Artikels

“Als mens overleven we enkel door voor elkaar te zorgen”

Lise Vandecasteele

+

Johan Fobelets

—16 december 2024

“ Wassen, plassen, slapen, klaar ”. Dat is geen boutade, maar de dagelijkse realiteit in de zorgsector. De zorgverleners, de ouderen en kinderen lijden onder de verenging van zorg tot bandwerk. Hoe raken we uit de crisis in de zorg?

De kinderopvang en de ouderenzorg zijn er beroerd aan toe. Hoe komt het dat iets zo essentieels als zorg voor de mens zo verwaarloosd wordt? “ Zorgen voor elkaar maakt ons tot mensen, maar jaren aan een stuk reduceerde de Vlaamse regering zorg tot een kostenpost. De nieuwe ‘raketcoalitie’ op Vlaams niveau van N-VA, Vooruit en CD&V maakt geen breuk met dat verleden ”, betoogt Lise Vandecasteele, volksvertegenwoordiger en auteur van het boek Wassen, plassen, slapen klaar. “ De gecommercialiseerde zorgsector verengt zorg tot bandwerk. Privébedrijven in de sector boeken enorme winsten, en ouderen en kinderen betalen het gelag. En het onderbetaalde zorgpersoneel lijdt onder de werkdruk en het gevoel dat het tekortschiet.”

Met verhalen van op de werkvloer en haar eigen ervaring als huisarts en parlementslid, als moeder en kleindochter, schetst Vandecasteele de moeilijkheden. Met voorbeelden uit de geschiedenis en het buitenland toont ze de alternatieven. Steeds meer mensen komen met resultaat op voor warme collectieve zorg.

JOHAN FOBELETS Kunt u wat meer vertellen over de werkomstandigheden in de zorgsector?

LISE VANDECASTEELE ‘9 is te veel’ is een slogan van de acties in de kinderopvang. Nergens in Europa zorgt één personeelslid voor negen baby’s en peuters, maar in het Vlaanderen is dat wel het geval. In Nederland, bijvoorbeeld, is er één begeleidster per drie kindjes jonger dan een jaar.

In de ouderenzorg vragen vakbonden en werkgevers om de personeelsnorm op te trekken van zes naar negen voltijdse personeelsleden per tien inwoners om 24 uur op 24 kwaliteitsvolle zorg te kunnen leveren. Dat is het minimum als je wilt voorkomen dat mensen het gevoel hebben dat ze bandwerk aan het doen zijn.

 ‘9 is te veel’ was de slogan van de acties in de kinderopvang. Nergens in Europa zorgt 1 personeelslid voor 9 peuters, behalve in Vlaanderen

De titel van mijn boek verwijst daarnaar: Wassen, plassen, slapen, klaar. Het gevoel dat je na een lange werkdag fysiek en emotioneel uitgeput naar huis gaat, maar dat je de kinderen of de ouderen eigenlijk niet hebt kunnen bieden wat ze nodig hebben. Zij hebben meer nodig dan enkel zorg. Bij kinderen heb je ook een pedagogische taak die hen moet helpen in hun ontplooiing. Maar ook bij ouderen is er veel te weinig tijd voor betekenisvol contact. Ze zijn misschien in hun laatste levensjaren, maar hebben wel nog dromen. Zij willen nog dingen doen, terwijl ze nu heel erg beperkt worden in wat ze kunnen.

Als werk in de zorg bandwerk blijft, wordt het moeilijk om personeel aan te trekken of te behouden. De zorgsector wordt pas weer aantrekkelijk als je het personeel voldoende tijd geeft om goeie zorg te leveren, waarbij de mensen ook plezier vinden in hun job, waarbij ze het gevoel hebben dat ze ouderen een goeie dag hebben bezorgd, of dat ze kinderen plezier en kleine gelukjes hebben kunnen geven.

U hebt het over betekenisvolle contacten. In uw boek haalt u aan dat een knuffel geven eigenlijk de basis is van de zorg, maar ook van de mens.

Absoluut. Dat hoor ik keer op keer in de verhalen die mensen mij vertellen. Iedereen vindt betekenisvolle contacten heel belangrijk. En dat komt omdat het in onze biologie zit. Als je de evolutie van de mensheid in een boek van 100 pagina’s zet, dan gaan de eerste 99 pagina’s over de mens als jager-verzamelaar in groep. Wij, als mens, konden maar overleven door goed samen te werken en voor elkaar te zorgen. Dat is in onze biologie ingeprent. Als je voor iemand zorgt, geeft dat een goed gevoel. Ons lichaam geeft het gelukshormoon oxytocine vrij door het verlenen van zorg. Maar ons lichaam maakt ook het beloningshormoon dopamine aan, waardoor we niet alleen een goed gevoel hebben, maar we de zorg ook lang volhouden.

Dus we zijn zo gemaakt dat we ons goed voelen als we voor elkaar zorgen. En dat is in de zorgsector belangrijk, het is ook de reden waarom mensen graag wíllen zorgen.

Maar ons systeem is er vandaag in geslaagd om zorg te verengen tot bandwerk. Er is veel te weinig ruimte voor die betekenisvolle contacten. En hier komt er opnieuw biologie bij kijken: door het tijdgebrek en de stress komt er in ons lichaam adrenaline vrij, en dat onderdrukt die geluksen beloningsgevoelens.

Met welk mensbeeld kijken wij naar de kinderopvang? Wat zegt de menselijke geschiedenis daarover?

In onze menselijke geschiedenis hebben wij altijd gezamenlijk voor onze kinderen gezorgd, maar bij het ontstaan van het kapitalisme kwam dat onder druk te staan. In de 19eeuw zijn mannen en vrouwen in de fabrieken gaan werken, vaak 60 tot 80 uren per week. Kinderen werden opgevangen door buren, in armoedige en ongezonde omstandigheden. De kindersterfte lag enorm hoog. Dat was ook voor de fabriekseigenaren een probleem, want zij hadden werkvolk nodig. En de kindersterfte zorgde ook voor sociale onrust bij de arbeiders.

De eerste kinderopvanginitiatieven kwamen er in de tweede helft van de 19eeuw. Ze werden opgestart door vrouwen uit de burgerij vanuit barmhartigheid. Het uitgangspunt was: kinderen dienen opgevangen te worden door de moeder, maar als zij echt niet voor haar kind kan zorgen – bijvoorbeeld omdat ze weduwe was geworden – dan kon er in kinderopvang voorzien worden. De vrouw kreeg dus toegang tot kinderopvang, maar vanuit het idee van het oude moederschapsideaal: het kind hoort thuis bij de moeder. Dat principe gaat uit van een individualisme, terwijl de zorg voor kinderen tot dan toe in de geschiedenis eigenlijk een gezamenlijke zorg was.

Lise Vandecasteele is huisarts bij Geneeskunde voor het Volk, gemeenteraadslid in Antwerpen en volksvertegenwoordiger in het Vlaams parlement. Ze is auteur van Wassen, plassen, slapen, klaar. De crisis in de zorg en hoe eruit te raken ( EPO, 2023)

In de jaren 1960 en 1970 was er krapte op de arbeidsmarkt. Er was nood aan vrouwelijke arbeidskrachten – ook geschoolde – om die krapte weg te werken. Vanuit de feministische beweging en vanuit arbeidsters zoals die van FN in Herstal klonk de roep om kinderopvang steeds luider. Er kwam zelfs even aandacht voor de sociale en pedagogische functie van kinderopvang.

Maar vanaf de jaren 1980-1990 haalde de ideologie van het neoliberalisme de bovenhand met de slagzin “ There’s no such thing as society” ( ‘een samenleving, dat bestaat niet’, n.v.d.r.). Het oude moederschapsideaal werd helemaal hersteld: kleine kinderen horen thuis bij de moeder. De moeder is verantwoordelijk, niet de samenleving.

In die visie werd het systeem van onthaalmoeders gestimuleerd: het was zogezegd beter om een kind bij een vrouw in huis te laten opvangen, want dat sluit het best aan bij het moederschapsideaal. Die onthaalmoeders werden onderbetaald en bouwden geen sociale rechten op. Het idee was: vrouwen zorgen graag, dus ze moeten er ook niet veel voor verloond worden. Gevolg: de voorbije veertig jaar is er nooit geïnvesteerd in kwaliteitsvolle kinderopvang, noch in goede loonen arbeidsvoorwaarden voor kindbegeleiders.

Het oude moederschapsideaal leidt ook tot een scheeftrekking van de taakverdeling tussen vrouwen en mannen.

Juist. Het hele proces van bevallen en een kind krijgen, wordt volledig in de schoot van de moeder geworpen. Mannen vallen daarbuiten. Zij moeten na drie weken al opnieuw gaan werken. En we zien vervolgens dat het de vrouwen zijn die vaker deeltijds gaan werken om de zorg voor het kind op te nemen en die ook meer zorgtaken in het huishouden opnemen.

De kinderopvang voorbehouden voor werkende ouders zet de productiviteit van de ouders centraal, terwijl het kind centraal zou moeten staan.

We zijn het normaal gaan vinden dat een moeder thuis alleen voor de pasgeboren baby zorgt. Eigenlijk is dat een uitzondering in de geschiedenis van de mens, want we hebben altijd samen de zorg voor kinderen opgenomen.

Dat alles heeft een grote impact op de economische positie van de vrouw in onze samenleving. Vóór de geboorte verdienen vrouwen globaal evenveel of zelfs iets meer dan mannen, maar zodra er kinderen komen, zien we dat het inkomen van vrouwen fel zakt en lager wordt dan dat van de vader. Vrouwen gaan veel vaker deeltijds werken, maken minder kans op loonsverhoging of klimmen minder op naar beter betaalde functies. Vrouwen komen vaker terecht in sectoren die lager verloond worden. En dus ja, vrouwen betalen hun zwangerschap eigenlijk cash. We noemen het een ‘moederschapsboete’ van gemiddeld 10.000 euro per jaar.

U bracht de acties van de kinderopvang in het Vlaams Parlement en u botste daarbij eens stevig met parlementsvoorzitster Liesbeth Homans ( N-VA ). Een filmpje van jullie confrontatie ging rond op sociale media en werd 1 miljoen keer bekeken. Hoe ging dat juist?

Tijdens de Septemberverklaring ( jaarlijkse beleidsverklaring van de Vlaamse regering, n.v.d.r.) problematiseerde ik het tekort aan plaatsen en legde uit dat ouders – en dan vooral moeders – daardoor gedwongen werden thuis te blijven. Ik gaf de kritiek dat de Vlaamse regering het kind niet centraal stelde en de moeders blijkbaar weer aan de haard wil. Daarop reageerde voorzitter Homans gepikeerd dat er ook zoiets als een vader bestaat en dat haar kinderen bij de papa waren. Ze kreeg luid applaus van de parlementsleden van haar eigen partij en van CD&V en Open Vld.

Die tussenkomst viel middenin de hevige strijd van de hele sector van de kinderopvang en de ouders over de torenhoge werkdruk en het gebrek aan plaatsen. Het voelde echt als een slag in het gezicht bij iedereen die op dat moment streed voor een kwalitatieve kinderopvang. Want blijkbaar was het voor de regering niet zo’n probleem, die crisis in de kinderopvang.

Volgens de conservatieve neoliberale maatschappijvisie – geïnitieerd door de vroegere liberale Britse premier Margaret Thatcher – moet de overheid eigenlijk geen collectieve voorzieningen uitbouwen of financieren. Want mensen zijn ‘vooral verantwoordelijk voor zichzelf’. Het is enerzijds een visie van individualisme: mensen moeten zelf voor hun kinderen zorgen en ze moeten zelf zorgen dat ze werk hebben en rondkomen. En anderzijds zorgt dat ervoor dat een overheid minder geld moet uitgeven aan collectieve voorzieningen.

De vorige Vlaamse regering besliste om kinderen van wie de ouders beide minstens vier vijfde werken, voorrang te geven in de kinderopvang. Wat gezien het tekort aan plaatsen wil zeggen dat enkel zij nog een plaatsje te pakken kunnen krijgen. De nieuwe Vlaamse regering zet die visie helemaal verder. Ze wil die voorrangsregels zelfs uitbreiden en ook voorrang geven aan ouders die Nederlands spreken. En dat terwijl Open Vld in de regering ingewisseld is voor Vooruit. Een visie die de klok een eeuw terugdraait!

Inderdaad. Werkende ouders privilegieren in de kinderopvang is een louter economische visie: de kinderopvang wordt een soort parking voor kinderen, terwijl de ouders kunnen gaan werken. Daar komt dus een sanctionerende visie bij: als ouders onvoldoende inspanning doen om de taal te leren, krijgt het kind geen plaats in de kinderopvang.

Zodra je lichaam in het kapitalisme niet meer productief is, tel je niet meer mee. Dat is een zeer eng mensbeeld

Het uitgangspunt is ook enkel de situatie van de ouders en totaal niet het perspectief van het kind. Eigenlijk zetten ze in de kinderopvang de productiviteit van de ouders centraal, terwijl het kind centraal zou moeten staan. En men weigert om voldoende middelen te voorzien om de kinderopvang uit te bouwen tot een kwaliteitsvolle opvang als een recht van het kind.

Waarom moet kinderopvang volgens u een publiek goed zijn en blijven?

Kinderen hebben nood aan een sociale en pedagogische omkadering die hen ondersteunt in hun ontplooiing. Vanuit de wetenschap weten we dat het voor kinderen positief is als ze met meerdere vertrouwenspersonen in contact komen. Dat is goed voor hun cognitieve en emotionele ontwikkeling. Het principe “ it takes a village to raise a child” ( een kind opvoeden doe je met het hele dorp, n.v.d.r.) is niet alleen goed voor de ouders, maar ook voor het kind zelf.

Als kwaliteitsvolle kinderopvang goed georganiseerd wordt, wegen de positieve effecten daarvan door tot de middelbareschoolleeftijd. Het is eigenlijk vreemd dat ons onderwijs pas start zodra een kind 2,5 jaar is. Vanuit hetzelfde principe als het ‘recht op onderwijs’ zou elk kind laagdrempelig toegang moeten hebben tot kwaliteitsvolle kinderopvang. Experts noemen dat een ‘doorgaande lijn’ of ‘educare’: intensieve zorg en pedagogische omkadering aanbieden zodra kinderen naar de kinderopvang gaan.

Ik heb het nu vooral gehad over het belang voor het kind, maar kwaliteitsvolle kinderopvang zal ook de economische positie van vrouwen verbeteren. Het zijn vooral de moeders die thuisblijven, die minder kunnen gaan werken, die minder kansen krijgen waardoor de loonkloof alleen maar stijgt. Zoals de Franse filosofe Simonne de Beauvoir al zei: enkel financieel onafhankelijke vrouwen kunnen eigen keuzes maken. Maar dan moeten we zorgen voor goede kwaliteitsvolle basisvoorzieningen.

Welk mensbeeld leeft in de ouderenzorg?

Er is een fundamenteel probleem met de plaats van ouderen in de samenleving vandaag. Het kapitalisme ziet een mens als een lichaam dat productief is, en zodra je niet meer productief bent, tel je ook niet meer mee. Dat is een zeer eng mensbeeld.

Gaandeweg is ons het beeld opgedrongen dat ouderen niet meer hetzelfde willen als anderen. Dat zij tevreden zijn met een zetel en een tv, en verder niets meer nodig hebben. Dat klopt niet. Ouderen willen autonomie, ze willen inspraak, ze willen een betekenisvol leven, ze willen sociale contacten…

Toch is de ouderenzorg vandaag vooral gericht op de zorg zelf, waarbij de ouderen amper kunnen kiezen wat ze eten, hoe hun thuis ingericht is, wanneer ze worden gewassen, wanneer ze opstaan, wanneer ze buitengaan…

Johan Fobelets is gewezen vakbondsverantwoordelijke voor ACV Puls en medebezieler van de Witte Woede-beweging voor meer waardering in de non-profit.

Nadat duizenden bejaarden in rusthuizen stierven door het coronavirus sprak de Koning Boudewijnstichting over de noodzaak van een systemische omslag. Experts van het SteunpuntWelzijn, Volksgezondheid en Gezin pleitten toen voor kleinschalige woonzorgcentra met maximaal 60 bewoners, gespreid over kleine leefgroepen van maximaal 16 bewoners. Wat is er met die adviezen gebeurd?

Mensenrechtenorganisatie Amnesty International maakte een bikkelhard rapport over de zorg in België. Tijdens de coronacrisis zijn mensenrechten van ouderen in woonzorgcentra flagrant geschonden, en de oorzaak daarvan is de onderfinanciering van de zorg. Er is een tekort aan personeel, aan materiaal, aan opleiding, aan omkadering.

Na de eerste coronagolf werd een sociaal akkoord gesloten met de vakbonden en het personeel. Een mooi sociaal akkoord, omdat het wat ruimer was dan de vorige akkoorden. Maar deze kleine stappen vooruit werken de gigantische onderfinanciering niet weg, integendeel. Na de coronacrisis werd beloofd dat er meer personeel zou komen, maar de getuigenissen die ik vandaag hoor van de werkvloer zijn dramatisch. Het is heel moeilijk om nieuw personeel te vinden. Er wordt gewerkt met uitzendkrachten, jobstudenten, tijdelijke krachten, deeltijdse krachten, flexi-jobbers… Terwijl alle onderzoeken zeggen dat we moeten gaan naar vaste jobteams, kleine leefgroepen in kleinschalige voorzieningen, staan we daar verder van af. De vorige Vlaamse regering maakte daar geen werk van.

Wat zijn de vooruitzichten op dat vlak met de nieuwe regering?

De nieuwe Vlaamse regering voorziet voor de komende vijf jaar opnieuw slechts een schamel budget voor de ouderenzorg. Haar visie is dat de ouderen zo lang mogelijk thuis blijven wonen, maar zo schuif je de verantwoordelijkheid in de schoenen van al overbelaste mantelzorgers. Er wordt amper extra geld geïnvesteerd in thuiszorg. Ondertussen wordt de personeelsnorm in de woonzorgcentra niet verlaagd, worden de loonen arbeidsvoorwaarden niet verbeterd. Het is alsof ze het personeel vergeten zijn, stelt ACV Puls in een persbericht. Dat is zeer verontrustend, de werkdruk is er echt onhoudbaar. We zitten in een echte zorgcrisis.

U bezocht het kleinschalige woonzorgcentrum De Wingerd in Leuven en spreekt er in uw boek met veel lof over. U zet het werk van Mario Tommasini uit het Italiaanse bergdorp Tiedoli in the picture. En tijdens uw boekvoorstellingen bracht u een reportage van Lieve Blancquaert over Cuba. Het kan dus toch anders?

De Wingerd in Leuven heeft de omslag willen maken van een zorgvoorziening naar een woonen leefvoorziening die echt de mensen centraal wil stellen. De bewoners leven er met acht in een woning waar ze eigen meubels en veel medezeggenschap hebben. De Wingerd zet inspraak en autonomie in de praktijk. De ouderen blijven een betekenisvol onderdeel van een geheel. Dat is hoopgevend.

Maar het probleem is wel dat ook De Wingerd aangeeft dat de financiële middelen die ze van de overheid krijgt, ontoereikend zijn waardoor ze genoodzaakt zijn de dagprijs relatief hoog te zetten. Ze zijn sinds de jaren 1980 actief en hadden gehoopt dat deze menselijke zorg navolging zou vinden, maar dat is niet gebeurd. Wellicht omdat het financieel niet gemakkelijk is.

Zorgvastgoedmultinationals als Cofinimmo en Aedifica boeken enorme winsten dankzij kunstmatig hoge huurprijzen voor hun zorgvastgoed, op kosten van onze sociale zekerheid.

Ook het Italiaanse Tiedoli is interessant. Op een bepaald moment stelde men daar vast dat dat de regio leegliep en dat ouderen in de bergdorpen gedwongen werden te verhuizen naar steden ver weg, waar ze afgesloten leefden van de samenleving. Sinds het jaar 2000 willen ze daar verandering in brengen. Het was partizaan Mario Tommasini die vond dat hen onrecht werd aangedaan. Met publieke middelen van het lokale bestuur staken ze de handen uit de mouwen om de ouderen weer centraal te stellen. Ze bouwden daarvoor openbare diensten uit, ze zorgden voor aangepaste woningen, ze organiseerden een winkeldienst, een sociale dienst, een zorgdienst, een busdienst… Er is zelfs een wintertuin waar mensen gezamenlijk kunnen eten of samenzijn. En daardoor is het stadje opnieuw beginnen te bloeien en groeien.

Lieve Blancquaert filmde het leven van ouderen op Cuba. Ze stelde vast dat de plaats van ouderen er erg verschilt van die van ouderen in België. Na afloop van haar tv-reeks zei ze: “ Wij leven in België in een kapitalistisch systeem. Hier geldt: wie rendabel is, is interessant. Zodra je niets meer opbrengt, word je in een hoekje geschoven. We besteden te weinig aandacht aan oudere mensen.” Haar reportage gaat over allerlei initiatieven voor ouderen in Cuba, die er ondersteund worden door de regering. Onder meer het succes van de ouderenuniversiteit op Cuba komt aan bod. Als hier in België een oudere zegt ‘ik ga studeren’, dan komt onmiddellijk de vraag ‘waarom zou jij nog moeten studeren?’ Dat gaat opnieuw over het mensbeeld, hè. Ook ouderen willen zich nog graag ontwikkelen en bijleren, maar dat staat diametraal tegenover het economisch mensbeeld dat zegt dat je alleen maar gaat studeren om daarna te kunnen gaan werken. Alles staat in functie van de arbeidsmarkt.

Is het toeval dat men nu zo vaak spreekt over de ‘pensioenlasten’? Of de ‘vergrijzingskosten’? U citeert in uw boek Simonne de Beauvoir, die 50 jaar geleden schreef: “ De gepensioneerde is gedoemd in eenzaamheid en verveling te vegeteren. Hij is niet meer dan afval.”

Op zoek naar de plaats van de oudere in de samenleving beschrijft Simone de Beauvoir uitstekend hoe het kapitalistische mensbeeld een impact heeft op die samenleving. Het kapitalisme zet winst en accumulatie van kapitaal centraal, wat ook gepaard gaat met een mensbeeld dat heel eng economisch is. Als mensen niet meer opbrengen, zijn ze eigenlijk een last voor de samenleving.

De Beauvoir schreef dat vijftig jaar geleden op het moment dat werkende mensen met pensioen begonnen te gaan. Voordien haalden arbeiders amper hun pensioen en er bestond zelfs geen pensioenuitkering. Dus vijftig jaar geleden al begon de bourgeoisie te panikeren: ‘Help! Die mensen willen na een leven van hard werken met pensioen en daar willen we eigenlijk niet voor opdraaien als overheid, want dat gaat veel geld kosten.’ Een Britse minister sprak over ‘de Mount Everest’ van de sociale problemen.

Met het kapitalisme kwam ook het individualistische moederschapsideaal, terwijl we historisch altijd gezamenlijk voor onze kinderen zorgden.

Straf, want als mens is het toch net een grote vooruitgang dat je na een leven lang werken kan genieten van een periode van pensioen? En nu, vijftig jaar later, is dat nog niet veranderd: het pensioen is voor de overheid nog steeds een last waarop men wil besparen. In de kranten lees je vaak over de ‘tsunami van de vergrijzing’ of over de ‘vergrijzingskosten’. Maar in financiële dagbladen leest het ook anders: zilveren haren zorgen voor gouden kansen. Het kapitalisme ziet ook kans om geld te verdienen aan de oudere mens.

De commerciële ouderenzorg boomt. Er worden massa’s winsten geschept met geld dat ook afkomstig is van onze sociale zekerheid. Kunt u uitleggen hoe het zo ver kwam?

De groep Armonea is een van de eerste commerciële woonzorgcentra in België en werd opgericht door de familie Van den Brande, een van de honderd rijkste Belgische families. Ook de steenrijke families de Mévius en de Spoelberch, hoofdaandeelhouders van biergigant AB InBev, investeerden in Armonea. De familie Van Den Brande heeft Armonea doen groeien door schaalvergroting en door steeds meer ouderenvoorzieningen op te kopen. Op een gegeven moment hebben ze Armonea verkocht aan de Franse multinational Colisée. Dat maakte hen tientallen miljoenen euro’s rijker. Vervolgens verkocht Colisée de groep aan de Zweedse zakenfamilie Wallenberg, waardoor Colisée en opnieuw de familie Van den Brande konden cashen. Het is een business waar groot geld mee verdiend wordt.

Waar vandaag ook meer en meer geld verdiend mee wordt, is zorgvastgoed. Neem nu de zorgvastgoedmultinationals Cofinimmo en Aedifica. Het zijn de Bel20bedrijven die vandaag de hoogste dividenden uitkeren aan hun aandeelhouders, en dat kunnen ze door kunstmatig hoge huurprijzen te vragen voor hun zorgvastgoed.

De maandelijkse factuur die ouderen betalen, is slechts een deel van de totale kosten van een verblijf in een woonzorgcentrum. De rest wordt betaald door onze sociale zekerheid. Commerciële zorguitbaters en vastgoedbedrijven weten dat en ruiken geld. Het is geen toeval dat de topman van Aedifica in een interview zegt dat ze vooral willen groeien in landen met een sterke sociale zekerheid.

Hoe groot is het marktaandeel in België van de commerciële woonzorgcentra? En welke kwaliteit van zorg kun je er verwachten?

In Brussel hebben ze twee derde van het marktaandeel, in Wallonië de helft en in Vlaanderen ongeveer een derde. In Vlaanderen is dat aan het stijgen. Maar in Brussel geldt nu een moratorium voor commerciële spelers, met als doel hun marktaandeel terug te brengen tot de helft.

Commerciële woonzorgcentra zijn gemiddeld 300 euro per maand duurder dan de private vzw’s en de openbare woonzorgcentra. Maar vooral: commerciele woonzorgcentra hebben tot een vijfde minder personeel. En de instellingen die op de overheidslijst van verhoogd toezicht staan wegens aanhoudende problemen van kwaliteit zijn bijna allemaal commerciële woonzorgcentra.

Over de Franse woonzorgmultionational Orpea ( nu Emeis), die ook in Vlaanderen actief is, verscheen een boek getiteld Les Fossoyeurs, de doodgravers. Het boek beschrijft levendig de slechte werken leefomstandigheden. Orpea maakte enorme winsten. De nieuwe Vlaamse regering heeft in haar regeerakkoord ‘verbod van winst op zorg’ opgenomen. Een goeie zaak?

Commercie en zorg, dat gaat echt niet samen. Dat is ook het algemene aanvoelen in de samenleving geworden. Commerciële bedrijven moeten steeds meer winst maken om hoge dividenden te kunnen uitkeren aan de aandeelhouders. Maar een verbod van winst op zorg, zoals de Vlaamse regering wil, volstaat niet om de commercie te weren. In Nederland bestaat al zo’n maatregel, maar de commerciële spelers weten het verbod toch te ontwijken: ze splitsen de zorg en het vastgoed op in aparte bedrijven en maken op het vastgoed dan wél winst, bijvoorbeeld. De Vlaamse regering laat even haar tanden zien, maar ze wil niet bijten. Ze wil winst maken op zorg verbieden, maar zonder de commerciële spelers te viseren, want ook andere instellingen zoals de privaté vzw’s en de openbare woonzorgcentra maken winst en verlies. Het grote punt zou moeten zijn dat er een einde komt aan de commercie waarbij winsten wegvloeien naar aandeelhouders en naar multinationale moedergroepen.

Vlaanderen zou perfect een moratorium kunnen instellen op commerciële woonzorgcentra zoals dat in Brussel gebeurt

Wat we vandaag perfect kunnen doen, en dat gebeurt momenteel ook in Brussel en Wallonië: een moratorium instellen op commerciële woonzorgcentra. Dat wil zeggen dat er geen bedden of voorzieningen meer mogen bijkomen in de commerciële sector. In Brussel is een ordonnantie ingesteld om het marktaandeel van de commerciële spelers zelfs progressief te verlagen.

Uzelf hebt jarenlang in Antwerpen strijd gevoerd tegen de privatisering in de kinderopvang en de ouderenzorg. Met succes?

In de kinderopvang heeft het stadsbestuur ervoor gezorgd dat de middelen voor de openbare kinderopvang verminderden ten voordele van subsidies aan private initiatieven. Een pervers effect is dat er in Antwerpen een crèche van Babilou is geopend. Babilou is een keten van kinderdagverblijven, een commercieel bedrijf dat winst maakt en dat vandaag profiteert van die extra subsidies ter waarde van 10 euro per opvangdag. Er wordt vandaag bespaard op de openbare sector ten voordele van de commerciële sector.

In de openbare Antwerpse ouderenzorg is er een hele lange strijd gevoerd tegen privatisering. Nu, zeven jaar later, is het openbaar zorgbedrijf in Antwerpen nog altijd niet geprivatiseerd. We hebben de privatisering met succes tegengehouden. Wat we niet bekomen hebben, is een gezonde investering in de publieke ouderenzorg. Vandaag blijft de dotatie aan de openbare ouderenzorg zakken, dus elk jaar geeft het stadsbestuur minder geld, maar het blijft vandaag nog wel in publieke handen.

De strijd om de publieke zorg ook echt betaalbaar en kwaliteitsvol te maken, hebben we in Antwerpen nog niet gewonnen en die besparing blijft lopen. Het stadsbestuur met N-VA en Vooruit volgt een echte neoliberale logica. In plaats van als overheid te investeren in de zorg zoeken ze private investeerders. Maar het is natuurlijk een fundamenteel verschil of een investering komt van het stadsbestuur of van private investeerders, want die laatsten willen gewoon winst maken op hun investering. Op langere termijn weten we dat privatiseringen altijd duurder uitvallen, zowel voor de stadskas als voor de gebruikers, en dat ze niet ten goede komen aan de kwaliteit.

Waar gaat u het geld halen om de onderinvestering in de kinderopvang en de bejaardenzorg te keren?

Want er zijn toch miljarden nodig om deze sectoren opnieuw ademruimte te geven om kwalitatieve zorg uit te bouwen met goede werkomstandigheden voor het personeel?

De subsidies aan de commerciële zorgbedrijven kosten ons vandaag ook handenvol geld. En door de vermindering van sociale zekerheidsbedragen voor de werkgevers – de zogenaamde taxshift – hebben we ook 8 miljard euro verloren. Alle subsidies aan bedrijven kosten ons handenvol geld. Het feit dat we vermogens niet belasten kost ons handenvol geld. Ons bruto binnenlands product groeit, maar je hoort altijd dat er geen geld is.

In een samenleving die de mens centraal stelt, zou het normaal zijn om veel geld te investeren in zorg, en zou het niet normaal zijn dat er zoveel geld gaat naar grote bedrijven die al bijzonder veel winsten maken. Zoals we nu bezig zijn, is het een straatje zonder einde. Het aantal chronische zieken stijgt, het aantal burn-outs en parentale burn-outs stijgt. Mantelzorgers zijn compleet uitgeput. Dat de overheid niet voorziet in collectieve zorg heeft gevolgen. Die zorg wordt overgenomen door ouders, moeders, mantelzorgers die heel diep in hun emotioneel en fysiek arsenaal moeten duiken om die zorg waar te maken.

We willen graag voor elkaar zorgen, maar een overheid moet dat mogelijk maken. Ik denk dat een werkweek van 30 uren zonder loonverlies – gezien onze gestegen productiviteit de voorbije vijftig jaar – het nieuwe normaal zou moeten zijn. Ook de vakbonden in de zorgsector vragen dat. Op die manier kunnen we ook tot een gezonde werk-privébalans komen, zeker als collectieve voorzieningen ook zorg garanderen.

Maar vandaag gaat het van kwaad naar erger. Brugpensioen wordt afgeschaft, grootouders moeten mee zorgen voor de kinderen. Wij moeten dat allemaal bolwerken, terwijl we ook meer en langer moeten werken. Dat zorgt er voor dat we ons helemaal vastrijden. Op dat paadje zit geen toekomst.

Slotvraag. De strijd tegen de privatisering van de woonzorgcentra wordt misschien beslecht in de gemeenteraad of in het parlement, maar wordt daar niet gewonnen. Ook de jarenlange strijd voor een bijkomende investering in de kinderopvang is er niet gekomen dankzij het parlement. Hoe dan wel?

Veranderingen worden afgedwongen door sociale strijd. Ik kan week na week in een commissie aan de minister vragen om investeringen, maar als dat niet samengaat met strijd van buitenaf gaat dat weinig uithalen. Anderzijds helpt het wel dat we als volksvertegenwoordiger in het parlement de strijd mee ondersteunen. Je kan een megafoon betekenen voor de sociale strijd. Door goed samen te werken kan je veel bereiken. Ik zie dat zowel in de strijd tegen de privatisering van de daklozenopvang als nu in de strijd tegen de privatisering en voor de kinderopvang.

In zulke strijdbewegingen spelen de vakbonden een enorm belangrijke rol als trekker en zij kunnen ook het personeel mobiliseren. Maar de strijd is veel breder. Voor de kinderopvang voeren ook de oudercomités en de vrouwenbeweging mee strijd. Bij de ouderenzorg zijn de Vlaamse ouderenraad en Okra mee betrokken. En ook de werkgeverskoepels van de non-profit en experten voeden en voerden mee de strijd. Het gaat dan over open brieven die het middenveld schrijft, of over petities die worden gelanceerd… En ook volksvertegenwoordigers van andere partijen hebben in het parlement mee aan de kar getrokken.

Het lijkt dat u 90% van de bevolking vertegenwoordigt, en toch is het de strijd van David tegen Goliath, niet?

Ja, het blijft natuurlijk zo dat de macht in België bij de 1% rijksten zit en die hebben heel veel macht. Het is geen toeval dat Bart De Wever zei: “ Voka is mijn baas.”

Ook tekenend, is dat de partner van Vlaams minister Ben Weyts de woordvoerder is van de van zorgmultinational Orpea. De enigen die de privatiseringsplannen voor de zorg van de vorige Vlaamse regering steunden waren warkgeversorganisatie Voka en Vlozo, de koepel van de commerciële zorgvoorzieningen. Het is de strijd van David tegen Goliath, maar we hebben wel al gewonnen, hè.