan andere bronnen van verdeeldheid produceren, maar de duurzaamste zijn de ideologieën van seksisme en racisme. Racisme is fundamenteel voor de ontwikkeling van het kapitalisme, absoluut essentieel ! De eerste erkende industrie in Groot-Brittannië was de textielindustrie, met in het bijzonder katoen als grondstof. Maar in Groot-Brittannië groeit geen katoen. Het katoen komt van slavenarbeid en van de driehoekshandel tussen Europa, Amerika en Afrika. Met andere woorden: het kapitalisme had zich niet kunnen ontwikkelen zonder de slavernij, en die vereist natuurlijk racisme. Ook het imperialisme zou niet kunnen bestaan zonder racisme. De tweede reden waarom het kapitalisme heeft kunnen overleven is de diefstal van de meerwaarde. De winst wordt gemaakt uit de door arbeid geproduceerde meerwaarde. De sleutel tot het kapitalisme is daarom de instandhouding van de meerwaarde, de instandhouding van de winstextractie, en hoe groter die laatste, hoe groter de uitbuiting. Verrassend genoeg produceert de vrouw meer meerwaarde dan de man omdat ze minder betaald krijgt. Ik spreek daarom van superuitbuiting. Er is dus een dubbele reden waarom het kapitalisme absoluut afhankelijk is van de instandhouding van het systeem: om de arbeidersklasse te verdelen én om de winsten te verhogen.
Wat is volgens jou het verschil tussen onderdrukking en discriminatie? Hoe kunnen we het best de situatie van de vrouw definiëren?
Ik maak inderdaad een duidelijk onderscheid tussen onderdrukking en discriminatie. Iedereen krijgt wel eens te maken met discriminatie, of je nu dik, dun of lelijk bent… er zijn zoveel verschillende vormen. Maar die maken geen integraal deel uit van de instandhouding van de klassenmaatschappij. Ze hebben niet de functie die racisme en seksisme hebben, namelijk de kapitalistische winst in stand houden door superuitbuiting. De massa die ze uitbuiten verdelen: dat is de functie van racisme en seksisme.
Diversiteit omarmen is een goede zaak, maar als de centrale problemen van de onderdrukte en gediscrimineerde groepen niet worden aangepakt, zal erkenning van de diversiteit door de staat of privéondernemingen niet volstaan. Het stadium van oproepen tot tolerantie moeten we achter ons laten. De vraag naar gelijkheid impliceert dat we de obstakels die de realisatie ervan in de weg staan, erkennen. De strijd voor gelijkheid vereist een antwoord op de vraag “ gelijk aan wie ? ”. Het gaat over maatschappelijke vraagstukken die een verandering in de machtsverhoudingen veronderstellen. Dit zijn juist de vragen die men met het diversiteitsbeleid probeert te ontlopen.
De reproductie heeft een dubbele functie: niet alleen de reproductie van de arbeidskracht maar ook de instandhouding ervan.
Ook al is er naar ons gevoel in de westerse wereld vooruitgang geboekt, toch kunnen we er niet omheen dat racisme en seksisme een internationaal fenomeen zijn en veel wijder verspreid zijn geraakt naarmate de maakindustrie in de eerste kapitalistische landen achteruitging. Er heeft zich in de productie een enorme verschuiving voorgedaan, naar wat ik de neokoloniale wereld zou willen noemen, waar de mannen uiteraard worden uitgebuit, maar waar de vrouwen superuitgebuit worden, vooral in de kledingindustrie en andere. We kunnen dus wel denken dat we in de kapitalistische landen vooruitgang hebben geboekt, maar racisme en seksisme zijn nog steeds dominant en worden ingezet om winst te realiseren. Ze bestaan nog altijd in de kapitalistische landen, en in de neokoloniale wereld zijn ze enorm toegenomen. De imperiale machten overheersen die landen economisch en zetten onderdrukking in om hun overheersing te versterken. Discriminatie bestaat en is afschuwelijk, maar is op zich niet nodig om het kapitalistisch systeem in stand te houden.
Tegenwoordig wordt veel gepraat over het reproductieve werk van de vrouw. Wat is de marxistische definitie van dit werk? Wat is vanuit marxistisch oogpunt het verschil tussen productieve en reproductieve arbeid?
Arbeiders en arbeidsters verkopen hun arbeidskracht in ruil voor loon om goederen te produceren. Dat is de productie. De geproduceerde goederen hebben een gebruikswaarde en een ruilwaarde. “De gebruikswaarde heeft alleen waarde voor het gebruik,”2 zegt Marx, wat betekent dat een goed in een behoefte moet voorzien. Het is nuttig met het oog op de bevrediging van een behoefte, ongeacht of die behoefte als essentieel of overbodig wordt beschouwd. De ruilwaarde daarentegen dient om waren te vergelijken met het oog op ruil.
Alle dingen die we produceren zijn daarom handelswaar. “De rijkdom van de maatschappijen waarin de kapitalistische productiewijze heerst, heeft de vorm van een kolossale opeenhoping van waren,” zoals Marx zegt aan het begin van het eerste boek van het Kapitaal3
. En die waren kunnen alleen gebruikt worden door mensen die hun arbeid verkopen tegen een loon, wat sociale productie buitenshuis betekent.
Reproductieve arbeid omvat alle aspecten van niet-verloonde en tot voor kort niet meegetelde arbeid die de reproductie van betaalde arbeid mogelijk maken. Dit omvat het krijgen van kinderen, het zorgen voor kinderen en andere taken die worden omschreven als typisch huishoudelijk en als vrouwenarbeid. De reproductie heeft dus een dubbele functie: niet alleen de reproductie van de arbeidskracht maar ook de instandhouding ervan. Door het ontstaan van klassenmaatschappijen werd de seksuele arbeidsverdeling verder uitgediept en werden het werk van de vrouw, de toe-eigening van haar werk en de controle over haar reproductiecapaciteit een inferieure status toegekend. Het is de vrouw die kinderen baart, dat is een materieel gegeven van onze sekse. Tenzij we vrouwelijke ondergeschiktheid willen verklaren in termen van genetica, hormonen of de werking van een bovennatuurlijke kracht, moeten we de wisselwerking onderzoeken tussen het biologische feit dat vrouwen vrouwen zijn en de sociale constructie van dat feit in de context van de klassenmaatschappij. Dat is het andere aspect van de huiselijke reproductie: wij produceren de volgende generatie werknemers ! Zonder die reproductieve arbeid zou het kapitalisme niet bestaan.
De relatie tussen productief en reproductief werk is onderwerp van debat. Als de vrouw betaald zou worden voor het werk dat ze thuis doet, is het probleem opgelost, zou je denken. Maar dat is niet zo. Productief en reproductief werk zijn met elkaar verbonden. En dat geldt nog meer als de reproductie thuis toeneemt en er steeds minder staatsinterventie is om de last van de reproductie thuis te dragen. Dat helpt echt om het kapitalisme draaiende te houden want zo kan het besparen op arbeidskrachten.
Denk je dat gelijkheid tussen man en vrouw mogelijk is in een kapitalistisch systeem?
Absoluut niet ! De onderdrukking van de vrouw kan onder het kapitalisme niet aan banden gelegd worden. Ze is immers essentieel voor de instandhouding van het kapitalisme. Alleen als de productiemiddelen gemeenschappelijk bezit worden, kan er mogelijk een einde aan komen.
De weg vooruit voor de vrouw ligt in de strijd voor het socialisme en de verwezenlijking ervan. Die strijd moet een regering opleveren die zich inzet voor goedbetaalde, vaste banen, onderwijskansen en gesocialiseerde huishoudelijke diensten, met name de zorg voor afhankelijke personen. Angela Davis stelt dat een van de best bewaarde geheimen van het kapitalisme de ‘reële mogelijkheid is om de aard van de huishoudelijke taken radicaal te veranderen’ door ze te integreren in de industriële economie. Volgens de Amerikaanse marxiste “zou kinderopvang gesocialiseerd moeten worden, zou maaltijdbereiding gesocialiseerd moeten worden, zou huishoudelijk werk geïndustrialiseerd moeten worden – en zouden al die diensten gemakkelijk beschikbaar moeten zijn voor de leden van de arbeidersklasse.”4Angela Davis, Vrouwen, ras & klasse, Penguin Classics ( 1983 )[/note ]
Het is echter onmogelijk meteen komaf te maken met de onderdrukkende ideologieën. Racisme en seksisme zijn zo universeel en gaan al zo lang mee dat ze heel diep in onze geest zijn verankerd. En zelfs mensen die zichzelf links noemen of in de vakbond werken, en beter dan wie ook zouden moeten weten hoe racisme en seksisme de arbeidersklasse kunnen verdelen, zelfs onder die mensen is er nog altijd racisme en seksisme ! We moeten die ideeën samen bestrijden in onze eigen bewegingen, altijd en overal.
Engels onderscheidde drie gebieden van strijd : economisch , politiek en ideologisch. Voor mij is de ideologische strijd absoluut essentieel. Elke socialist zou een feminist moeten zijn. Ik zeg niet dat alle feministen socialisten zullen zijn. Maar als alle socialisten niet inzien dat de onderdrukking van de vrouw bestaat en bestreden moet worden, en dat de ideologie die daaraan ten grondslag ligt – seksisme en racisme –bestreden moet worden, komen we nergens. Dat is belangrijk. De communistische en socialistische partijen moeten die strijd nog voeren. Lange tijd dachten de socialistische organisaties dat de strijd tegen seksisme en racisme hen afleidde van de klassenstrijd. Integendeel, die strijd is een integraal onderdeel van de klassenstrijd. Zonder de vrouwen kan er geen sprake zijn van een socialistische revolutie. Wij zijn de helft van de beroepsbevolking , de helft van de vakbeweging. Er kan geen vooruitgang zijn zonder de vrouwen, en de mannen moeten dat begrijpen. Voor marxistische feministen ligt daar de sleutel: we hebben nood aan vernieuwde vrouwenbewegingen die niet langer opzij gezet kunnen worden.
Footnotes
- Mary Davis, Vrouwen en klasse, Manifesto Press Cooperative Limited,2020. www.communistparty.org.uk/pdfs/wac/women_and_class.pdf
- Karl Marx, Het kapitaal, Boek I, Hoofdstuk 1 ( 1859 ).
- Idem