Alerta Arizona

“Dit beleid gaat niet helpen om de industrie te doen heropleven”

Frank Vanaerschot

—2 juli 2025

Alerta Arizona n*6 – Ontdek in onze reeks Alerta Arizona de vurige opinies tegen de sociale woestijn van De Wever en Bouchez.

Frank Vanaerschot is directeur bij Counter Balance, een coalitie van 9 ngo’s die streven naar een leidende positie van openbare financiën bij de transformatie van Europa naar een sociaal en ecologisch duurzame maatschappij.

Arizona beweert de concurrentiekracht van bedrijven in België te willen stimuleren. Daarvoor grijpt ze terug naar het receptenboek van de Europese Unie: loonmatiging, hervorming (afbraak) van sociale stelsels en subsidies voor bedrijven. Tijdens de Eurocrisis werd echter al duidelijk dat zo’n bot besparingsbeleid zowel sociaal als economisch slechte resultaten oplevert. De belofte dat onvoorwaardelijke steun voor bedrijven zou leiden tot meer welvaart voor iedereen is al lang ontkracht. Dat Arizona toch teruggrijpt naar het verouderde recept, is tekenend voor het gebrek aan strategische visie dat ook op Europees niveau zichtbaar is.

Om toekomstbestendig te worden, heeft onze industrie strategische investeringen nodig. Maar Arizona zet vooral in op het afzwakken van regelgeving en het uitdelen van fiscale kortingen en subsidies. Zonder dat daar duidelijke voorwaarden tegenover staan, bijvoorbeeld op vlak van tewerkstelling of duurzaamheid.

Voorts wordt er vooral weinig geïnvesteerd. Onder de regering-De Wever zullen overheidsinvesteringen niet veel meer kunnen doen dan bestaande openbare infrastructuur onderhouden. De overheidsinvesteringsfondsen zoals de Federale Participatie en Investeringsmaatschappij (FPIM) moeten volgens het regeerakkoord wel een rol spelen om strategische economische activiteiten te ondersteunen, maar krijgen geen extra middelen.

Het enige waar de regering echt geld in wil steken is het leger. Ook de banken Belfius en BNP Paribas Fortis, waar de overheid aandeelhouder van is, moeten dienen als geldkoe om het defensiebudget te spekken in plaats van ze te gebruiken als een strategische publiek investeerder.

Er is veel steun voor klimaatbeleid, maar veel mensen zijn bezorgd over de impact op hun job, mobiliteit en woning

De agenda van de Europese Commissie staat ook helemaal in het teken van de competitiviteit. En hoewel de Commissie dit zelf een investeringscommissie noemt, ligt de nadruk veel meer op het afzwakken van klimaat – en sociale rapporteringsregels voor bedrijven dan op het uitwerken van investeringsprogramma’s die aan de sociale en ecologische noden voldoen. Door dit gebrek aan wil om voluit op publieke investeringen in te zetten, beperkt de Commissie zich tot het wegnemen van risico’s voor privé-investeerders.

Deze strategie om wortels uit te delen gaat voorbij aan een belangrijke trend: bedrijven investeren zelf weinig. 841 Europese beursgenoteerde bedrijven in energie-intensieve sectoren hebben tussen 2010 en 2023 maar liefst 2.1tn (één triljoen = duizend miljard) euro winst gemaakt en daarvan €1.6tn aan hun aandeelhouders uitgekeerd (75 procent van de winst). Een immens bedrag dat deze bedrijven niet willen investeren in productieve activiteiten die jobs creëren en de transformatie naar klimaatvriendelijke en efficiënte productieprocessen.

Als Europese bedrijven het vandaag moeilijker hebben op de internationale markt, komt dat ook in belangrijke mate door hun eigen onwil om toekomstgerichte investeringen te maken.

Dit zien we ook bij bepaalde grote bedrijven die Europese publieke financiering krijgen. De Europese Investeringsbank heeft zeven van hun grootste bedrijfsklanten in verschillende sectoren tussen 2020 en 2023 11 miljard euro aan leningen gegeven. Deze bedrijven maakten tijdens die periode 100 miljard euro winst, waarvan 38 miljard euro naar aandeelhouders ging.

De kans is groot dat de maatregelen in België en Europa niet veel zullen helpen om de industrie te doen heropleven. Dit zou een veel grotere sturing door de overheid vereisen, zowel met sterke regelgeving als met publieke steun en investeringen waar bindende sociale en klimaatvoorwaarden aan gekoppeld zijn.

Het vereist ook een industriële strategie die focust op hoe de industrie het best kan bijdragen aan het leveren van betaalbare energie, transport en woningen voor iedereen. Maar ondanks alle crisissen, blijft er een grote politieke onwil bestaan om een sturende rol te spelen in de economie.

Om ons te verzetten tegen Arizona, moeten we de lessen uit de vorige regeringen leren. Tijdens de vorige regering kwam de Europese Green Deal tot stand, die klimaat hoger op de agenda zette. Dit Europees plan besteedde er net als het klimaatbeleid van Vivaldi weinig aandacht aan om ervoor te zorgen dat regulering en investeringen in de vergroening van de economie ook zouden leiden tot betaalbare en duurzame woningen, energie of transportmogelijkheden.

Nochtans wijzen verschillende bevragingen uit dat er brede steun is voor klimaatbeleid in het algemeen, maar dat veel mensen bezorgd zijn over de impact van klimaatbeleid op hun job, hun mobiliteit, hun woning.

Ondertussen werd het leven een pak duurder voor midden- en lage inkomens en is het steeds minder vanzelfsprekend om een betaalbare woning te vinden. De bedrijfslobby heeft handig van deze situatie gebruikgemaakt door ambitieus klimaatbeleid en andere overheidsinmenging als ‘duur’ af te schilderen in een context van steeds scherpere internationale competitie in hoogtechnologische en energie-intensieve sectoren. Maar een eerlijke transitie is geen luxe, het is een absolute noodzaak om onze samenleving te beschermen.

Wat vooral veranderd is sinds de vorige regering is dat klimaatbeleid en de sociale gevolgen ervan nu het hart van het functioneren van de economie raken. De sociale afbraak van Arizona biedt geen perspectief op beterschap. Het kan anders, maar dit vergt een grote mobilisatie om de politiek te veranderen.

In de plaats van het bedienen van de bedrijfslobby moeten we een platform creëren voor grootschalige interventie van de overheid en onszelf, voor een milieuvriendelijke en sociale economie, waar iedereen toegang heeft tot duurzame basisdiensten.