Met het programma ReArm / Readiness 2030 aast de EU op geopolitieke macht onder het mom van vrede. Europarlementslid Demirel traceert de historiek van de Europese militarisering die de wereld onveiliger maakt.

De agenda van Die Linke-parlementslid Özlem Demirel wordt beheerst door de nieuwe wapenwedloop die zich vandaag voor onze ogen voltrekt. Ze schrijft, analyseert en klaagt aan.
Toch maakte ze tijd voor dit verhelderende gesprek, waarin ze uitlegt hoe angst wordt ingezet om buitensporige militaire uitgaven te rechtvaardigen – uitgaven die objectief gezien overbodig zijn. Demirel verzet zich zowel tegen de NAVO als tegen de militarisering van Europa, en strijdt voor vrede, inclusief sociale zekerheid. Ze roept de werkende klasse op om zich niet als pionnen op het geopolitieke schaakbord te laten misbruiken. Geïnspireerd door Karl Liebknecht, spoort ze vredesactivisten aan om een krachtiger standpunt in te nemen tegen de voortschrijdende militarisering.
André Crespin Hoe hebt u als Europarlementslid de militarisering van de Europese Unie de afgelopen jaren zien evolueren, en hoe kijkt u naar de recente versnelling van dat proces ?
Özlem Demirel De militarisering van de Europese Unie is al lange tijd aan de gang. Velen denken dat het versneld is door de oorlog in Oekraïne, maar die analyse is te simplistisch. Het echte keerpunt was de Brexit. Het Verenigd Koninkrijk heeft altijd druk uitgeoefend op Europese landen om volledig aan te sluiten bij de NAVO en heeft andere Europese initiatieven geblokkeerd. Pas na het vertrek van het VK hebben de leidende machten van de EU – met name Duitsland, en vooral Frankrijk – extra inspanningen geleverd om een Europese defensie-unie op te bouwen.
Alles begon met de activering van de Permanente Gestructureerde Samenwerking (PESCO), een systematische militaire samenwerking die al in de verdragen stond, maar voordien niet werd uitgevoerd. Deze mechanismen zijn heropgestart en uitgebreid met nieuwe instrumenten en meer financiering.
Daarop volgden projecten zoals “ militaire mobiliteit ”, het “ Europees Defensiefonds ” en de “ Europese Vredesfaciliteit ” – een instrument waarvan de naam naar vrede verwijst, maar dat vooral bedoeld is om wereldwijd wapenleveringen te financieren. Die instrumenten werden steeds talrijker en ze werden versneld uitgerold na de Russische invasie van Oekraïne.
Traditioneel staat de bevolking in Europa terughoudend tegenover militaristische projecten – dat is het gevolg van de bloedige lessen uit de 20e eeuw. Toch hebben de voorstanders van herbewapening handig misbruik gemaakt van de schending van het internationaal recht door Rusland om een gevoel van onveiligheid te verspreiden en hun plannen te rechtvaardigen. Terwijl de oorlog in Oekraïne voortduurt, versterkt de terugkeer van Trump aan de macht in de Verenigde Staten deze militariseringsdynamiek in Europa alleen maar. Het verschil in aanpak tussen de regeringen van Biden en Trump legt een rauwe waarheid bloot : de eerste had steeds de Amerikaanse belangen in gedachten, maar behield een zekere samenwerking met Europa; de tweede negeert de Europese belangen volledig en openlijk.
De Europese wapenindustrie consolideert zich in snel tempo, waarbij de macht geconcentreerd raakt in de handen van enkele grote nationale kampioenen.
In die context slaat de Europese Commissie een alarmistische toon aan : door de opkomst van autoritaire regimes en de terugkeer van het imperialisme, zouden we genoodzaakt zijn een steeds krachtigere militaire industrie te ontwikkelen en de militarisering op te voeren – dit alles in naam van de verdediging van onze democratische waarden.
Maar dat discours houdt geen steek. De wapenwedloop die we vandaag zien – in Europa en elders – verscherpt enkel de wereldwijde concurrentie tussen economische, politieke en militaire machten. Die dynamiek draagt bij aan een hertekening van de mondiale geopolitieke kaart. Ze bereidt niet de vrede voor, maar de oorlog. Als linkse krachten in Europa moeten we deze evolutie aanklagen en duidelijk maken dat de EU actief deelneemt aan deze imperialistische wedloop.
Kunt u die mondiale concurrentie nader toelichten ? Wat beoogt de Europese Unie concreet ?
De verklaringen van de Europese Commissievoorzitter, Ursula von der Leyen tonen een duidelijke strategie : de EU moet militaire capaciteit ontwikkelen, én bereid zijn die in te zetten om haar belangen wereldwijd te verdedigen – in een wereld waar grootmachten tegen elkaar wedijveren. Hoewel Duitsland en Frankrijk vaak van mening lijken te verschillen, komen zij op dit punt steeds dichter bij elkaar. Europa tracht zich te positioneren als een imperialistische macht tegenover de Verenigde Staten en China, terwijl Rusland, hoewel militair sterk, economisch zwakker staat.

Het hedendaagse imperialisme heeft een ruwe kant en toont die duidelijker dan ooit : het draait niet langer alleen om politieke en economische kracht, maar ook om militaire macht om te bepalen wie toegang krijgt tot markten en grondstoffen. Technologische en industriële ontwikkelingen versnellen die concurrentie – denk aan de strijd om lithium, zeldzame aardmetalen en controle over maritieme routes – en zijn terreinen waar de wereldwijde economische oorlog wordt uitgevochten.
Deze Europese ambitie vertaalt zich in diepgaande structurele hervormingen, zoals het versoepelen van begrotingsregels – zoals die van het Stabiliteits- en Groeipact – waardoor lidstaten hun militaire uitgaven kunnen verhogen.
Het Europees Defensiefonds is daar een perfect voorbeeld van. Aanvankelijk waren heel wat landen tegen, omdat ze vreesden dat enkel de grote wapenproducenten in Duitsland, Frankrijk en Italië ervan zouden profiteren. Later werd het mechanisme aangepast om ook kleine en middelgrote ondernemingen formeel te betrekken. Maar de realiteit blijft dat de militaire industrie in Europa snel geconsolideerd wordt in de handen van enkele ‘ nationale kampioenen’. Kleinere bedrijven – uit bijvoorbeeld België of Kroatië – worden in deze nieuwe architectuur steeds meer herleid tot onderaannemers. Hun industriële voordelen zijn marginaal, als die er al zijn.
De economische situatie in Europa is complex. Er is een ongeziene daling van het aantal industriële jobs op het hele continent. Wat zegt u als sommigen beweren dat de wapenindustrie werkgelegenheid oplevert voor werknemers in Europa ?
Vandaag krijgen mensen in Duitsland, België of elders te horen dat ze zich geen zorgen hoeven te maken als ze hun job verliezen in bijvoorbeeld de auto-industrie. “ Er wachten jullie jobs in de wapenindustrie. De toekomst is verzekerd ”, zo klinkt het. Maar jobs in de wapenindustrie zijn nooit duurzaam, want ze zijn afhankelijk van het voortduren van oorlog. De geproduceerde wapens en munitie moeten onvermijdelijk eerst gebruikt worden vooraleer er nieuwe geproduceerd worden. En laten we duidelijk zijn : wanneer deze wapens gebruikt worden, zullen het de gewone werkende mensen zijn die als eersten zullen sneuvelen. Er bestaan geen zekere jobs in een onveilige wereld – en bovendien moeten we vrede ook benaderen vanuit het perspectief van sociale zekerheid.
De NAVO wordt bekritiseerd voor haar agressie, voor interventies in Afghanistan of Libië … Maar zou de ontwikkeling van een Europese defensiemacht – met een defensief karakter, gebaseerd op samenwerking – een levensvatbaar alternatief zijn ? België werkt nu al militair samen met Nederland en Frankrijk.
Dat debat is grotendeels theoretisch. Geen enkel land ter wereld – en al zeker geen EU-lidstaat – is werkelijk bereid zijn nationale leger op te geven of alle militaire bevoegdheden en beslissingsmacht over te dragen aan het Europese niveau.
Wat men dus voorstelt, is géén echt Europees leger, maar een extra militaire laag bovenop de bestaande nationale legers – met ‘gevechtsgroepen’ en andere gezamenlijke structuren.
Het idee is om, naast de nationale legers, ook militaire structuren op Europees niveau toe te voegen, wat gepaard gaat met een afnemende democratische controle.
Op Europees niveau gaat dat samen met minder democratische controle. In Duitsland, bijvoorbeeld, valt elke beslissing over de inzet van onze strijdkrachten onder de bevoegdheid van het nationale parlement. De Duitse regering kan niet eenzijdig beslissen om ten oorlog te trekken. Alleen het parlement heeft dat recht, en pas na een grondig debat.
Op Europees niveau is dat anders : wie beslist daar eigenlijk ? Ik werk in het Europees Parlement intensief op dit dossier, en ik moet vaststellen dat het Europees Parlement niet over dezelfde bevoegdheden beschikt als de nationale parlementen – en evenmin over hetzelfde niveau van transparantie. We dreigen gevechtseenheden te creëren die overal ter wereld ingezet kunnen worden, zonder dat de burger dat weet. Dat is onaanvaardbaar.
Maar is het idee van militaire samenwerking tussen Europese landen uiteindelijk niet efficiënter en goedkoper ?
Sommige fracties in het Europees Parlement, zoals de Groenen, pleiten voor een versterkte militaire samenwerking omdat dat zogezegd kostenbesparend zou zijn. Hun redenering rust op drie pijlers : gezamenlijke ontwikkeling van wapens, verwachte synergieën en vermeende besparingen die het mogelijk zouden maken om middelen te heroriënteren naar andere prioriteiten.
Maar als je de zaken van nabij bekijkt, houdt dat werkelijk geen steek. Zoals ik eerder al zei, gaat het bij het Europese project van militaire integratie niet om een rationalisering van bestaande capaciteiten. Het gaat om een massale uitbreiding van de capaciteiten op verschillende niveaus. Het is zand in de ogen van de bevolking strooien. En het is aan ons om de zaken helder voor te stellen.
Wat het argument van kostenbesparing betreft : dat is pure misleiding. Gezamenlijk ontwikkelde wapensystemen vergen gigantische investeringen. De wapenindustrie schaart zich actief achter deze Europese ‘ samenwerking’, net omdat ze de weg opent naar megaprojecten die onbetaalbaar zouden zijn voor de afzonderlijke nationale budgetten.
De huidige dynamiek onthult een verontrustende logica : onder het mom van budgettaire efficiëntie zijn we getuige van een militaristische opbodpolitiek. Elke nieuwe gemeenschappelijke structuur dient als voorwendsel voor extra investeringen, waardoor een uitgavenspiraal ontstaat waarvan alleen het militair-industriële complex werkelijk profiteert. De zogezegde besparingen veranderen in torenhoge rekeningen voor de Europese belastingbetaler, in de vorm van sociale afbraak. Ik ben zeer kritisch over deze gang van zaken. Mijn boodschap is helder : wij willen vrede in Europa. Op basis van de lessen van twee wereldoorlogen moeten we breken met de logica van bewapening, en moeten we een veiligheidsstructuur opbouwen die álle Europese landen omvat – dus een systeem dat ruimer is dan enkel de Europese Unie.
Sommigen rechtvaardigen de huidige militaristische koorts door te zeggen dat we niet langer kunnen rekenen op NAVO-bescherming – althans zolang Trump aan de macht is in de VS. Wat zegt u daarop ?
Sommigen beweren zelfs dat de NAVO niet meer bestaat. Dat is een leugen – dat is simpelweg onwaar. Natuurlijk zijn er meningsverschillen tussen de regering-Trump en Europese leiders, vooral op economisch en commercieel vlak. Maar de NAVO is allesbehalve dood : ze onderhoudt nog altijd tal van militaire bases in Europa, slaat wapens op in alle Europese landen en blijft de machtigste militaire alliantie ter wereld.
De huidige drang naar een geïntegreerde Europese defensie wordt veel meer gedreven door geopolitieke belangen en een commerciële en industriële logica dan door een reële veiligheidsbehoefte – laat staan door een streven naar vrede. De ontwikkeling van nieuwe geavanceerde wapensystemen – vooral die met kunstmatige intelligentie – vereist grote, stabiele markten. Het is die economische noodzaak die aan de basis ligt van de oprichting van een Europese wapenmarkt.

Het gaat dus niet om onze behoefte aan veiligheid, vrijheid en vrede, zoals men beweert. Om steeds gesofisticeerdere wapensystemen te kunnen ontwikkelen, zijn een duurzame industriële basis en gegarandeerde afzetmarkten nodig.
Die realiteit moet benoemd worden voor wat ze is : het discours over ‘ besparingen ’ en ‘ bundeling van middelen ’ is een rookgordijn voor een kunstmatige heropleving van het militair-industriële complex. Wat we zien, is geen rationalisering van defensie-uitgaven, maar de creatie van een nieuwe, Europese wapenwedloop ten bate van een handvol industriële spelers en ten koste van de belastingbetalers en van de werkelijke collectieve veiligheidsnoden.
Rusland heeft Oekraïne aangevallen en de territoriale integriteit van het land geschonden. Dat is een schending van het internationaal recht. Hoe kunnen we het Oekraïense volk steunen zonder militaire middelen in te zetten ?
Het discours van de Europese Unie over internationale conflicten vertoont een fundamenteel ongelijke benadering. De veroordeling van de Russische agressie is terecht en noodzakelijk, maar hoe er op politiek vlak gebruik wordt van gemaakt, is zorgwekkend. De oprechte solidariteit van Europese burgers met Oekraïners wordt systematisch misbruikt om militaire escalatie te rechtvaardigen, eerder dan in te zetten op diplomatieke oplossingen.
Bovendien blijkt het zogezegde EU-engagement voor het internationaal recht snel zijn grenzen te bereiken als we naar andere conflictgebieden kijken. In het Midden-Oosten, bijvoorbeeld, leiden de herhaalde schendingen van het internationaal recht door Israël niet tot dezelfde institutionele verontwaardiging. Of het nu in Gaza is, in Mali, in de Democratische Republiek Congo of elders, deze oorlogen krijgen in de Europese hoofdsteden vaak slechts marginale aandacht. Deze selectieve benadering toont aan dat achter de grote woorden vooral geopolitieke en economische belangen schuilgaan. Zelfs landen als Duitsland blijven wapens leveren aan Israël. In andere oorlogen zijn ze zelf in stilte de sturende krachten op de achtergrond.
De wapenindustrie schaart zich actief achter deze Europese ‘ samenwerking’, net omdat ze de weg opent naar megaprojecten die onbetaalbaar zouden zijn voor de afzonderlijke nationale budgetten.
De retoriek van solidariteit met Oekraïne – hoe gerechtvaardigd ook – dient vooral als dekmantel voor bredere strategische berekeningen : het versterken van de Europese wapenindustrie en het verstevigen van de positie van de EU in Europa en elders, zoals in Afrika, in concurrentie met Rusland en China. Deze realiteit doet niets af aan de noodzaak om Oekraïne te steunen, maar dwingt ons wel om de hypocrisie van een systeem te erkennen dat universele waarden claimt, maar ze uiterst selectief toepast.
In deze context is het cruciaal om onze solidariteit met het Oekraïense volk te herbevestigen, maar tegelijk de militaire escalatie die door de EU wordt aangewakkerd, te verwerpen. Echte solidariteit moet tot uiting komen in krachtige diplomatieke initiatieven om de oorlog te beëindigen, niet in een wapenwedloop die het conflict alleen maar aanwakkert
Peilingen tonen aan dat veel Europeanen vrezen dat Rusland binnenkort een ander Europees land binnenvalt. Is dat dan geen legitieme reden om te herbewapenen en een Europees leger op te richten ?
De verlenging van de oorlog in Oekraïne is geen toeval : NAVO-landen, vooral de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk hebben het conflict actief aangewakkerd – totdat ze begonnen te twijfelen of de investering het nog waard was. Nu neemt de EU het over, gedreven door haar eigen geopolitieke belangen. We krijgen twee tegenstrijdige verhalen voorgeschoteld : enerzijds zouden meer wapens Oekraïne in staat stellen te “ winnen ”, anderzijds zouden Russische tanks op weg zijn naar Berlijn. In het ene verhaal is het Russische leger zwak, in het andere zo sterk dat het de NAVO aankan. Deze alarmerende en inconsistente verhalen dienen vooral om een militaire escalatie te rechtvaardigen – ten voordele van de wapenindustrie en imperialistische machten.
De realiteit is dat de NAVO en de EU-lidstaten de kostprijs voor een imperialistische rivaal, Rusland, willen opdrijven. Het gaat hier niet om soevereiniteit of om het belang van het Oekraïense volk. En het feit is dat hoe langer deze oorlog duurt, hoe sterker het militarisme wordt en hoe groter het risico op oorlog wordt.
Ik koester geen illusies over liberale democratie als kapitalistische bestuursvorm. Als socialist streef ik naar een systeem dat verder gaat dan die democratie. Maar tegelijk zal ik haar altijd verdedigen tegenover autocratie. Vandaag echter vraagt men mij om de militarisering van de Duitse samenleving te accepteren in naam van diezelfde democratie. Die logica is fundamenteel verkeerd. In werkelijkheid voedt militarisering het nationalisme en holt ze onze democratische vrijheden uit.
We moeten die tegenstelling blootleggen : deze oorlogen zijn niet de oorlogen van de werkende klasse – ze dienen haar belangen niet. Als we binnen 2, 5 of 10 jaar geen nieuwe oorlog willen, moeten we nu een breed vredesfront opbouwen – in Europa, maar ook in de VS, China, Rusland en Oekraïne. De volkeren moeten weigeren om pionnen te zijn die geofferd worden op het geopolitieke schaakbord.
In België maken veel mensen zich zorgen. Ze zagen de video van Europees commissaris Hadja Lahbib, die aanraadt een overlevingskit voor te bereiden, ze hoorden minister Theo Francken pleiten voor voedselreserves in huis, of luisterden naar militairen die in de krant en op tv zeggen dat we niet in oorlog zijn, maar ook niet in vrede. Wat kunnen we hen antwoorden ?
We moeten eerlijk zijn : als we geen brede vredesbeweging opbouwen, zal het huidige militariseringsbeleid enkel leiden tot meer oorlogsdreiging en nieuwe wereldwijde conflicten. De enige uitweg – als volk, als werkende klasse die dit beleid afwijst – is ware solidariteit met alle volkeren die door oorlog getroffen worden : in Gaza, in Oekraïne, of elders. Ons doel moet zijn : oorlogen beëindigen, niet verlengen. Dat standpunt moeten we luid en duidelijk verkondigen.
Daarnaast wordt ons een nieuw narratief opgelegd waarin Rusland wordt afgeschilderd als de grootste wereldbedreiging. Maar laten we nuchter zijn : het herbewapenen van de EU is niet ingegeven door een reële verdedigingsnoodzaak tegenover Rusland. Op het vlak van zeemacht, luchtmacht en conventionele wapens is Europa al sterker. Deze wapenwedloop wordt door iets anders gedreven : het versterken van onze slagkracht om oorlogen te kunnen voeren buiten de EU. Daar ligt de werkelijke inzet en dat moeten we aanklagen.
Alleen op het vlak van kernwapens is Europa zwakker dan Rusland. Maar willen we die weg echt inslaan ? In het verleden zeiden de mensen in Europa en over de hele wereld : “ Geen kernwapens meer. We moeten een andere weg kiezen.” Als onze leiders echt eerlijk waren – als ze echt geloofden in de noodzaak van bewapening – dan zouden ze ook pleiten voor een massale inzet van kernwapens in Europa. Maar het is overduidelijk dat dat de wereld niet veiliger zou maken, integendeel.
Ook ik ben bang dat mijn kinderen niet in vrede zullen opgroeien. Maar als ik iets wil veranderen, is er maar één weg – en ik wou dat die eenvoudiger was : strijden tegen dit systeem. We hebben misschien niet de gemakkelijkste oplossingen, maar we hebben wel de eerlijkste antwoorden, de duidelijkste analyses, en we moeten de moed vinden om die krachtiger te verdedigen.
De volkeren moeten weigeren om pionnen te zijn die geofferd worden op het geopolitieke schaakbord.
We worden overspoeld met verzonnen verhalen, eindeloos herhaald om het onaanvaardbare te rechtvaardigen. We krijgen telkens weer hetzelfde verhaal te horen : “ Oekraïne moet blijven vechten, het kan deze oorlog winnen.” Maar dat is gewoonweg onwaar. En het probleem is : als je iets dag in, dag uit hoort, begin je het te geloven.
Het is aan ons om er voortdurend op te wijzen dat de werkelijkheid deze beweringen scherp tegenspreekt.
Tot slot : welk advies zou u geven aan de lezers van Lava die zich willen verzetten tegen militarisering in België en Europa ?
Het is nooit makkelijk geweest om oorlog en militarisering aan te klagen in oorlogstijd. Maar na verloop van tijd beseffen mensen dat wat hen werd verteld, niet klopte. De oorlog in Afghanistan is daarvan het duidelijkste voorbeeld.
Ik herinner me hoe, toen linkse en pacifistische bewegingen zich tegen die oorlog uitspraken, de standaardvraag was : “ Steun je dan de Taliban ? ” Twintig jaar oorlog later geeft iedereen toe dat het een vergissing was. Dat is een belangrijke les als we ons vandaag tegen oorlog verzetten – en het zou ons misschien de moed moeten geven om nu vastberadener weerstand te bieden.
Trouwens, de oorlog in Oekraïne was niet het begin van geopolitieke rivaliteiten, maar wel een keerpunt waarop de gevolgen ervan zichtbaarder werden. Misschien moeten we opnieuw kijken naar de geschiedenis van de arbeidersbeweging voor de Eerste Wereldoorlog, naar de geschiedenis van de socialistische beweging : hoe reageerden zij toen ? Wat waren hun argumenten ?
Karl Liebknecht bijvoorbeeld, een uitgesproken antimilitarist en socialist, stemde als parlementslid van de historische sociaal-democratische partij – als enige in het Duitse parlement – tegen de oorlogskredieten bij het begin van de Eerste Wereldoorlog. Hij stelde dat de oorlog het beginnende arbeidersverzet ondermijnde, en dus niet in het belang van het volk was. Daarmee ging hij in tegen alle andere parlementsleden – ook die van zijn eigen partij – en gaf hij vorm aan een socialistische verzetsbeweging.
De geschiedenis herhaalt zich nooit letterlijk – begrijp me niet verkeerd – maar we zien wel vergelijkbare argumenten, parallellen. We zouden onze eigen geschiedenis veel beter moeten bestuderen dan we de voorbije tien jaar gedaan hebben. We kunnen er nog veel van leren.
