Artikel

De Europese eenheidsmarkt tegen het arbeidsrecht

Marc Rigaux

—15 februari 2022

De Europese eenheidsmarkt zou leiden tot samenwerking en collectieve welvaart. In plaats daarvan ondergraaft ze de collectieve rechten van de werkende klasse.

Er gaat geen maand voorbij of de samenleving wordt geconfronteerd met één of andere sociale dumping-praktijk, met de ontwijking van de arbeidsbescherming door een transnationaal opgezette onderaannemingspiramide of met de uitbuiting van schijnzelfstandigen door transnationale dienstenplatforms zoals Uber, Deliveroo of Amazon… om dan nog te zwijgen over het negeren van de waardigheid van de koeriers van de e-commerce-bedrijven en de delokaliseringen. Alle genoemde sociale wanpraktijken hebben met elkaar gemeen dat ze rechtstreeks of onrechtstreeks gefaciliteerd worden door het recht van de Europese Eenheidsmarkt.

Marc Rigaux leidde tot aan zijn emeritaat in 2015 de onderzoeksgroep “sociale concurrentie en recht” aan de Universiteit Antwerpen, waar hij het arbeidsrecht onderwees en beoefende. Hij is voorzitter geweest van het ISUA (Instituut voor de Samenwerking tussen Universiteit en Arbeidersbeweging). Overtuigd van de noodzaak van de wetenschappelijke ondersteuning van de internationalisering van de sociale strijd, had hij de leiding van diverse Europese universitaire samenwerkingsplatforms. Hij publiceert vooral in het domein van het collectief arbeidsrecht en van de theorie over de arbeidsverhoudingen.

De vraag of de Europese Unie (hierna EU) een zegen is voor het kapitaal en een vloek voor de arbeid lijkt onbeduidend, maar is het in werkelijkheid niet. De Europese samenwerking dateert van het midden van de jaren 50 van de vorige eeuw. De samenwerking heeft in zijn evolutie verschillende stadia doorlopen.

Vertrekkend van een toezichtstructuur op de Duitse en Franse staal- en steenkoolnijverheid en een verdeling van de Marshallhulp, neemt de Europese samenwerking al vlug de vorm aan van een vrijhandelszone en tolunie om uiteindelijk uit te monden in een economische een monetaire unie als draagvlak van een politiek verbond. Grondslag van de unie is een eenheidsmarkt, gegrond op het vrij verkeer van kapitaal, goederen, diensten en werknemers. De initiële plannen om de economische eenheidsstructuur aan te vullen met een volwaardige sociale en politieke component worden nooit echt uitgewerkt.

Officieel heet het dat de uitdieping van de samenwerking werd uitgesteld om voorrang te geven aan de uitbreiding naar de Oost- en Centraal Europese staten. In werkelijkheid biedt de uitbreiding van de eenheidsmarkt naar landen met lage lonen en lage sociale bescherming een niet te verwaarlozen economisch voordeel aan aan de West-Europese ondernemingen. Bovendien leidt dit eveneens tot een ernstige toename van de sociale concurrentiedruk op alle Europese arbeidskrachten. Arbeidsrecht en sociaalzekerheidsrecht verzekeren de werknemers niet enkel van een arbeidsbescherming en een afscherming tegen sociale risico’s (zoals werkloosheid, arbeidsongeschiktheid, leeftijd, kinderlast e.a.) maar functioneren vooral als sociale correcties aan de vrije arbeidsmarkt, door de sociale uitbuiting en uitsluiting binnen redelijke perken te houden.
Het gebrek aan een afdoende Europese kadering van de arbeids- en sociale wetgeving, doen een fundamentele breuk ontstaan tussen een Europese arbeidsmarkt enerzijds en een nationaal gebleven sociaal correctieapparaat anderzijds.

Dat de nationale politieke formaties nu liberaal, christendemocratisch, sociaaldemocratisch, ecologisch, nationalistisch of zelfs populistisch van inslag beweren te zijn, steeds blijven ze het neoliberalisme en het liberaal kapitalisme trouw.

De nationale schaal van het apparaat leidt tot een dubbele ondergraving van de sociale bescherming. Enerzijds heeft de nationale wetgever geen of onvoldoende greep op de transnationale economische actoren. Anderzijds wordt de nationale arbeids- en sociale bescherming een speelbal van de markt, die in wezen door de kapitaaltransacties wordt aangedreven. Meer nog, we zullen zien hoe het Europese marktrecht door zijn statuut van hoogste recht de lagere nationale sociale correcties tot marktconformiteit dwingt en bijgevolg op termijn duurzaam afkalft… waardoor ook de sociale tegenmacht aan invloed en sterkte inboet en de collectieve rechten van de werkende klasse op de helling komen te staan…. Men is dus zeker gerechtigd zich af te vragen of het soort van Europese éénmaking waarmee het neoliberalisme de Europese burgers bedenkt, niet boudweg een zegen is voor het kapitaal en een vloek voor de arbeid.

Het Europese marktrecht en de dominantie van het neoliberalisme

Wanneer de EU einde jaren 80 van de vorige eeuw de decisieve stap zet naar de Economische en Monetaire Unie, vormt het neoliberalisme wereldwijd de dominerende ideologie. Het neoliberalisme vestigt de dominantie van de markt op de politiek. Het dringt het marktmechanisme aan de samenleving als referentiesysteem op. Dit gebeurt onder meer door het recht. Een zo weinig mogelijk belemmerde marktwerking zorgt, zo heet het althans, ook voor sociale vooruitgang.

Het neoliberalisme wekt en onderhoudt de schijn van wetenschappelijkheid als het om de markteconomie gaat. Geen sprake dus meer van economie als een aan paradigma’s gelieerde discipline…. Economische inzichten die niet met de markteconomie stroken, worden gewoonweg als politiek en dus onwetenschappelijk afgedaan. De regeling van de Europese eenheidsmarkt is niet meer en niet minder dan het tot recht geworden neoliberalisme. De constructie is contractueel en berust op verdragteksten.

Een Europese budgetcontrole versmacht elke poging om van de neoliberale wegen af te wijken.

In tegenstelling tot de verdragen die vorm gaven aan de eerdere stadia van de Europese samenwerking en die in zekere mate het gevolg waren van een ideologisch compromis tussen liberalisme, sociaaldemocratie en christendemocratie, gehoorzaamt het verdrag dat de éénheidsmarkt instelt louter aan de concepten van het neoliberalisme. De EU drukt dus onbelemmerd het neoliberalisme door in de nationale politiek van zijn lidstaten. Een Europese budgetcontrole versmacht elke poging om van de neoliberale wegen af te wijken.

Dat de nationale politieke formaties nu liberaal, christendemocratisch, sociaaldemocratisch, ecologisch, nationalistisch of zelfs populistisch van inslag beweren te zijn, steeds blijven ze het neoliberalisme en het liberaal kapitalisme trouw. Het socialisme van de zogeheten derde weg past wonderwel in het plaatje. Het geheel leidt zonder meer tot een existentiële crisis van de burgerlijke parlementaire democratie…. Onnodig te preciseren dat in dergelijke politieke context er zelfs voor een in het Fordistische model ingekapselde sociale staat geen plaats meer is… De EU en zijn marktrecht zijn bijgevolg de doodgravers van de nationale arbeids- en sociale wetgeving….

Het Europese beheerssysteem en de verspreiding van het marktdenken

Het Europese beheerssysteem werkt bijzonder efficiënt als het op de toepassing van de regels van het marktrecht, het concurrentierecht en het handelsrecht aankomt. De efficiëntie slaat zowel op de totstandkoming, bekendmaking en toepassing van het marktrecht. Voorbereid en op juridische deugdelijkheid nagekeken door de Europese commissie en met een gewone meerderheid van stemmen aangenomen door het Europese parlement en/of Europese ministerraad streven de wetten doorgaans een maximale integratie van de nationale wetgevingen na. Hetgeen impliceert dat de nationale wetgeving zo dicht mogelijk bij de Europese regels dient aan te sluiten.

De werkwijze steekt schril af van de totstandkoming van de meeste arbeidswetgeving, die de consensus moet wegdragen van de Europese vakorganisatie en de zeer sociale integratie vijandige Europese werkgevers en die niet zelden een bijzondere meerderheidsbeslissing of zelfs consensus vereist in de Europese ministerraad. Bovendien zijn de arbeidsrechtelijke regels vaak van een tergende vrijblijvendheid. Het beheerssysteem is eveneens zeer doelmatig als het op de verspreiding en publiciteit van de marktgebonden regels aankomt. Het Publicatieblad van de EU en een veelheid aan parallelle informatiekanalen spelen hierbij een centrale rol. Efficiëntie tenslotte ook wat de naleving betreft van de regels, die op een bestuurlijke en jurisdictionele wijze worden afgedwongen en opgelegd. Het marktrecht poneert dus zowel rechtstreeks als onrechtstreeks het maatschappelijk marktconform handelen.

Het marktrecht herstelt in de nationale wetgevingen de liberale vrijheid van arbeid als grondslag van het arbeidsrecht in al zijn glorie…

Maar er is meer aan de hand. De politieke dominantie van het neoliberalisme bezorgt het marktmodel een versterking en verspreiding als referentiestelsel in de samenleving. Het proces wordt nog aangedikt door de voorwaarden, die de EU koppelt aan de wijd verspreid toegekende subsidies in de diverse sectoren van de maatschappij. Marktconform denken en handelen groeit uit tot een soort van tweede natuur bij nationale instanties, organisaties en verenigingen, ook al zijn deze strikt genomen niet steeds onderworpen aan het Europese marktrecht…

Het marktdenken vindt in de ondernemingen ten aanzien van het personeel zijn verlengde in de Human Resource Management (verder HRM), die de sociale concurrentie onder de arbeidskrachten onder diverse vormen aanmoedigt. De HRM vestigt de CEO’s als neoliberale ankerpunten door ze met decadent hoge vergoedingen te bedenken. De HRM veracht solidariteit onder de werknemers en verafschuwt de arbeidsrechten. Met de HRM als basis zullen heel wat ondernemingen dan ook pogen de cultuur van collectieve arbeidsrechten af te breken om ze te vervangen door vrijblijvende pseudo morele concepten, zoals values of nog corporate social responsability… Doch de HRM zet de arbeidskrachten ook tegen elkaar op door ze onverholen in de rol van sociale concurrenten te duwen. De HRM onderdrukt de werknemers dus door hun collectieve rechten te ondergraven en door ze quasi permanent te onderwerpen aan pseudo wetenschappelijke evaluaties, waaruit moet blijken dat ze toch maar zeer middelmatig presteren…

Welnu het is van belang te weten dat de EU met zijn vermarkting deze processen niet enkel ingeeft maar ook bevestigt en legitimeert… Anders gesteld, het marktrecht herstelt in de nationale wetgevingen de liberale vrijheid van arbeid als grondslag van het arbeidsrecht in al zijn glorie…

Nationale correcties in een supranationale markt

Onder sociale concurrentie begrijpt men doorgaans de competitie voor het verwerven van een betaalde arbeid van die personen, die door het kapitalisme tot het verkopen van hun arbeidspotentieel aan derden zijn veroordeeld. Het al dan niet Europese karakter van de arbeidsmarkt betreft een schoolvoorbeeld van de hypocrisie, die de EU kenmerkt als het over de aard van de arbeidsmarkt gaat. In het officiële discours van de Europese leiding heet het dat het de lidstaten zijn, die bevoegd blijven om de zogezegd nationaal gebleven arbeidsmarkten te beheren en te beheersen. Het houdt in dat het bijgevolg nog nationale wetgeving is, die de voorwaarden uittekent waaraan buitenlandse arbeidskrachten dienen te voldoen om een of ander soort arbeidsvergunning te bekomen.

De juridische realiteit ziet er evenwel iet of wat anders uit. Om te beginnen genieten alle Europeanen van EU- en EER-landen en flink wat gelijkgestelden van vrij verkeer voor werknemers. Dit betekent zonder meer dat zij niet gebonden zijn aan de nationale regels van toegang tot de nationale arbeidsmarkten. Voorts dienen die nationale regels nogmaals te passen telkens als ze strijden met EU-regels. Zo zullen de werknemers van Europese ondernemingen, die werken uitvoeren in het raam van het vrij verkeer van diensten, de betreffende nationale arbeidsmarkt kunnen betreden, zonder de nationaal geregelde vergunningen te moeten aanvragen. Hetzelfde kan trouwens gezegd van de arbeidskrachten die als zelfstandigen het vrij verkeer van diensten benutten.

Met andere woorden, het Europawijde vrij verkeer van werknemers en het al even Europawijde vrij verkeer van diensten scheppen een Europawijde arbeidsmarkt, die bij gebrek aan specifieke Europese sociale beheersregels -er bestaat bijvoorbeeld geen Europese VDAB of RVA- in rechte en in feite geregeld wordt door de vrije Europese goederen-en kapitaalmarkt. De vijandigheid van het Europese patronaat ten aanzien van een Europese sociale integratie en een Europees sociaal beheer van de arbeidsmarkt, betekent dus niet meer en niet minder dan dat het kapitaal thans zijn zin heeft en zijn zin doet met de arbeidskrachten en hierin door het communautaire Europa wordt afgeschermd…

Stellen dat er sprake is van een discrepantie tussen een in rechte en in feite Europees geworden arbeidsmarkt enerzijds en een nationaal gebleven wetgeving inzake correcties aan de sociale concurrentie anderzijds, houdt verschillende consequenties in. Maar laat ons eerst de stelling toelichten. Vooreerst is er het verband tussen markt en sociale concurrentie. In een markteconomie treffen de personen, die hun arbeidspotentieel willen verkopen (hierna arbeidskrachten) elkaar aan op een markt, de arbeidsmarkt. Die markt brengt ze in concurrentie voor een betrekking. We spreken van sociale concurrentie.

Een Europees geworden arbeidsmarkt veroorzaakt dus sociale concurrentie op een Europees transnationaal niveau… en overstijgt bijgevolg de reikwijdte van de nationale sociale correctiewetgeving.

Daar de arbeidsmarkt nog nationaal is geregeld, is ook de sociale concurrentie voorwerp van sociale correcties door de nationale wetgever aangebracht. Het gaat hier in wezen om de arbeidswetgeving, die door de beperking van de vrijheid van arbeid, moet voorkomen dat de sociale concurrentie uitmondt in al te gortige sociale uitbuiting of -uitsluiting. De reikwijdte van nationale wetgeving blijft per definitie beperkt tot de staat waartoe het behoort. Nationale sociale correcties aan sociale concurrentie op een nationale arbeidsmarkt, hebben dus alles mee om efficiënt en effectief te wezen.

Een Europees geworden arbeidsmarkt veroorzaakt dus sociale concurrentie op een Europees transnationaal niveau… en overstijgt bijgevolg de reikwijdte van de nationale sociale correctiewetgeving. Aangezien op enkele beperkte uitzonderingen na, er geen Europese sociale correctiewetgeving bestaat, maar het wel mogelijk is om transnationale ondernemingsstructuren op te zetten, zijn het enkel de nationale wetten die sociale concurrentie zullen kunnen bestrijden, met alle beperkingen van dien… Met transnationale ondernemingsstructuren bevrijdt het kapitaal zich dus grotendeels van de sociale correcties. Bij gebrek aan een Europese registratieplicht kunnen de transnationale structuren bovendien zeer vluchtig zijn. Dit geldt bijzonder voor de onderaannemingsketens, die zich over meer staten uitstrekken en waarvan de laatste schakels doorgaans met precair aangetrokken arbeidskrachten werken. Het betreft niet zelden werknemers met een zeer precaire arbeidsovereenkomst, zoals uitzendkrachten door een buitenlands uitzendbureau uitgezonden of schijnzelfstandigen. De onderaannemingsschakel is vluchtig doordat de oprichters ervan zijn levensduur bewust beperkt willen houden, zodat de rechtspersoon kan verdwijnen om niet te worden aangesproken voor de niet naleving van de Belgische arbeids- en sociale wetgeving. Het ontwijken van de nationale sociale correcties aan de sociale concurrentie berust dus meestal op een combinatie van elementen. Een transnationaal gegeven is steeds aanwezig.

Onderaanneming behoort ook vaak tot de ingrediënten, net zoals de beperking in tijd van de levensduur van de rechtspersonen, die voor de tewerkstelling instaan. De arbeidskrachten hebben in regel een buitenlandse nationaliteit, in het beste geval van een lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Economische Ruimte. De arbeidskrachten werken in een zo precair mogelijke toestand: detachering, tijdelijke arbeid of uitzendarbeid, een contract voor zogeheten zelfstandig werk om nog van zwartwerk te zwijgen. Ziedaar het reeds jaren beproefde Europese recept voor sociale uitbuiting en sociale dumping, zoals het door de Europese gezagsstructuren wordt afgeschermd om het Europese kapitaal ter wille te zijn. De situatie als een discrepantie beschrijven, zoals wij dit doen, betreft dus zeker een eufemisme…. Eigenlijk gaat het om sociaal crimineel gedrag, waartegen een gewild onderbemande en -bevrouwde nationale arbeidsinspectie maar sporadisch tegenop kan…

De verwording van het nationaal arbeidsrecht tot een subrecht.

De verwording van het nationale arbeidsrecht tot een subrecht (of ondergeschikt recht) kent verschillende oorzaken. Sommige zijn verbonden met de wijze waarop de nationale wetgever het arbeidsrecht heeft geconcipieerd. Andere volgen dan weer uit de structurele en principiële hegemonie en dominantie van het Europese marktrecht. Beide oorzaken zijn elk op hun wijze verbonden met de logica van de kapitalistische productieverhoudingen zelf.

Als productiefactor blijft arbeid onderworpen aan de productiefactor kapitaal. Zo is het in de realiteit en zo is het ook in het recht…. Enkel de modaliteiten van de onderwerping kunnen verschillen vertonen. In het nationale recht hangt het marktmechanisme vooral op aan de liberale vrijheden van arbeid, van ondernemen en van contract. De arbeid wordt als een koopwaar op de markt verhandeld. De zogeheten arbeidsmarkt betreft dus geen stijlfiguur, maar beantwoordt wel degelijk aan een werkelijkheid. De arbeidsmarkt is thans vooral een virtuele plek, waar arbeidskrachten met elkaar in competitie treden voor het kunnen verkopen van hun arbeidspotentieel aan derden. Zoals eerder aangegeven, verwijst het begrip arbeidskrachten naar de personen, die door het kapitalisme veroordeeld zijn om hun potentieel -en dus ook zichzelf- te verkopen om in hun levensonderhoud te kunnen voorzien. In het liberale concept van vrijheid van arbeid (dat een louter formeel gegeven blijft en de economische noodzaak niet ziet als een belemmering van die vrijheid) kan er bij de verkoop van het arbeidspotentieel door de arbeidskracht dus hoegenaamd geen sprake zijn van slavernij… Weliswaar gedreven door de drang naar zelfbehoud, beslist de arbeidskracht dus in volle vrijheid over te gaan tot de zelfverkoop.

Maar er is nog meer aan de hand. De arbeidskracht zal, steunend op dezelfde vrijheid van arbeid, vrijelijk met de aankoper van zijn arbeidspotentieel beslissen onder welke rechtsvorm de verkoop zal plaatsvinden: een contract voor zelfstandige arbeid, een overeenkomst voor onderaanneming of een arbeidsovereenkomst. De marktvrijheid van arbeid, grondslag van het liberale recht der arbeidsverhoudingen, laat dus toe om in volle wettigheid het arbeidsrecht en de sociale bescherming als werknemer terzijde te stellen. Het dwingende karakter van het arbeids- en sociaalrecht kan de keuze maar zeer marginaal corrigeren… als door de arbeidskracht kan worden aangetoond dat hij in een band van juridische ondergeschiktheid werkte. Het arbeidsrecht en het sociaalzekerheidsrecht zijn dus ook in het nationale recht ‘subrechten of onderrechten’ van het liberale recht van arbeidsvrijheid…. De rechter en de rechtspraak kunnen marginaal schuiven met de grens tussen zelfstandige en ondergeschikte arbeid. Dat de rechtspraak naargelang de periode nu meer of minder schuift met de scheidingslijn, heet in het officiële discours af te hangen van de zo geheten wijzigende maatschappelijke context…

De marktvrijheid van arbeid, grondslag van het liberale recht der arbeidsverhoudingen, laat dus toe om in volle wettigheid het arbeidsrecht en de sociale bescherming als werknemer terzijde te stellen.

In feite zou men moeten verwijzen naar de fundamentele waarde of paradigma, die de rechter koestert. Want het recht betreft noch in zijn conceptie, noch in zijn toepassing een objectieve wetenschappelijke oefening… wat de heersende rechtspositivistische stroming ook moge beweren… Rechterlijke uitspraken betreffen dus in wezen ‘politieke geobjectiveerde en beargumenteerde’ beslissingen, waarvan de toedracht afhangt van het paradigma, dat het rechtscollege bewust of onbewust aankleeft. In bipolaire betwistingen, zoals deze tussen arbeid (werknemer) en kapitaal (werkgever), kan de rechterlijke beslissing dus meestal twee kanten uit: de pool van de arbeid of de pool van het kapitaal. Of deze of gene pool het haalt, hangt dus vooral af van de keuze van de invalshoek waarvoor de rechter opteert en van de rechtsargumenten die hij bezigt, afhankelijk van de door hem gekoesterde fundamentele waarde.

Het Europese marktrecht is zich komen enten op de nationale liberale vrijheid van arbeid, zoals die in de diverse lidstaten van de EU is gegarandeerd. De werking van het Europese recht kwam de toestand van het nationale arbeidsrecht als ‘onderecht’ nog versterken. Dit geschiedt op verschillende wijzen en langs verschillende wegen. Vooreerst kan aangemerkt dat het EU-recht als een geheel van juridische topregels alle nationale rechtssystemen van lidstaten overkoepelt en domineert. Zelfs de grondrechten en mensenrechten moeten wijken voor de marktvrijheden. Dus ook de sociale grondrechten waarop de nationale arbeidsrechten voortbouwen en die de vrijheid van arbeid marginaal en sporadisch kunnen inperken.

Doch het Europees recht versterkt nog de liberale vrijheid van arbeid langs twee andere wegen. Doorheen het vrij verkeer van werknemers en van diensten wordt de arbeidsmarkt danig uitgebreid met arbeidskrachten. De sociale concurrentiedruk op de arbeidskracht groeit aanzienlijk, waardoor zijn concurrentiepositie en bijgevolg ook zijn economische weerbaarheid verzwakt. Een tweede weg betreft deze van de invoering van een transnationaal element bij de werking van de vrijheid van arbeid. Hierdoor is de kans groot dat het aantal rechtsvormen, waaronder de arbeidskracht kan werken, substantieel toeneemt en waardoor aan de kapitaalzijde vaak zeer complexe samenwerkingsstructuren kunnen worden opgezet. Hetgeen de controletaak van de arbeidsinspectie erg kan komen verzwaren en bemoeilijken…. Het nationale arbeidsrecht verwordt dit keer niet door de afkalving van zijn regels, maar wel door het vaak zeer problematisch worden van zijn toepassing… en dus van zijn effectiviteit.

Sociale tegenmacht als voorwaarde voor rechten

Het spreekt voor zich dat op termijn moet worden ingezet op een Europese Unie, die bevrijd van de dwangbuis van het (neo)liberalisme, een samenleving ondersteunt waar ecologie en sociale solidariteit centraal staan. De strijd is in wezen politiek, sociaal en cultureel en is al geruime tijd geleden begonnen. Ze wordt gevoerd telkens als, waar ook in Europa (of erbuiten), de werkende klasse zich verzet tegen antisociale en zelfs asociale maatregelen door het neoliberaal kapitalisme ingegeven. De ontplooiing van een sociale tegenmacht is niet enkel een syndicaal, politiek of cultureel gegeven.

Solidair de sociale concurrentie en het bijhorend marktmechanisme neutraliseren blijft dus de eerste opdracht van een alerte werkende klasse…

Het impliceert meer dan eens ook het gebruik door de werkers van de juridische middelen, waarover ze beschikken. Zo zal in een strijd tegen een Europees opgezette sociale dumping, het bijvoorbeeld niet uitgesloten zijn dat werknemers terugvallen op de bevoegdheden toegekend aan de ondernemingsraad, het comité voor preventie en welzijn of de syndicale afvaardiging om dan nog te zwijgen over een eventuele Europese ondernemingsraad en de grensoverschrijdende netwerken van werknemersvertegenwoordigers. Het nationale arbeidsrecht mag dan nog vaak in zijn functioneren door transnationale oneerlijke sociale concurrentiepraktijken bedreigd worden, toch blijft het meestal in de transnationale dumpingconstructies een haast niet te vermijden laatste juridische schakel. Door toe te zien en te ageren voor een correcte toepassing van dit stuk nationale recht, kunnen de werknemers of hun vakorganisaties het Europees ‘knoeiende patronaat’ knap lastig en onaangenaam maken.

Ook kunnen ze de inspectiediensten en het sociaal parket aanzetten tot een verhoogde alertheid. De efficiëntie van de actie van de tegenmacht kan er slechts bij winnen als de vakorganisaties erin slagen de voor de dumping misbruikte arbeidskrachten voor hun zaak te winnen. Zo slaagden de Belgische syndicalisten er in het verleden reeds meermaals in om bij sociale dumping in de bouw of in het vervoer de uitgebuite collega’s werkers te overtuigen hun verzet mee te ondersteunen. Want uiteindelijk wordt de werkende klasse over gans Europa door het kapitaal uitgebuit… en betreft het verschil in behandeling door het patronaat enkel een zaak van gradatie van deze uitbuiting. Solidair de sociale concurrentie en het bijhorend marktmechanisme neutraliseren blijft dus de eerste opdracht van een alerte werkende klasse…