Alerta Arizona n*13 – Ontdek in onze reeks Alerta Arizona de vurige opinies tegen de sociale woestijn van De Wever en Bouchez.

In België is fraude niet gelijk: wie een leefloon krijgt, riskeert huisbezoeken en sancties, wie miljoenen achterhield, krijgt een tweede kans mét korting. Het nieuwe federaal regeerakkoord van 2025–2029 zet vol in op het opsporen van sociale fraude, terwijl het tegelijk een permanent systeem voor fiscale regularisatie invoert dat kapitaalkrachtigen een bijna legale uitweg biedt.
Fiscale regularisatie is een regeling waarbij wie in het verleden belastingen heeft ontweken — bijvoorbeeld niet-aangegeven inkomsten of zwart kapitaal — de kans krijgt dit achteraf “wit te wassen” door alsnog een deel te betalen aan de staat. Dankzij de wet van 18 juli 2025 kan dat permanent, tegen boetes van 30 % voor niet-verjaarde bedragen en 45 % voor oudere, verjaarde kapitalen, tenzij de belastingplichtige kan aantonen dat er sprake was van goede trouw.
Voorstanders argumenteren dat dit systeem beter is dan niets: zonder regularisatie zou dit geld immers volledig verloren gaan, terwijl het via dit mechanisme gedeeltelijk terugstroomt naar de staatskas. Op papier klinkt dat logisch. Maar de essentie van het probleem ligt elders: er bestaat geen enkele garantie dat de opbrengsten van deze regularisaties worden ingezet voor sociale verbeteringen, zoals investeringen in gezondheidszorg, onderwijs of armoedebestrijding. Integendeel, in de huidige politieke constellatie pretendeert men niet eens dit te doen.
In het huidige federaal regeerakkoord ligt de nadruk opvallend zwaar op de strijd tegen sociale fraude. Arizona kondigt tal van verstrengde maatregelen aan: langdurig zieken worden sneller opgeroepen door controleartsen en riskeren sancties als ze niet meewerken aan re-integratietrajecten, werkzoekenden krijgen bijkomende verplichtingen en strengere opvolging, en wie een leefloon ontvangt wordt vaker geconfronteerd met controles. Daarnaast komen er maatregelen zoals strengere controles op schijnzelfstandigheid. Er is een duidelijk politieke prioriteit: sociale fraude wordt systematisch opgevoerd als topissue.
Maar dat contrast met de aanpak van fiscale fraude is veelzeggend. Deze scheve focus is geen toeval, maar een uitdrukking van het neoliberale krachtenveld waarin staat en kapitaal elkaar beschermen. Sociale controle en fiscale laksheid zijn twee zijden van dezelfde munt: een overheid die niet langer optreedt als regulator van het winstsysteem, maar als zijn beschermer. Linkse regeringspartijen zijn dan mee verantwoordelijk voor de stabiliteit van het systeem. Vooruit wordt ingeschakeld om het verhaal geloofwaardig te houden: “kijk, ook links zegt dat de sociale zekerheid beschermd moet worden tegen misbruik.”
Sociale controle en fiscale laksheid zijn twee zijden van dezelfde munt: een overheid die niet langer optreedt als regulator van het winstsysteem, maar als zijn beschermer.
Neoliberalisme is immers niet zozeer de vermindering van de staat, maar een heroriëntering van diens functies. Zoals econome Grace Blakeley stelt: de staat is intenser aanwezig waar kapitaal moet worden gered en flexibiliteit moet worden gecreëerd, maar opvallend passief als het aankomt op fiscale ontwijking of monopolievorming. Dat is de omgekeerde wereld waar wij vandaag in leven.
Sommigen beschouwen fiscale fraude als een reactie op hoge belastingtarieven en zien belastingontwijking daardoor als begrijpelijk. Uit onderzoek blijkt echter dat het niveau van fraude minder samenhangt met de hoogte van de belastingen, en veel meer met hoe vaak er controles plaatsvinden, die in België juist vrij schaars zijn.
De scheve focus toont hoe dit anders onzichtbare tweemachtensysteem zichzelf in leven houdt. De private sector wordt voorgesteld als efficiënt en innovatief, de overheid als log en traag. Partijen verhelpen zich via consultancy, bestuursmandaten en lobbypraktijken dicht bij het bedrijfsleven, en zo ontstaat een democratisch deficit: de burger kan kiezen tussen partijen, maar niet over de neoliberale logica waarin die opereren.
Wie sociale fraude fel bestrijdt, maar fiscale fraude tolereert, verdedigt niet de rechtvaardigheid, maar het systeem dat ongelijkheid produceert. De klassieke redenering dat kapitaal “niet te hard mag worden aangepakt omdat het motor van de economie is” is dan ook geen neutrale economische waarzegging, maar ideologisch. De staat presenteert zich als scheidsrechter, maar is in werkelijkheid medespeler.
Zo wordt de focus op sociale fraude niet alleen scheef, maar onthullend. Ze legt bloot dat het debat over fraude niet draait om efficiëntie of besparing, maar om de rol van de staat zelf. Zolang sociale fraude als moreel grootschalig probleem wordt opgevoerd, terwijl fiscale fraude als technisch ongemak wordt afgedaan, blijft de kern van het probleem verborgen: een systeem waarin ongelijkheid geen toevallige uitkomst is, maar een doelbewuste ordening.
