Artikel

Wie vrede wil, moet vrede voorbereiden

Lava

—21 mei 2025

“Si vis pacem, para bellum” – als je vrede wilt, bereid je dan voor op oorlog. Deze eeuwenoude spreuk galmt luid in de hoofdkwartieren van defensiekabinetten, leger en wapenindustrie. Tien experts op het gebied van veiligheid en internationale relaties pleiten tegen het idee dat vrede met wapens kan worden afgedwongen.

Shutterstock

 

Tom Sauer (Professor UAntwerpen) – Rusland in een Europese veiligheidsarchitectuur
Christophe Wasinski (Professor ULB) – Europese herbewapening, bedrijfsbelangen en sociale afbraak
Naomi Zoka (Pax Christi) – Geen Europese nucleaire paraplu
Ludo De Brabander (Vrede vzw) – Het EU-militarisme ondermijnt wat het beweert te verdedigen
Niamh Aine Ni Bhriain (onderzoekster Transnational Institute) – De EU op oorlogspad
Ulrike Eifler (Die Linke) – Waarom vakbonden niet mogen zwijgen over militarisering
Thomas Bottelier (Universiteit Utrecht) – Scheve mobilisatie: Europa en de wapenwedloop
Jörg Kronauer (Socioloog, journalist Junge Welt) – Diplomatie tussen vijanden.
Sophie Bolt (secretaris-generaal Campaign for Nuclear Disarmament)- Oorlog heeft nog nooit vrede gebracht.
Guido Van Leemput (Nieuwe Vredesbeweging in Nederland) – Bescherm de welvaartsstaat tegen de oorlogsstaat

Tom Sauer – Rusland in een Europese veiligheidsarchitectuur

Tom Sauer is professor Internationale Politiek aan de Universiteit Antwerpen, actief lid van Pax Christi en auteur van De Strijd voor Vrede (Pelckmans, 2024, derde druk).

Als je veiligheid wil, bereid je dan voor op vrede. Dat is veel logischer dan je voor te bereiden op oorlog. Door je voor te bereiden op oorlog, kom je met de verkeerde mindset aan de aftrap. De zogenaamde tegenstrever zal onmiddellijk aanvoelen dat je gedrag gebaseerd is op wantrouwen en zich dan ook voorbereiden op oorlog. Alleen al daardoor wordt het risico groter dat een incident of accident escaleert tot oorlog.

De Koude Oorlog is het beste voorbeeld van twee tot de tanden gewapende kampen met als resultaat een dure en irrationele wapenwedloop, inclusief 70.000 kernbommen waarvan een fractie volstaat om de wereld te vernietigen. Tijdens de Cubacrisis hebben we gewoon geluk gehad, aldus de toenmalige VS-minister van Defensie Robert McNamara.

Hoeveel keer kan de wereld nog door het oog van de naald kruipen? Het volstaat dat kernwapens één keer op grootschalige manier worden gebruikt opdat er niemand meer overblijft om nog Latijnse spreekwoorden boven te halen. In oktober 2022, toen Oekraïne Rusland tijdelijk terugdrong, schatte de Amerikaanse inlichtingendienst de kans op 50/50 dat Rusland een kernwapen zou inzetten tegen Oekraïne. Zo dicht hebben we zelfs in 1962 niet bij een kernoorlog gestaan.

Vandaag is de reactie van de Europese Unie (EU) op het vredesinitiatief van president Trump uitermate defensief. Opgejaagd door de Oost-Europese lidstaten reageert de EU verkrampt: de eigen defensie voluit verhogen; een militaire muur bouwen langs de grens met Rusland; zich voorbereiden op oorlog; nog steeds geen diplomatiek initiatief naar Rusland vanuit Brussel, al drie jaar lang.

Dit is net het omgekeerde van waarvoor de EU werd opgericht: voor vrede, door middel van samenwerking, ook op vlak van veiligheid. Veiligheid is immers gedeelde veiligheid. Zolang Rusland zich onveilig voelt, zal het zijn stekels blijven uitsteken, en zullen wij – en op de eerste plaats Oekraïne – de negatieve gevolgen met de regelmaat van de klok voelen.

De EU zou er dus voor moeten zorgen dat ook Rusland zich minimaal veilig voelt. Dat is mogelijk door rekening te houden met de legitieme nationale veiligheidsbelangen van het land. Concreet betekent dit dat zolang Rusland niet op gelijke voet wordt opgenomen in de Europese veiligheidsarchitectuur, het zal eisen dat Oekraïne een neutrale bufferstaat wordt.

Tijdens de Cubacrisis hebben we gewoon geluk gehad, aldus VS-minister van Defensie Robert McNamara. Hoeveel keer kan de wereld nog door het oog van de naald kruipen?

Herinner u dat het Westen tweemaal aan de poorten van Moskou heeft gestaan: eerst met Napoleon, later met Hitler. Oekraïne zal dus geen lidstaat kunnen worden van de NAVO, ondanks de westerse beloftes in 2008. Veel wijze mensen hebben zich toen trouwens tegen die beloftes verzet. Ook Merkel en Sarkozy. Maar de VS-president Bush Jr. heeft zijn belofte om Oekraïne lid te maken gewoon doorgeduwd — wat ook iets zegt over de besluitvormingsmethode binnen de NAVO. Met alle negatieve gevolgen van dien.

Een vredesakkoord tussen Oekraïne en Rusland kan de volgende elementen bevatten: Oekraïne blijft een soevereine staat (zij het wat kleiner); het kan een democratie worden; het komt in de westerse invloedssfeer te liggen; het kan op langere termijn mogelijk lid worden van de EU; het kan zich bewapenen (liefst beperkt door middel van regionale wapenbeheersingsakkoorden waarbij ook Rusland wordt betrokken); en het krijgt veiligheidsgaranties (minimaal in de zin van beloftes van steun van de EU in de vorm van humanitaire hulp, inlichtingen en militaire steun indien het land opnieuw zou worden aangevallen door Rusland).

Dat zijn allemaal zaken die Poetin liever niet ziet, maar die hij toch zal moeten slikken. In ruil wordt Oekraïne geen lidstaat van de NAVO en dus een neutrale bufferstaat, en blijven de geannexeerde gebieden de facto tot Rusland horen totdat er een definitieve regeling wordt uitgewerkt binnen 15-20 jaar. Verder zal Rusland hoogstwaarschijnlijk vragende partij zijn om een begin te maken van een hertekende Europese veiligheidsorde; zo niet moet de EU dit aankaarten.

Bestaande allianties – die per definitie gericht zijn tegen een externe vijand – moeten het bijltje er (letterlijk) bij neerleggen. Eén regionale collectieve veiligheidsorganisatie (inclusief Oekraïne en Rusland) zal moeten worden opgericht, ofwel in de vorm van een fundamenteel gewijzigde NAVO – een collectieve veiligheidsorganisatie in plaats van een collectieve defensieorganisatie – of in de vorm van een versterkte Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE).

Dergelijke collectieve veiligheidsorganisaties zijn niet gericht tegen een externe vijand, maar trachten de veiligheid tussen de lidstaten te verzekeren door afspraken te maken over oorlog en vrede, inclusief het elkaar helpen mocht een van de lidstaten de regels overtreden. Voorbeelden van dergelijke mechanismen die in het verleden gewerkt hebben zijn het Europees Concert in de 19e eeuw (1815-1870), de OVSE, de EU en op mondiaal vlak de VN.

Binnen deze regionale collectieve veiligheidsorganisatie kan de EU voor efficiëntiedoeleinden de Europese defensie-integratie voortzetten zonder te vervallen in het nastreven van een militair-industrieel-complex à la de VS (of de USSR ten tijde van de Koude Oorlog). Het defensiebudget moet daarbij zelfs niet verhoogd worden, aangezien de Europese NAVO-lidstaten vandaag (2025) jaarlijks al meer dan 500 miljard dollar uitgeven aan defensie — viermaal meer dan Rusland — en onze defensiecapaciteiten vandaag reeds groter zijn dan die van Rusland.

Christophe Wasinski -Europese herbewapening, bedrijfsbelangen en sociale afbraak

Christophe Wasinski (professor internationale betrekkingen aan de ULB EN onderzoeker verbonden aan Groupe de recherche et d’information sur la paix et la sécurité (GRIP)

In maart 2025 kondigde de voorzitter van de Europese Commissie, Ursula von der Leyen, de lancering aan van een grootscheeps herbewapeningsplan. Het programma, dat aanvankelijk ReArm Europe heette en later werd omgedoopt tot Readiness 2030, voorziet in de investering van 800 miljard euro over een periode van vijf jaar. Om dit doel te bereiken, stelt de Commissie voor de begrotingsregels van de Europese Unie (EU) te versoepelen om de lidstaten aan te moedigen zich in de schulden te steken.

Dit plan is niet het enige initiatief om de defensiecapaciteit van Europa te versterken. Alle EU-lidstaten hebben besloten om hun defensiebudgetten te verhogen. De meest spectaculaire verhoging komt van Duitsland, dat van plan is om de komende jaren honderden miljarden uit te geven aan zijn defensie. De voortdurende oorlog in Oekraïne en de recente aankondigingen van de regering-Trump om zich militair terug te trekken uit Europa worden regelmatig aangehaald om de militaire spilzucht van beleidsmakers te rechtvaardigen.

Volgens de politieke besluitvormers zouden de recente beslissingen in feite de fout van jarenlange militaire “onderinvestering” herstellen. In hun verhaal wordt de Europese herbewapening gepresenteerd als een noodzaak om de Europese waarden te beschermen tegen bedreigingen van buitenaf. Dit narratief verhult echter een meer prozaïsche realiteit: de kaping van publieke middelen door grote bedrijven, soms met dramatische gevolgen.

De privatisering van veiligheid

Om de recente Europese beslissingen te begrijpen, moeten we ze in hun historische context plaatsen. In de jaren zeventig ontwikkelden de Europese wapenindustrie en haar lobbyisten een sociotechnisch defensienarratief. Dat verhaal is onder andere gebaseerd op het idee dat onderzoek en innovatie op het gebied van bewapening economisch voordelig zijn en noodzakelijk voor de Europese onafhankelijkheid.

Die voorstelling van zaken is echter niet realistisch. De wapenproductie levert maar een kleine bijdrage aan de totale groei. De kosten van militaire uitgaven voor de samenleving worden in dit narratief volledig verzwegen. Bovendien houdt het geen rekening met de klassieke risico’s van de militarisering van internationale betrekkingen door wapenproductie. Maar dit weinig correcte narratief heeft zich niettemin genesteld in de Europese instellingen, met name binnen het Europees Defensieagentschap (EDA).

De Europese herbewapening is de kaping van publieke middelen door Europese en Amerikaanse grote wapenbedrijven, soms met dramatische gevolgen.

Geleid door dit beeld probeert de EU een eengemaakte defensiemarkt te creëren. Rond 2013 beseften de verantwoordelijken echter dat het project was mislukt. De sector werd wel degelijk gerationaliseerd, met de vorming van grote groepen die gespecialiseerd zijn in wapenproductie. Maar het probleem voor de industrie is dat de vraag naar bewapening stagneert, omdat regeringen hun geld liever niet uitgeven aan het kopen van grote hoeveelheden wapens. Bovendien zijn de bedrijven nog steeds nauw verbonden met Europese overheden, wat liberalisering in de weg staat.

Daarop past de EU haar beleid aan. Vanaf 2015 zet ze initiatieven op – zoals het Europees Defensiefonds, de Voorbereidende actie inzake defensieonderzoek en de Permanente gestructureerde samenwerking – die bedoeld zijn om de ontwikkeling van wapens te financieren en de aankoop te vergemakkelijken. In 2019 richt de Commissie ook een Directoraat-Generaal Defensie-industrie en ruimtevaart op (DG DEFIS). Die DG vertegenwoordigt de belangen van de industrie en rechtvaardigt zijn beleid in de naam van “strategische autonomie”.

Door haar initiatieven en haar visie, die is beïnvloed door lobbyisten, draagt de EU bij aan de privatisering van de wereld1. Ze maakt bedrijven tot de meest geschikte spelers om te reageren op collectieve problemen, waaronder veiligheidskwesties. Sterker nog, ze voedt de overtuiging dat het industrieel bewapeningsbeleid op magische wijze zal leiden tot een gemeenschappelijk en samenhangend veiligheidsbeleid waar alle Europeanen van zullen profiteren.

De gevolgen voor het Mondiale Zuiden

Steun voor de wapenindustrie wordt daarom gepresenteerd als essentieel voor de ontwikkeling van een “strategische autonomie”, die op haar beurt noodzakelijk is voor de bescherming van de Europese waarden. Dit discours gaat echter voorbij aan het feit dat de Europese industrie deels afhankelijk is van export buiten Europa, met name naar autoritaire staten die de Europese wapens soms gebruiken op een manier die vragen oproept.

Tijdens de Arabische Lente werden ‘onze’ pantservoertuigen door Egyptische troepen gebruikt om de bevolking te onderdrukken. Er werden onder andere Europese wapens geleverd aan Saoedi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten toen deze rechtstreeks betrokken waren bij de oorlog in Jemen. Er zijn ook Europese wapens verkocht aan Marokko, dat de Westelijke Sahara bezet. Turkije, een land dat betrokken is bij talloze conflicten, gebruikte het Airbus A400M transportvliegtuig (het resultaat van een gezamenlijk Europees project) om het wapenembargo in Libië te schenden.

Er worden ook Europese wapens geëxporteerd naar India en Pakistan terwijl deze twee staten met elkaar overhoop liggen. Frankrijk heeft pantservoertuigen geleverd aan Kameroen, waar de troepen buitensporig geweld gebruiken in de Engelssprekende gebieden. Frankrijk wordt ook beschuldigd van het leveren van uitrusting aan Indonesië op een moment dat Indonesische troepen betrokken waren bij repressieve acties in West-Papoea. Er zijn bewapende Brits-Italiaanse helikopters verkocht aan Nigeria, ondanks de erbarmelijke staat van dienst van de Nigeriaanse strijdkrachten op het gebied van mensenrechten. Bovendien verkopen Europese bedrijven militaire uitrusting aan Israël, werken ze samen met de Israëlische industrie en kopen ze wapens van Israël. Dit draagt bij aan de instandhouding van de Israëlische industrie die wapens levert aan het IDF in bezet Palestina.

Deze voorbeelden tonen aan dat de levensvatbaarheid van de Europese industrie deels afhangt van wapenexport naar landen die weinig respect hebben voor de waarden die de Europeanen voorstaan. Niets wijst erop dat deze situatie de komende jaren zal veranderen. Sommige EU-lidstaten zijn zelfs voorstander van een versoepeling van de exportregels (die vandaag al nauwelijks worden toegepast).

Sociale afbraak ten voordele van de wapenindustrie

De oorlog in Oekraïne en de terugkeer van Donald Trump in het Witte Huis zijn koren op de molen van degenen die de wapenindustrie verdedigen. Volgens hen is het dringend noodzakelijk om de militaire capaciteiten van Europa te versterken. In de praktijk geven de EU-lidstaten al veel geld uit aan hun defensie. In 2023 gaven ze volgens het Europees Defensieagentschap (EDA) 279 miljard euro uit aan hun strijdkrachten, een bedrag dat in 2024 nog is toegenomen.

Het Russische defensiebudget voor 2024 bedraagt ongeveer 130 miljard euro. Een blik op het jaarboek Military Balance (2024) van het International Institute for Strategic Studies laat ook zien dat de EU-lidstaten zo’n 4.000 tanks, 6.000 infanteriegevechtsvoertuigen, 11.500 artilleriestukken en meer dan 1.550 gevechtsvliegtuigen bezitten. Ter vergelijking: volgens dezelfde bron heeft Rusland ongeveer 1.800 tanks, 4.170 infanteriegevechtsvoertuigen, 5.570 artilleriestukken en 1.300 gevechtsvliegtuigen. In het licht van deze informatie, die aangeeft dat de Europeanen wel degelijk over grote capaciteiten beschikken, lijkt de retoriek van experts en beleidsmakers die oproepen tot massale herbewapening meer paranoia dan rigoureuze analyse.

Hogere defensiebudgetten zouden Europese wapenproducenten ten goede moeten komen. Maar ze zullen ook Amerikaanse fabrikanten ten goede komen. Laten we niet vergeten dat tussen 2019 en 2023 55 procent van de wapens die Europeanen kochten, afkomstig waren uit de Verenigde Staten. Tot slot zullen de verhogingen ook ten goede komen aan de banken die die bedrijven financieren en aan hun aandeelhouders. Volgens sommige beleidsmakers kunnen militaire uitgaven ook bijdragen aan het economisch herstel van Europa en als zodanig positieve neveneffecten hebben voor de samenleving – een theorie die zij “militair keynesianisme” noemen.

In dit stadium is er echter geen garantie dat deze uitgaven, die met overheidsgeld moeten worden gefinancierd, het gewenste economisch effect zullen hebben. Het is daarentegen veel waarschijnlijker dat deze uitgaven uiteindelijk door de bevolking betaald zullen worden. Anders gezegd, het opspelen van een Russische dreiging dient om de overdracht van overheidsgeld naar privébedrijven te legitimeren en draagt bij aan de militarisering van internationale betrekkingen.

Naomi Zoka – Geen Europese nucleaire paraplu

Naomi Zoka is Bewegingswerker Veiligheid en Ontwapening, Pax Christi

De wereld staat op een keerpunt. De almacht van de Verenigde Staten als economische en diplomatieke grootmacht is niet langer vanzelfsprekend. Europa, nog altijd afhankelijk van de VS op het vlak van defensie en handel, begint in te zien dat de relatie niet meer stabiel is. In Europa is de consensus bij de politieke beleidsmakers algemeen: we hebben hogere militaire budgetten nodig, om ons te kunnen verdedigen in een onveiligere wereld.
Maar precies daar dreigt een fundamentele fout. Onder het mom van veiligheid, defensie en onafhankelijkheid schuift Europa op richting een discours dat nucleaire proliferatie niet langer uitsluit.

De haves tegen de have nots

Nog geen maand na het uitbreken van de oorlog in Oekraïne dreigde Poetin al met kernwapens. Israël wordt momenteel beschuldigd van verschillende oorlogsmisdaden en de nucleaire dreiging spookt bij iedereen in het achterhoofd. Men krijgt meer en meer de indruk dat kernwapenstaten opereren op een ander speelveld, één waar ze zich niet houden aan de regels die voor andere staten wel gelden. Het Verdrag inzake het verbod op kernwapens (TPNW), geadopteerd door de Verenigde Naties in 2017, is relevanter dan ooit. Kernwapens zijn de enige wapens die de hele mensheid kunnen uitroeien. Niet-kernwapenstaten zien opnieuw hoe weinig concrete inspanningen er geleverd worden door de kernwapenstaten voor echte ontwapening, integendeel. Het geduld raakt op.

Het Non-proliferatieverdrag (officieel het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens) dateert al van 1968. Dit verdrag wilde niet alleen de verspreiding van kernwapens stoppen, maar had totale ontwapening als doel. In ruil voor ontwapening van de kernwapenstaten beloofden de niet-kernwapenstaten om zelf geen kernwapens te ontwikkelen. Ondertussen ligt het verdrag aan de bron van decennialange frustraties van niet-kernwapenstaten. Ontwapening wordt steeds maar uitgesteld, en nu zien we bovendien hoe kernwapens worden ingezet als chantagemiddel. Deze hypocriete dynamiek is niet langer houdbaar. Zuid-Afrika, Mexico, Indonesië, Oostenrijk en meer economische zwaargewichten hebben zich uitgesproken over dit dubbelspel door zich aan te sluiten bij het TPNW. Ze staan niet te wachten op een nieuwe wapenwedloop, net zomin trouwens als kernwapenstaten als India en China.

Europa en het nucleaire taboe

Meerdere Europese leiders pleiten nu voor een Europese nucleaire paraplu (los van de VS). De Franse president Macron spreekt over mogelijke uitbreiding van het Franse nucleaire arsenaal. De Duitse kanselier Friedrich Merz staat ook achter dit idee. Verder, in Polen, vraagt Donald Tusk publiek om kernwapens in zijn land te stationeren. Wat volgt is een steeds agressievere positionering van Europa. Door het idee van meer Europese kernwapens openlijk te steunen, wordt het een bedreiging voor de andere kernmachten enerzijds en een onbetrouwbare partner voor de ontwapeningsgezinde staten anderzijds. Dit schaadt het vertrouwen, ondermijnt diplomatieke kansen en creëert frictie die economische samenwerking belast. Dit is het klassieke veiligheidsdilemma. Dit concept uit de internationale betrekkingen beschrijft hoe een staat door zijn veiligheid te willen verhogen onbedoeld de veiligheid van andere staten bedreigt.

Het spanningsveld tussen de kernwapenstaten (of de staten onder de nucleaire paraplu) en de niet-kernwapenstaten is geen abstracte discussie maar een fundamenteel probleem dat de internationale relaties sterk onder druk zet. De primaire doelstelling van elke staat is zelfbehoud. En die wordt bedreigd door kernwapens. Daarom worden staten die nieuwe dreigingen creëren niet geapprecieerd. De uitbreiding van de nucleaire paraplu brengt geen vrede, maar enkel wantrouwen en meer kans op escalatie.

Het begrip “nucleair taboe” weerspiegelt een diepgewortelde internationale consensus tegen het gebruik en de ontwikkeling van kernwapens. Dit is ook de reden dat zelfs kernwapenstaten publiekelijk vasthouden aan het principe van totale ontwapening. Ze begrijpen dat het bestaan van deze wapens ook een bedreiging voor henzelf is. Hoe luider Europa nucleaire ambities uitspreekt, hoe defensiever andere staten zich zullen opstellen.

Als Europa echt wil inzetten op strategische autonomie en mondiale invloed, dan moet het kiezen voor diplomatie boven dreiging, en voor partnerschap boven polarisatie.

Vrede tussen staten ontstaat door samenwerking, vertrouwen en wederzijdse afhankelijkheid. Dat is het tegendeel van “Si vis pacem, para bellum”. Als Europa echt wil inzetten op strategische autonomie en mondiale invloed, dan moet het kiezen voor diplomatie boven dreiging, en voor partnerschap boven polarisatie. Het versterken van banden met staten die pleiten voor ontwapening is niet alleen moreel juist, het is ook geopolitiek verstandig. In een tijdperk waarin de contouren van de wereldorde herschreven worden, moet Europa zich positioneren als bruggenbouwer, niet als uitdager van het nucleaire evenwicht. Alleen zo kunnen we bouwen aan een vreedzame, veerkrachtige toekomst.

Het is tijd voor Europa om de banden te versterken met de nieuwe economische zwaargewichten in de wereld, zwaargewichten die proliferatie weigeren. Europa is zo in de ban van de nucleaire mythe dat het niet stilstaat bij de enorme implicaties van nucleaire proliferatie. Door zich in tijden van internationale spanningen vijandig te positioneren, sluiten we ons af van belangrijke toekomstige partners. Europa moet meer focussen op hoe het stabiel kan blijven in tijden van onzekerheid.

Naomi Zoka is bewegingswerker Veiligheid & Ontwapening bij Pax Christi. Ze zal deelnemen aan de 2de sessie van het voorbereidende comité voor de Review Conference van 2026 van de partijen bij het Verdrag inzake de non-proliferatie van kernwapens (NPT) in Genève.

Ludo De Brabander – Het EU-militarisme ondermijnt wat het beweert te verdedigen

Ludo De Brabander is woordvoerder van Vrede vzw. Hij publiceert onder andere in Vrede, Uitpers, Knack.be, De Wereldmorgen, en Mo*.

De uithalen van VS-vicepresident J.D. Vance tegen de EU-lidstaten op de veiligheidsconferentie van München en Zelensky’s rampzalige ontmoeting in het Witte Huis over een vredesakkoord, gekoppeld aan een exclusieve VS-toegang tot de grondstoffen van Oekraïne, zorgden voor paniekreacties op het ‘oude continent’. Europa kan voor zijn verdediging niet langer rekenen op de VS, zo luidde de conclusie.
EU-Commissievoorzitter Ursula Von der Leyen, in een vorig leven Duits minister van Defensie, rook haar kans en pakte uit met een mega-financieringsplan van 800 miljard euro dat ze ‘ReArm Europe’ doopte. “Na een lange periode van onderinvestering is het nu van het grootste belang om de defensie-investeringen voor een langere periode op te voeren”, aldus Von der Leyen afgelopen maart.

Afgezien van de grootte van het bedrag was haar initiatief weinig verrassend. De trans-Atlantische crisis was welkom om het te lanceren. Tijdens haar hernieuwde aanstelling als Commissievoorzitter van de EU in juli 2024 noemde ze veiligheid en defensie een topprioriteit in de komende beleidsperiode. In haar beleidsplan ‘Europa’s Keuze’ verklaart ze de “chronische onderinvestering in Europese militaire capaciteiten” te lijf te gaan met een versterking van de militaire industrie en initiatieven voor gezamenlijke investeringen en de bevordering van de samenwerking. Ze stelde (een primeur) een Commissaris van Defensie aan en uitte haar ambitie om te werken aan een “ware Europese defensie-unie”, hoewel defensie en veiligheid een prerogatief is van de afzonderlijke lidstaten.

Dat de EU-lidstaten hun defensie chronisch hebben verwaarloosd strookt niet met de realiteit. De afgelopen tien jaar zijn de militaire uitgaven gestegen met 144 miljard euro (+79 procent, van 182 miljard euro in 2014 naar 326 miljard in 2024). Met het Verenigd Koninkrijk erbij gaat het zelfs over 400 miljard euro, terwijl grote bijkomende geplande uitgaven al klaarliggen. De Europese militarisering is al twee decennia aan de gang. In het Verdrag van Lissabon (2007) werd daarvoor een hele instrumentarium ontwikkeld. Artikel 42.3 voerde een verdragsrechtelijke bewapeningsverplichting in (“De lidstaten verbinden zich ertoe hun militaire vermogens geleidelijk te verbeteren”). Een Europees Defensieagentschap (EDA) – drie jaar eerder opgericht – moet de “industriële en technologische basis van de defensiesector verbeteren”.

Het Brits referendum (2016), dat enkele jaren later tot de Brexit leidde, bracht de militarisering in een stroomversnelling. Er kwam een Europees Defensie Actieplan (2016) om de basis van de militaire industrie verder te versterken, gevolgd door de activering (2017) van de Permanente Gestructureerde Samenwerking (PESCO) met daarin de verbintenis de militaire budgetten ‘regelmatig’ te doen stijgen en twintig procent daarvan te gebruiken voor militaire investeringen. Een Europees Defensiefonds (2021) van 8 miljard euro voor onderzoek en ontwikkeling van wapens en militaire uitrusting zou de EU – in de woorden van toenmalig Commissievoorzitter Juncker – strategische autonomie geven via “een sterke, concurrerende en innovatieve industriële defensiebasis”.

Als het doel vrede en welzijn is, dan zou zich dat vertalen in een ander veiligheidssysteem waarin wapenbeheersing, samenwerking en vertrouwenwekkende maatregelen – in de geest van de Helsinki-akkoorden van 1975 – centraal staan.

De rode draad is dat veel initiatieven de stempel dragen van de militaire industrie. Van het immense budget van Frontex, het Agentschap dat de Europese buitengrenzen moet bewaken (1,12 miljard in 2025, 800 procent meer dan in 2015!) pikt de militaire industrie een belangrijk deel in. De in maart 2021 opgerichte Europese Vredesfaciliteit, een fonds van 17 miljard euro buiten de EU-begroting, is, anders dan de naam doet vermoeden, een militair steunfonds voor verschillende lopende missies in de Afrikaanse, mediterrane en Europese regio. Het leeuwendeel (11 miljard euro) wordt opgesoupeerd voor bewapening en militaire steun aan Oekraïne.

Sinds de trans-Atlantische crisis staat er geen rem meer op. Lidstaten moeten “massaal in defensie investeren, defensiesystemen kunnen aanschaffen en de paraatheid van de Europese defensie-industrie op lange termijn kunnen vergroten”, aldus een Europese ‘White Paper’. Volgens het ReArm Europe/Readiness-plan, dat de commissie parallel lanceerde, mogen de EU-lidstaten voor een periode van vier jaar jaarlijks 1,5 procent van het bbp in hun legers stoppen, zonder dat ze de Europese begrotingsregels moeten respecteren (goed voor 650 miljard euro). De overgebleven 150 miljard (SAFE – Security Action for Europe) bestaat uit Europese leningen voor investeringen in bewapening.

Deze gulheid staat in schril contrast met de begrotingsdiscipline voor andere overheidsuitgaven. Midden vorig jaar is de procedure voor buitensporig overheidstekort opgestart tegen zeven lidstaten, wat op straffe van boetes in de praktijk betekent dat ze moeten besparen op hun sociale uitgaven.

Volgens de Commissie zal de militarisering de strategische autonomie vergroten en ons in staat stellen om ons zelfstandig te verdedigen. Europese kringen verwijzen gretig naar Rusland, “een zwaar gemilitariseerd land dat een existentiële bedreiging vormt voor ons allemaal”, aldus Kaja Kallas, Europa’s vertegenwoordiger voor het buitenland. Rusland geeft driemaal minder uit en moet het merendeel daarvan uitgeven aan oorlogsinspanningen in Oekraïne met weinig terreinwinst. Moskou is simpelweg niet in staat om een wapenwedloop aan te gaan met de NAVO of de EU. Het besteedt nu al bijna 7 procent van zijn bbp aan zijn militaire apparaat.

Desondanks beweert NAVO-secretaris-generaal Rutte theatraal dat we allemaal Russisch zullen spreken als niet minstens 3 procent van het bbp naar ‘defensie’ gaat. De voortdurende herhaling van de mythe van de Russische dreiging zaait een angstcultuur die de bereidheid moet creëren om de militarisering te financieren met sociale besparingen.

Dat stijgende militaire uitgaven de strategische autonomie vergroten is bij de haren getrokken, na jaren van volgzaamheid in geostrategische prioriteiten van de VS in NAVO-verband. De VS was architect van de compromisloze diplomatieke dans die de Russische invasie van Oekraïne voorafging, waarna een veto volgde op vredesonderhandelingen. Toen een triomfantelijke Von der Leyen opeenvolgende EU-sancties aankondigde om de Russische basis voor de oorlog te ondermijnen, schoot de EU in eigen voet.

Goedkoop Russisch gas werd vervangen door duurdere LNG uit de VS dat zijn uitvoer naar Europa zag verdrievoudigen in evenveel jaar tijd, terwijl de inflatie toesloeg en Duitsland in een recessie terechtkwam. Een uniek geval van economische automutilatie aldus Le Monde Diplomatique. De EU is zo afhankelijk gemaakt van de energiebevoorrading vanuit de VS. Het illustreert dat strategische autonomie geen kwestie is van militairen.

Bovendien maakt het gebrek aan politieke eenheid van strategische autonomie een illusie. De strategische prioriteiten zijn in Oost-Europa anders dan in Zuid-Europa waar men meer begaan is met de impact van de migratie uit het onstabiele Afrika en het Midden-Oosten. De EU telt pro-Atlantisten, pro-Russen en Europees georiënteerde landen en is zo makkelijk te verdelen.

Politiek helt de EU verder naar rechts, met regeringen en partijen die ideologische verwantschap tonen met de autoritaire machthebbers in Washington en Moskou. Terwijl de EU zich tot de tanden bewapent, groeit de bedreiging van de Europese identiteit van binnenuit. Het buitenlands beleid van de EU is ondertussen vooral transactiegericht waarbij autoritaire regimes allianties kunnen aangaan in ruil voor energiezekerheid en migratiebeheersing (Tunesië, Libië, Turkije, Azerbeidzjan, Israël …).

Een militair versterkt economisch blok op zoek naar grondstoffen is geen strategische autonomie, maar neokolonialisme. Het internationaal gezag van de EU en daarmee ook haar strategische impact wordt bovendien ondermijnd door de dubbele maatstaven. Volgens Von der Leyen vecht Oekraïne voor de Europese vrijheid, democratie en waarden. Maar terwijl ze in haar beleidsverklaring oreert “we zullen altijd de mensenrechten respecteren”, blijft de Europese samenwerking met de oorlogsmisdadige Israëlische regering die de Palestijnse rechten op alle vlakken met voeten treedt, onaantastbaar.

Het militarisme van de EU strookt niet met de identiteit zoals die gedeclameerd staat in het Verdrag betreffende de Europese Unie: “De Unie heeft als doel de vrede, haar waarden en het welzijn van haar volkeren te bevorderen” (art. 3.1.). Sociale bezuinigen en het bevoordeligen van militaire uitgaven vallen bovendien moeilijk te rijmen met “de Unie bestrijdt sociale uitsluiting en discriminatie, en bevordert sociale rechtvaardigheid en bescherming” (art. 3.3).

Als het doel vrede en welzijn is, dan zou zich dat vertalen in een ander veiligheidssysteem waarin wapenbeheersing, samenwerking en vertrouwenwekkende maatregelen – in de geest van de Helsinki-akkoorden van 1975 – centraal staan. Ontwapening is evenwel al jaren uit het EU-discours én beleid geschrapt en samenwerking vervangen door confrontatie en kanonneerbootdiplomatie. Op de verpakking blijft evenwel als vanouds vrede en veiligheid aangeboden.

Niamh Aine Ni Bhriain – De EU op oorlogspad

Niamh Aine Ni Bhriain, coördinator van het War and Pacification programme en onderzoekster aan het Transnational Institute (TNI).

In maart 2025 publiceerde de Europese Unie (EU) haar Witboek Europese Defensie – Readiness 2030. Dat stelt vooreerst dat “Europa wordt geconfronteerd met een acute en groeiende dreiging” en dat “de enige manier waarop we vrede kunnen garanderen is bereid te zijn om degenen die ons kwaad willen doen af te schrikken”. De EU levert geen bewijs voor die vermeende dreiging, maar beschrijft in de volgende 22 pagina’s in feite een oorlogsplan.

Het Witboek beschrijft een “snel verslechterende strategische context” en verwijst daarvoor naar de “nabijheid van Noord-Afrika en het Midden-Oosten”, waardoor Europa “een vergaarbak wordt voor de spill-over van oorlogen, migratie en effecten van klimaatverandering” in deze regio’s. Het wijst ook op ‘bedreigingen’ van Rusland en China. De Unie stelt zich, zonder enige reflectie over hoe het EU-beleid kan hebben bijgedragen aan de “uitdagingen in het ruimere Europese nabuurschap”, slechts op als een passieve speler die nu moet reageren op deze ongelukkige situatie.

Kort samengevat is de EU van plan om een ongekende 800 miljard euro vrij te maken voor de verdere militarisering van een regio die al enorm overbewapend is, die naast zijn Europese legers meer dan 40 militaire bases heeft en zo’n 84.000 militairen van de VS herbergt. Er zijn ook meer dan 600 kernkoppen verspreid over het continent .

De EU in dienst van het VS-imperialisme

De EU-NAVO-relaties werden begin jaren 2000 geïnstitutionaliseerd en het Witboek stelt dat de NAVO “de hoeksteen van de collectieve defensie van haar leden in Europa” is.

De NAVO is een offensieve oorlogsalliantie die functioneert als een instrument van het imperialisme en de mondiale dominantie van de Verenigde Staten. Door de nadruk te leggen op de ‘onontbeerlijke’ rol die de NAVO zal blijven spelen in EU-aangelegenheden, dient het Witboek om de VS gerust te stellen dat de EU, in plaats van een onafhankelijk buitenlands beleid te voeren, het schoothondje van de VS zal blijven.

Misschien wel de meest veelzeggende regel in het Witboek is de volgende: “De Verenigde Staten eisen dat Europa meer verantwoordelijkheid neemt voor zijn eigen defensie.” Dus als de VS, ten dienste van het imperium, zegt “spring!”, zegt de EU “hoe hoog?”. Maar liefst 800 miljard euro hoog blijkbaar.

Dit komt na een toespraak in januari 2025 van NAVO-secretaris-generaal Mark Rutte voor het Europees Parlement, waarin hij zei dat “Europese landen gemiddeld tot een kwart van hun nationaal inkomen uitgeven aan pensioenen, gezondheidszorg en sociale zekerheidsstelsels en dat we slechts een klein deel van dat geld nodig hebben om defensie veel sterker te maken”.

Maar de gecombineerde militaire uitgaven van de NAVO-lidstaten zijn jaar na jaar exorbitant hoger dan die van al de andere staten samen. Uit de cijfers voor 2024 blijkt dat de NAVO-landen 1.506 miljard dollar (55 procent van het wereldwijde totaal) hebben uitgegeven, vergeleken met 314 miljard dollar van China (12 procent van het wereldwijde totaal) en 149 miljard dollar van Rusland (5,5 procent).

Dit immense voordeel dat de NAVO heeft op haar rivalen wat betreft militaire uitgaven, is echter niet genoeg. Er is meer geld nodig om de “acute bedreiging van onze manier van leven” tegen te gaan.

Een marketingstrategie voor wapenbedrijven

Om ‘volledige gereedheid’ te bereiken tegen 2030 (wat ‘volledige gereedheid’ ook moge betekenen), zal de EU ‘de bureaucratie verminderen’ voor de begrotingsregels en ‘vijf pijlers vaststellen om de Europese defensie-uitgaven dringend en aanzienlijk op te voeren’:
(1) er wordt een nieuw, specifiek financieel instrument gecreëerd om de defensie-investeringen van de lidstaten te ondersteunen,
(2) de algemene ontsnappingsclausule van het Stabiliteits- en Groeipact wordt geactiveerd,
(3) de bestaande EU-instrumenten zullen worden versoepeld om meer defensie-investeringen mogelijk te maken,
(4) het toepassingsgebied voor bijdragen van de Europese Investeringsbank worden verruimd, en
(5) er wordt een beroep gedaan op privékapitaal.

EU-lidstaten staan momenteel voor verschillende uitdagingen na jaren van privatiseringen en besparingen die in de verschillende staten in meerdere of mindere mate de openbare gezondheidszorg en sociale voorzieningen hebben lamgelegd. Europa is ook kwetsbaar voor klimaatverandering en heeft vaak te maken met extreme weersomstandigheden. Ondanks de daadwerkelijke dreiging van echte gebeurtenissen als gevolg van een gebrek aan overheidsinvesteringen, kiest de EU er liever voor om op een hypothetische dreiging te reageren met enorme overheidsinvesteringen. Hierdoor maakte de EU de meervoudige crises waarmee ze worstelt waarschijnlijk enkel erger.

‘Readiness 2030’ komt erop neer dat de EU de wettelijke en fiscale maatregelen van de Unie tot het uiterste oprekt om honderden miljarden overheidsgeld aan particuliere wapenbedrijven te geven. Het is dan ook geen verrassing dat een belangrijk onderdeel van het plan een “strategische dialoog met de defensie-industrie” is. Het geld zal gaan naar onderzoek, ontwikkeling en aanschaf van lucht- en raketverdediging, artilleriesystemen, munitie, AI, kwantum-, cyber- en elektronische oorlogsvoering en andere wapens, maar ook naar ‘kritieke transportinfrastructuur’ om ‘militaire mobiliteit voor kortdurende en grootschalige verplaatsingen van troepen en materieel’ in heel Europa te garanderen.

In het Witboek prijst de EU Oekraïense wapenbedrijven voor hun “can-do houding en ondernemersgeest” en merkt het op dat “Oekraïne is uitgegroeid tot ’s werelds toonaangevende laboratorium voor defensie en technologische innovatie”.

Het Witboek klinkt een beetje als een haperende plaat wanneer het beweert dat het “absoluut noodzakelijk is dat de EU en haar lidstaten hun militaire steun aan Oekraïne dringend verhogen”. De 49,6 miljard euro aan militaire hulp tot nu toe, naast de 75,8 miljard euro om de ‘economische, sociale en financiële weerbaarheid’ van Oekraïne te ondersteunen en de 17 miljard euro om tegemoet te komen aan de behoeften van Oekraïners in de EU is blijkbaar niet genoeg. Er is nog meer geld nodig om de oorlog in Oekraïne gaande te houden, wat aantoont dat het doel nooit het beëindigen van oorlog was, maar eerder het garanderen van een eindeloze oorlog, het genereren van eindeloze winsten voor de oorlogsindustrie, die een plaats aan de tafel krijgt in de Brusselse beleidsbeslissingen.

In het Witboek prijst de EU Oekraïense wapenbedrijven voor hun “can-do houding en ondernemersgeest” en merkt het op dat “Oekraïne is uitgegroeid tot ’s werelds toonaangevende laboratorium voor defensie en technologische innovatie”. De oorlog in Oekraïne biedt de EU een kans voor “nauwere samenwerking tussen de Oekraïense en Europese defensie-industrieën” met “kennisoverdracht uit de eerste hand over hoe innovatie het best kan worden ingezet om militaire superioriteit op het slagveld te bewerkstelligen”.

Zo uitbundig is de toon over Oekraïne dat je even zou vergeten hoe afschuwelijk oorlog is en dat de Oekraïense oorlog honderdduizenden doden heeft gekost – het precieze aantal is onbekend – meer dan 10 miljoen mensen gedwongen heeft hun woonplaats te ontvluchten. Deze feiten worden gewoon genegeerd in de ‘Egelstrategie’, de titel die het Witboek geeft aan de sectie over Oekraïne.

Wat houdt de toekomst in?

De EU is duidelijk: “Hoezeer we ook nostalgisch mogen zijn” over de periode na de Tweede Wereldoorlog, “we moeten aanvaarden … dat die niet terugkomt”. Vanaf nu is de enige optie een internationale, op regels gebaseerde orde, waarin het recht van de sterkste geldt. Internationaal recht en diplomatie worden naar de vuilnisbak van de geschiedenis verwezen. Dit is nauwelijks een verrassing nadat we de EU de afgelopen 18 maanden openlijk Israëls genocidale oorlog tegen Palestina hebben zien steunen.

Niettemin eindigt het Witboek met de geruststelling voor de lezer dat “de EU een vredesproject is en blijft”, gevolgd door het gebruikelijke en al even holle jargon over “waarden”, “veerkracht”, “eenheid en kracht” en een oproep aan de EU en haar lidstaten om “deze historische uitdaging aan te gaan”.

Het is onmogelijk om zeker te weten wat het uiteindelijke resultaat zal zijn van dit streven van de EU om ‘volledig gereed te zijn’, maar één ding is zeker – het zal niet vreedzaam zijn.

Ulrike Eifler – Waarom vakbonden niet mogen zwijgen over militarisering

Ulrike Eifler is in de Duitse linkse partij “Die Linke” verantwoordelijk voor de betrekkingen met de vakbond. Dit artikel werd oorspronkelijk gepubliceerd door de Rosa Luxemburg Stiftung.

De “Zeitenwende” (historisch keerpunt om de militaire uitgaven aanzienlijk te verhogen en een einde te maken aan het vroegere voorzichtige defensiebeleid van Duitsland) die kanselier Olaf Scholz van de Sociaal-Democratische Partij (SPD) onmiddellijk na de Russische invasie in Oekraïne afkondigde, druist in tegen de belangen van de werkende klasse en stelt de vakbonden voor grote uitdagingen.

Industriële vakbonden zien nu het proces van omgekeerde defensie-omvorming: er worden steeds meer middelen en productie verschoven van een burgerlijke economie naar een militair georiënteerde economie en traditionele standpunten over vredespolitiek dreigen opzij te worden geschoven. Ambtenarenvakbonden voeren hun strijd voor een rechtvaardige verdeling van rijkdom, te midden van krimpende budgetten, en de bezorgdheid over openbare dienstverlening wordt steeds meer overschaduwd door bezorgdheid over militair nut.

Het publieke debat over flexibele werktijden, onbetaalde periodes tijdens ziekte en de verlaging van het basisinkomen toont ook aan dat de gemilitariseerde Zeitenwende ingrijpende gevolgen heeft voor het sociale beleid. De maatschappij wordt omgevormd in een meer autoritaire richting: de samenwerking tussen de Bundeswehr (de Duitse krijgsmacht, nvdr) en het federale arbeidsbureau, het streven naar civiel-militaire samenwerking in de gezondheidszorg en een onlangs aangenomen omnibuswet die het makkelijker moet maken om noodwetgeving uit te voeren – dit alles geeft de Duitse samenleving een nieuwe vorm. Nooit geziene militaire uitgaven en een meedogenloze handhaving van het “prioriteit voor de veiligheid”-beleid tonen de enorme uitbreiding van het militair-industrieel complex.

We kunnen zeggen dat de vakbonden voor een historische strijd staan, met de welvaartsstaat en fundamentele rechten als inzet. De vakbondsstrategie moet daarom beginnen met een analyse van deze ontwikkelingen.

Bewapening voor een geopolitieke leidersrol

De oproep van toenmalig minister van Defensie Boris Pistorius (SPD) dat Duitsland klaar moest zijn voor oorlog was niet slechts een retorische verspreking. Er is een brede consensus binnen het politieke establishment dat Duitsland zich moet positioneren als een belangrijke geopolitieke speler.

In zijn toespraak in augustus 2022 aan de Charles University in Praag merkte Olaf Scholz op dat de Verenigde Staten prioriteit geven aan hun conflict met China en dat Europa dus zijn rol moet opnemen als een onafhankelijke politieke entiteit, met Duitsland in een leidende rol. Ook SPD-voorzitter Lars Klingbeil verklaarde in een toespraak dat Duitsland zich na 80 jaar terughoudendheid opnieuw moet laten gelden als een beslissende leider in de wereldpolitiek.

Deze drang naar militarisering en oorlogsklaarheid is een reactie op de veranderende mondiale dynamiek. Het Zuiden bundelt zijn krachten en werkt economisch steeds intenser samen, terwijl industrielanden als de VS en Duitsland worstelen met de-industrialisatie. De drijvende kracht achter de militarisering van Duitsland is de angst van de heersende elite voor economische achteruitgang – het verlies aan economische kracht moet worden gecompenseerd door militaire kracht.

In lijn met deze strategie heeft de regering-Scholz al prioriteit gegeven aan de uitbreiding van de binnenlandse wapenindustrie. Haar “Strategie voor de nationale veiligheid en defensie-industrie” heeft de weg vrijgemaakt voor wapenproductie door de staat. De strategie biedt een reeks richtlijnen voor een industrieel beleid dat Duitse wapenbedrijven zou ondersteunen bij de omschakeling naar oorlogsproductie, door de noodzakelijke politieke, economische, regelgevende en maatschappelijke voorwaarden te creëren op nationaal en Europees niveau. De defensie-industrie is enthousiast. Rheinmetall, Duitslands grootste wapenproducent, CEO Armin Papperger is niet de enige die al lange tijd 250-300 miljard euro aan financiering vraagt om de defensiesector planningszekerheid te geven.

Deze ontwikkeling stelt de vakbonden voor grote uitdagingen. Terwijl de oorlog in Oekraïne de crisis in de belangrijkste Duitse industrieën verergert, stabiliseren de waardeketens in de defensie-industrie zich, waardoor er veel meer jobs bijkomen in deze sector. De sector meldt bijna 400.000 nieuwe aanwervingen en spreekt van de grootste wervingscampagne sinds het einde van de Koude Oorlog.

Bij nadere beschouwing blijkt echter dat de omvang en snelheid van de toename in wapenproductie, in combinatie met een aankoopbeleid dat een decennium of langer zal duren, de kenmerken dragen van concrete oorlogsvoorbereidingen. Kleinschalige fabrikanten veranderen in massaproducenten. Rheinmetall alleen al heeft zijn artilleriegranaatcapaciteit vertienvoudigd sinds het begin van de oorlog in Oekraïne.

Militarisering is een bedreiging voor openbare diensten

Niet alleen het traditionele vredesbeleid van de vakbonden wordt bedreigd, maar ook alle inspanningen voor een sociaal-ecologische transformatie – vooral als “groen” staal niet langer wordt gebruikt voor bussen, treinen en spoorwegen, maar voor tanks die bestemd zijn om weg te roesten op met bloed doordrenkte slagvelden. Het noodzakelijke debat over de ecologische herstructurering van de industrie kan de vraag wat er geproduceerd wordt, niet los zien van het sociale nut ervan.

De drang naar militarisering brengt ook het publieke welzijn in gevaar. De nieuwe Postwet bepaalt bijvoorbeeld dat postbezorging in tijden van escalatie of oorlog voorrang zal geven aan militair belangrijke personen of instellingen, waardoor postdiensten ondergeschikt worden gemaakt aan militair nut. Onder druk van de Zeitenwende worden kernprincipes zoals de Consensus van Beutelsbach – de politieke neutraliteit van het onderwijs – opzij geschoven, met soldaten in klaslokalen en granaatwerpoefeningen tijdens lessen lichamelijke opvoeding.

De militarisering in de gezondheidszorg is bijzonder ver gevorderd. De nieuwe “Kaderrichtlijn voor totale defensie” verplicht de Duitse deelstaten om medische diensten voor te bereiden op oorlogstijd en verplicht hen om nauw samen te werken met de relevante autoriteiten van de Bundeswehr. Er wordt ook gewerkt aan een “wet voor de veiligheid van de gezondheidszorg” om erop toe te zien dat de gezondheidszorg blijft bestaan in het geval van rampen of gewapende conflicten. Deskundigen zien dit als een cruciale eerste stap om de civiele gezondheidszorg ondergeschikt te maken aan militaire controle in oorlogstijd.

Meer dan ooit sinds de naoorlogse periode zijn de werk- en leefomstandigheden van arbeiders in gevaar, hun onderwerping aan het nieuwe “veiligheidsbeleid” wordt met autoritaire middelen afgedwongen.

Het wordt nu al duidelijk dat deze civiel-militaire samenwerking de toegang van burgers tot gezondheidszorg ernstig zal beïnvloeden. De Bundeswehr krijgt bijvoorbeeld het recht om burgerziekenhuizen en revalidatiecentra te gebruiken. Daardoor zullen er nog minder middelen gaan naar de burgerlijke gezondheidszorg en meer naar de militaire sector.
Een aanval op de rechten van werknemers

Tijdens een van de laatste parlementaire zittingen voordat de net verkozen leden aantreden, na de federale verkiezingen in februari 2025, heeft de Bundestag stilletjes delen van het artikel ter versterking van de paraatheid van het personeel aangenomen, bijna onopgemerkt door het publiek.

Zodra het volledig van kracht is, zal het werknemers in sectoren die leveren aan de Bundeswehr of geallieerde strijdkrachten, de wapenindustrie of aanverwante diensten, evenals onderzoekers die betrokken zijn bij militair onderzoek, verplichten om op hun post te blijven. De wet maakt het ook mogelijk om basisrechten – zoals lichamelijke integriteit, bewegingsvrijheid, kiezen welk werk je doet en bescherming tegen dwangarbeid – te beperken tijdens perioden van hevig conflict.

Het feit dat deze wet de werk- en leefomstandigheden voor de bredere bevolking aanzienlijk zou kunnen veranderen, wordt geïllustreerd door de uitbreiding van de wekelijkse werktijd van militair personeel naar 54 uur. Een voorbode van langere werktijden in andere kritieke sectoren, zoals infrastructuur of wapenproductie. De covidpandemie heeft al aangetoond hoe snel dergelijke veranderingen kunnen plaatsvinden. Toen werden de werktijden in essentiële dienstensectoren van de ene dag op de andere verlengd tot maximaal 12 uur per dag of 72 uur per week.

Vakbonden en vredesbeweging moeten samenwerken

De Zeitenwende verschuift het evenwicht tussen kapitaal en arbeid drastisch. In een sociaal klimaat dat gevormd wordt door de-industrialisatie, inflatie en aanvallen op de welvaartsstaat – verweven in een breder verhaal van opofferingen – winnen de vakbondseisen voor fatsoenlijk werk niet aan kracht, maar de roep van werkgevers om loonmatiging, afwijkingen van collectieve arbeidsovereenkomsten en langere werktijden, wel.
Het Zeitenwende-discours mag niet onbetwist blijven. Meer dan ooit sinds de naoorlogse periode zijn de werk- en leefomstandigheden van arbeiders in gevaar, hun onderwerping aan het nieuwe “veiligheidsbeleid” wordt met autoritaire middelen afgedwongen.

De poging om vakbonden te integreren in de herbewapeningsagenda moet niet onderschat worden, vooral niet terwijl de SPD in de regering zit. Maar de complexe sociale crises van onze tijd beperken het vermogen van de vakbonden om de belangen van werknemers effectief te behartigen.
Een van die pogingen om ervoor te zorgen dat de vakbonden zich inhouden en om stakingen helemaal te voorkomen, was het wetsontwerp op collectieve onderhandelingen, die de SPD en de Groenen drie weken na de val van de vorige federale coalitie door het kabinet joegen. Met meedogenloze minachting maakt deze wet het essentiële doel om collectieve onderhandelingen te versterken, ondergeschikt aan de Zeitenwende-agenda.

De wet stelt dat overheidsopdrachten die verband houden met de Bundeswehr, overheidsopdrachten voor leveringen, bouw en diensten of voor het vervullen van de behoeften van de Bundeswehr expliciet niet onder deze wet vallen tot 2030. Hetzelfde voor opdrachten die nodig zijn voor de Bundeswehr, civiele bescherming, rampenbestrijding, federale politie of andere veiligheidstroepen om specifieke crises te beheren of zich erop voor te bereiden. Dit strekt zich uit tot opdrachten die essentieel zijn voor het veiligstellen van de energievoorziening, het onderhouden van gezondheidsdiensten, het waarborgen van de veiligheid van gebouwen en het in stand houden van federale infrastructuur.

Deze inperking toont aan dat de vakbonden waarschijnlijk ook in de nieuwe federale regering geen bondgenoot zullen vinden voor hun strijd voor een rechtvaardigere verdeling van de rijkdom. Daarom moeten ze de link leggen tussen herbewapening en sociale afbraak. Daartoe moeten de vakbonden zich losmaken uit de politieke greep van de SPD en hun mandaat onafhankelijk en zelfverzekerd doen gelden.
Vakbonden en de vredesbeweging zijn van elkaar afhankelijk: zonder vakbonden zal de vredesbeweging moeite hebben om maatschappelijk relevant te blijven; zonder de steun van de vredesbeweging zullen vakbonden het moeilijk vinden om effectief op te komen voor de belangen van werknemers. Het is tijd voor nauwere samenwerking.

Thomas Bottelier – Scheve mobilisatie: Europa en de wapenwedloop

Thomas Bottelier, historicus van de internationale betrekkingen en militair historicus, docent aan Universiteit Utrecht.

In 2012 kreeg de Europese Unie de Nobelprijs voor de Vrede. Herman Van Rompuy, toen president van de Europese Raad, kwam naar Oslo om hem namens de EU in ontvangst te nemen. De titel die hij voerde voor zijn Engelstalige dankwoord aan het Nobelcomité vatte in enkele woorden de rol die de Unie zichzelf in de geschiedenis toedicht: “From war to peace: A European tale”.

Het is een beeld uit een inmiddels vervlogen tijdperk. Dat jaar – de EU zat midden in de kredietcrisis, het mes ging van Dublin tot Athene in de staatsbegroting – bedroegen de gezamenlijke defensie-uitgaven van de zevenentwintig lidstaten (waaronder toen nog het militair machtige Verenigd Koninkrijk) €147 miljard: een 21e-eeuws dieptepunt. Hoewel verschillende Europese landen in 2011 nog Libië hadden gebombardeerd, was de laatste grote oorlog die het continent had gekend, die van Joegoslavië, in 1995 beëindigd.

Nu, dertien jaar en een grootschalige grondoorlog later, staan de militaire uitgaven van het Europese vredesverbond op een historisch hoogtepunt. Volgens de gerenommeerde militaire-uitgavendatabank van het Stockholm International Peace Research Institute (SIPRI) besteedden de EU-27 vorig jaar gezamenlijk $379 miljard (ca. €333 miljard) aan hun legers, vloten, lucht- en cybermachten. In de recentste gegevens van de EU zelf bedroeg die som €326 miljard. Dat bedrag vertegenwoordigt een stijging van bijna een derde sinds 2021. Het groeitempo versnelt alleen maar: de verwachting is dat de EU-lidstaten de komende twee jaar nog eens €100 miljard extra zullen spenderen.

En dat is pas het begin. Al enige tijd circuleren er binnen de NAVO serieuze plannen om de defensie-uitgaven structureel bijna te verdubbelen of meer. Vorige week, met de NAVO-top die in juli in Den Haag zal plaatsvinden in het vooruitzicht, heeft Mark Rutte, de hoogste bestuurder van het trans-Atlantische bondgenootschap, een nieuwe bestedingsnorm voorgesteld: maar liefst vijf procent van het bruto binnenlands product (bbp). Dat is nu twee procent.

Een dergelijke verhoging zou grote gevolgen hebben voor de EU. Drieëntwintig van de zevenentwintig lidstaten horen ook bij de NAVO. Hun defensiebegrotingen zijn samen goed voor meer dan 98% van alle militaire bestedingen binnen het handelsblok. Als de NAVO-staten in juli akkoord gaan met Ruttes voorstel, zouden de EU-NAVO-landen op termijn meer dan een half biljoen euro extra voor hun strijdmachten moeten vinden.

De EU, kortom, is de wereldwijd al jaren gaande wapenwedloop aangegaan en wil deze winnen. Dat is geen pacifistische systeemkritiek maar de analyse van de Poolse premier Donald Tusk, de eurofiele liberaal wiens regering tot juli de Raad van de EU voorzit. Of, zoals de Koning der Nederlanden het onlangs verwoordde, in de hem kenmerkende jip-en-janneketaal: het is tijd “ons tot de tanden te bewapenen”.

Om dit te doen zal de politieke economie van het Europese eenwordingsproject ingrijpend moeten veranderen. Defensiebegrotingen van tussen de 3,5 en 5 procent van het nationale inkomen zijn in Europa voor het laatst in de jaren 50 en 60 gezien, dat wil zeggen tijdens de ijzigste periode van de Koude Oorlog. West-Europese landen gaven toen gemiddeld tussen de drie en zes procent van hun inkomen uit aan hun krijgsmacht. Zelfs in Nederland, waar het establishment toch geneigd was om de defensiebegroting als verzekeringspremie te beschouwen die betaald moest worden om de Amerikanen te vriend te houden, ging in 1967 nog bijna vier procent van het nationale inkomen naar marine, luchtmacht en leger.
Tegenwoordig wordt er vooral teruggekeken op de naoorlogse tijd voor de wederopbouw en het optuigen van de verzorgingsstaat.

Maar aan weerszijden van het IJzeren Gordijn waren het eveneens jaren van uitzonderlijk hoge militaire mobilisatie in vredestijd. In tegenstelling tot nu waren alle Europese legers volkslegers, gedragen door de algemene dienstplicht. Zelfs in landen waar die historisch niet had bestaan – zoals Engeland – gold conscriptie. Paramilitaire organisaties zoals de burgerbescherming telden ook honderdduizenden gewone burgers als vrijwilligers. Hun taak, net zoals tijdens de Tweede Wereldoorlog, was de maatschappij behoeden voor chaos en revolutie als gevolg van luchtaanvallen op burgerdoelen in de atoomoorlog die komen zou.

Onder omstandigheden van internationaal wantrouwen en rivaliteit kan de demarrage van een macht in wapenbouw en troepenomvang niet onbeantwoord blijven. Een dergelijke escalatiespiraal van actie en reactie was bepalend voor de aanloop naar beide wereldoorlogen.

Die hoge mobilisatiegraad liet zijn sporen na op de staatshuishouding, ook in de kapitalistische wereld. Zeker in de grotere landen, zoals het Verenigd Koninkrijk of Frankrijk, was de krijgsstaat tot in de jaren 60 groter dan de verzorgingsstaat. De overheid, in de vorm van mobilisatieministeries als het Britse Ministry of Supply, was naast inkoper ook succesvol ondernemer in wapensystemen en civiele technologieën, bijvoorbeeld straalmotoren en analoge computers.

De naoorlogse jaren waren verder een tijd van langdurige economische hoogconjunctuur. Een crisis zoals die van de jaren 30 bleef uit. Medio jaren 60, toen de militarisering van de economie in West-Europa al op zijn retour was, verklaarden de Amerikaanse marxistische economen Paul Baran en Paul Sweezy het uitblijven van een nieuwe grote kapitalistische crisis als prestatie van de grote krijgsstaat. Hoge defensie-uitgaven losten een hardnekkig probleem voor het kapitaal op, namelijk een toenemend gebrek aan winstgevende afzetmarkten. Vadertje Staat sprong met militaire inkopen bij waar civiele consumenten niet afdoende waren. Dit idee staat inmiddels bekend als ‘militair keynesianisme’, naar de beroemde Britse econoom en bepleiter van overheidsingrijpen in de economie John Maynard Keynes (1883-1946).

Op links is dit begrip door meerdere commentatoren afgestoft om de Europese herbewapening van de afgelopen jaren te duiden. Het probleem is echter dat noch het Europa van vandaag, noch een Europa dat, zoals het plan-Rutte wil, vijf procent van zijn bbp aan defensie uitgeeft, te vergelijken zijn met de mobilisatiegraad van het Amerika waar Baran en Sweezy over schreven.

Tijdens de ergste jaren van confrontatie in de Koude Oorlog was de krijgsstaat van de Verenigde Staten namelijk minstens dubbel zo groot als wat er nu door Rutte wordt voorgesteld. Van 1950 tot 1970 vertegenwoordigde de Amerikaanse defensiebegroting zelden minder dan tien procent van het bbp. In Europa bereikte zelfs Oost-Duitsland, het meest gemilitariseerde land ten westen van de Sovjet-Unie, nooit dat niveau[TB1] . Vandaag de dag is onder de grootmachten niet eens Rusland vooralsnog zodanig gemobiliseerd, hoewel het zijn grootste oorlogsinspanning sinds 1945 levert. Enkel Oekraïne, dat meer dan een derde van zijn bbp aan de strijd uitgeeft, streeft de VS van de hoogtijdagen van het anticommunisme voorbij.

Het spookbeeld van een gang naar een militair-keynesiaanse Europese economie leidt af van andere gevaren, die wel reëel zijn. Een wapenwedloop tussen grootmachten is een gevaarlijk en onvoorspelbaar fenomeen, dat neigt naar escalatie en kan uitmonden in oorlog. Onder omstandigheden van internationaal wantrouwen en rivaliteit kan de demarrage van een macht in wapenbouw en troepenomvang niet onbeantwoord blijven. Het is een bekend inzicht als het gaat om atoomwapens. Maar ook wedijver in conventioneel wapentuig kent deze dynamiek. Een dergelijke escalatiespiraal van actie en reactie was bepalend voor de aanloop naar beide wereldoorlogen. Het is nog maar de vraag hoeveel er over dit gevaar wordt nagedacht, in Brussel en andere hoofdsteden.

De Europese herbewapening wordt ons gepresenteerd als bijdrage aan onze veiligheid en oorlogsparaatheid. Maar de manier waarop zij nu wordt gefinancierd ondermijnt die eerder. Defensiebegrotingen krijgen een uitzonderingspositie die andere belangrijke portefeuilles wordt ontzegd. Neem de beslissing van de nieuwe Duitse coalitie van christen- en sociaaldemocraten om alle defensie-uitgaven boven één procent van het bbp vrij te stellen van de zogenoemde ‘schuldenrem’ op begrotingstekorten. Diezelfde rem wordt slechts voor een klein deel opgeheven om klimaatverandering te bestrijden. De vrijgemaakte defensiegelden zullen tien keer zo groot zijn op jaarbasis als de klimaatinvesteringen, terwijl het begrotingskeurslijf gewoon blijft bestaan voor sociale zekerheid, onderwijs en zorg.

Nederland geeft een voorproefje van de mogelijke gevolgen. De meeregerende liberalen van de VVD hebben daar zelfs hun veto uitgesproken over de uitgave van schuldpapier om de nieuwe defensie-uitgaven te bekostigen. Als gevolg ontstaan er al gaten op de rijksbegroting en wordt er gesproken over het opofferen van zorg en pensioenen aan de nationale veiligheid.

Zulk beleid is olie op het smeulende vuur van de maatschappelijke onvrede en speelt fascistoïde partijen als de Alternative für Deutschland in de kaart. Het is ook qua militaire strategie kortzichtig.

Waar een scheve herbewapening in extremis toe kan leiden, laat de Derde Franse Republiek zien. Die koos er eind jaren 30 voor om de achtervolging in te zetten in de wapenwedloop met nazi-Duitsland door te snijden in sociale voorzieningen en de arbeidersbeweging te onderdrukken. Zij haalde de nazi’s bij, maar delfde vervolgens in mei-juni 1940 het onderspit, mede dankzij de keuze om verdeeld ten oorlog te trekken. Uit haar as verrees het regime van Vichy. Wee het Europa dat dezelfde fout maakt.

Mijn betoog hier is afgeleid van het proefschrift van Tim Barker, die het ‘tijdperk van hoog militair keynesianisme’ definieert als 1950-70 en de grote rol van defensie in de Amerikaanse economie typeert als kenmerkend voor “Koude-Oorlog-kapitalisme” (i.t.t., nadrukkelijk, ‘naoorlogs kapitalisme’). Zie https://dash.harvard.edu/entities/publication/29354699-3782-4503-9fec-d51b17a9e774

Jörg Kronauer -Diplomatie tussen vijanden.

Jörg Kronauer, Duits socioloog, auteur van Der Aufmarsch. Vorgeschichte zum Krieg. Russland, China und der Westen (2022) en journalist bij Junge Welt.

“Si vis pacem, para bellum”: deze uitdrukking wordt al sinds de oudheid gebruikt om wapenwedlopen te legitimeren. Dat verandert niets aan het feit dat ze even fout als oud is. Een goed voorbeeld om te laten zien waarom deze filosofie fout is, is net het huidige conflict tussen Europese NAVO-lidstaten en Rusland.

Momenteel wordt de uitdrukking “si vis pacem, para bellum” vaak gebruikt om de bewapening van de NAVO tegen Rusland te legitimeren. Rusland zal binnen een paar jaar Europese NAVO-landen aanvallen als het daar niet van wordt weerhouden, luidt het, en dus moet Europa zich herbewapenen om dit te voorkomen. Maar is het waar dat Rusland gaat aanvallen? Niemand kan weten wat de Russische president Vladimir Poetin echt van plan is in de toekomst; hij heeft gelogen over zijn intentie om Oekraïne aan te vallen, wat betekent dat het onmogelijk is om op zijn woorden te vertrouwen.

Maar we kunnen proberen de kracht van de Russische strijdkrachten in te schatten. Eenvoudig onderzoek door journalisten en experts heeft aangetoond dat Europese NAVO-landen meer actieve militairen hebben dan Rusland. Ze bezitten meer militaire vliegtuigen, veel meer militaire voertuigen en veel meer marineschepen. Zoals een artikel van Voice of America in maart 2025 het samenvat: “Europees leger overtreft Russisch leger op belangrijke gebieden”. En in belangrijke mate. Er is geen nieuwe bewapening nodig om dit te bereiken.

Je zou gemakkelijk tot dezelfde conclusie kunnen komen door simpelweg te kijken naar het verloop van de oorlog in Oekraïne. Nog niet zo lang geleden was de wijdverspreide opvatting in het Westen dat Oekraïne niet alleen in staat zou zijn om zich met succes tegen Rusland te verdedigen, maar zelfs om het te verslaan – Oekraïne op eigen kracht, alleen met de hulp van enkele westerse wapenleveringen. Dat bleek verkeerd te zijn. Het verloop van de oorlog heeft laten zien dat Rusland net wel in staat is Oekraïne te verslaan. Maar de Russische troepen rukken slechts langzaam op en ten koste van zware verliezen.

Is er echt iemand die gelooft dat Rusland, dat zo langzaam oprukt tegen de Oekraïense strijdkrachten, de Europese NAVO-landen überhaupt zou kunnen verslaan, gezien het feit dat de Europese NAVO-landen veel meer soldaten kunnen inzetten dan Oekraïne, dat ze veel meer wapens hebben, waaronder ook wapens – zoals langeafstandsraketten – die, zoals sommigen beweren, het tij van de oorlog tegen Rusland kunnen keren? Er klopt iets niet.

Als het waar is dat de Europese NAVO-landen militair sterker zijn dan Rusland en in staat zouden moeten zijn om een eventuele Russische aanval op eender welk moment af te slaan – dan is het redelijk om aan te nemen dat dit precies het juiste moment is om geen nieuwe wapenwedloop te beginnen, maar integendeel onderhandelingen aan te vatten over ontwapening. Daar is een eenvoudige reden voor. In het Westen wordt vaak het argument gebruikt dat Oekraïne, voordat er vredesbesprekingen worden gestart, in een sterke positie moet worden gebracht om zo betere voorwaarden te kunnen onderhandelen.

Welnu, als het raadzaam is om vanuit een sterke positie te onderhandelen, dan zouden de Europese NAVO-landen, die zich in die positie bevinden, onmiddellijk met Rusland moeten beginnen onderhandelen over ontwapening. Wanneer twee tegenstanders controleerbare afspraken maken over ontwapening, kan dat op betrouwbare wijze voorkomen dat ze oorlog gaan voeren. Bovendien vermindert ontwapening de militaire uitgaven en kan er meer geld worden besteed aan gezondheidszorg, huisvesting, hogere pensioenen, armoedebestrijding en veel andere zaken die er echt toe doen.

Wanneer twee tegenstanders controleerbare afspraken maken over ontwapening, kan dat op betrouwbare wijze voorkomen dat ze oorlog gaan voeren.

Als men vrede wil – “si vis pacem” – dan is er nog een andere factor die belangrijk is. Het is pijnlijk dat we het tegenwoordig expliciet moeten vermelden, omdat het vanzelfsprekend zou moeten zijn, maar het is altijd mogelijk om de diplomatie in te zetten, wat in het conflict met Rusland veel te lang niet is gebeurd. Diplomatie is niet uitgevonden om partnerschappen te vieren, maar om problemen op te lossen, ook tussen vijanden.

Diplomatie inzetten voor de oorlog in Oekraïne betekent onder andere de oorzaken van de oorlog analyseren om een oplossing te kunnen vinden. Er kunnen meerdere redenen zijn geweest waarom Rusland Oekraïne heeft aangevallen. Een daarvan, misschien wel de belangrijkste, was dat Rusland zich bedreigd voelde door het feit dat Oekraïne lid wilde worden van de NAVO. Zelfs enkele prominente westerse experts, zoals John Mearsheimer, zijn het daarmee eens.

Het is niet ongewoon of onredelijk dat landen zich bedreigd voelen als een buurland zich aansluit bij een militaire alliantie of een bondgenootschap aangaat met een tegenstander. Toen de Sovjet-Unie in 1962 bijvoorbeeld van plan was om raketten in Cuba te plaatsen, voelden de Verenigde Staten zich bedreigd en eisten ze dat de Sovjet-Unie de raketten onmiddellijk zou terugtrekken. De spanningen liepen hoog op.

Zoals bekend besloot de Sovjet-Unie uiteindelijk wijselijk om haar raketten uit Cuba terug te trekken. Zo kwam er een vreedzame diplomatieke oplossing voor een gevaarlijke crisis die had kunnen uitmonden in de Derde Wereldoorlog. Zou het beter zijn geweest als de Sovjet-Unie had vastgehouden aan het recht van Cuba om vrij zijn partners en bondgenootschappen te kiezen en om toe te staan dat er wapens, zelfs raketten, op Cuba’s grondgebied worden gestationeerd naar eigen inzicht? Zeker niet.

Vergelijk dit met hoe de NAVO de crisis in Oekraïne heeft aangepakt. In september 2023 vertelde NAVO-secretaris-generaal Jens Stoltenberg aan leden van het Europees Parlement dat de Russische president Poetin in de herfst van 2021 “een ontwerpverdrag” naar de trans-Atlantische militaire alliantie had gestuurd waarin hij aankondigde dat hij “wilde dat de NAVO zou tekenen, zou beloven dat er geen verdere NAVO-uitbreiding zou komen”. Dit was, vervolgde Stoltenberg, “een voorwaarde om Oekraïne niet binnen te vallen”. Stoltenberg concludeerde: “Natuurlijk hebben we niet getekend.” De NAVO liet dus willens en wetens de kans op een diplomatieke oplossing voor de Oekraïne-crisis schieten, vergelijkbaar met de oplossing van de Cubaanse raketcrisis.

In de herfst van 2021 een compromis proberen te sluiten met Rusland over Oekraïne zou niet alleen een daad van wijze diplomatie zijn geweest. Het zou in overeenstemming zijn geweest met het Handvest voor Europese Veiligheid van de OVSE, dat in november 1999 door alle 55 deelnemende staten op de OVSE-top in Istanbul is aangenomen. Het Handvest stelt: “Elke deelnemende staat heeft een gelijk recht op veiligheid.” Het bevestigt “het inherente recht van elke deelnemende staat om vrij zijn veiligheidsregelingen, met inbegrip van alliantieverdragen, te kiezen of te wijzigen naarmate deze zich ontwikkelen”.

Tegelijkertijd wordt geëist dat “elke deelnemende staat de rechten van alle andere staten in dit opzicht respecteert”: “Deze zullen hun veiligheid niet versterken ten koste van de veiligheid van andere staten.” Je kunt dit vergelijken met Artikel IV van de Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger die in 1789 werd opgesteld door de Nationale Grondwetgevende Vergadering van Frankrijk: “De vrijheid bestaat daaruit, alles te kunnen doen wat een ander niet schaadt.” De tweede helft van de zin is minstens zo belangrijk als de eerste helft.

“Si vis pacem, para bellum”? Zeker niet. Als je vrede wilt, stop dan met het laten escaleren van conflicten. Streef naar ontwapening en neem vooral je toevlucht tot diplomatie om conflicten op te lossen. Kortom: “Si vis pacem, para pacem.”

Sophie Bolt – Oorlog heeft nog nooit vrede gebracht.

Sophie Bolt is secretaris-generaal van de Campaign for Nuclear Disarmament

De regeringen in heel Europa lijken geen vrede te willen. In plaats daarvan lijken ze vastbesloten om het gruwelijke conflict in Oekraïne voort te zetten en hun economieën fundamenteel te hervormen om een nieuwe wereldoorlog uit te vechten. We moeten een gecoördineerde wereldwijde vredesbeweging opbouwen om dat tegen te houden.

De enorme stijgingen in militaire uitgaven – die het peil van de Koude Oorlog beginnen te benaderen – maakt de wereld veel gevaarlijker, onze bevolkingen armer en speelt recht in de kaart van Trump. Zoals de secretaris-generaal van de NAVO Mark Rutte heeft verklaard, betekent dit dat de plannen van de VS om ‘op te schuiven naar Azië “gecoördineerd zullen worden met de Europese bondgenoten”.

De brutale onderhandelingen van Trump om een einde te maken aan de oorlog in Oekraïne zijn gebruikt om extreme oorlogszucht in Groot-Brittannië en in heel Europa te rechtvaardigen. De coördinatie van Trump met zijn bondgenoten is duidelijk. De Britse premier Keir Starmer en de Franse president Emmanuel Macron hebben veel Europese landen samengebracht met Turkije, Australië en Canada, Japan en Nieuw-Zeeland om de ‘Coalition of the Willing’ te vormen, een zogenaamde ‘geruststellingsmacht’ om Oekraïne te blijven bewapenen.

De Europese Unie heeft de fiscale regels aan haar laars gelapt om het financieringspakket te creëren waarmee dit militarisme wordt aangedreven – snel omgedoopt van ‘Rearm Europe’ tot ‘Readiness 2030’. In een poging om dit overduidelijke militarisme te bagatelliseren, omschreef Macron het als een ‘pacifistische benadering’. Toch is 2030 de datum waarop Europa klaar moet zijn om de militaire confrontatie met Rusland aan te gaan of een Russische aanval af te slaan. En het wordt ondersteund door 800 miljard euro om een massale herbewapeningsoperatie met raketafweersystemen, artilleriesystemen, drones en anti-dronesystemen te financieren. Ondertussen brengt Macrons voorstel voor het delen van kernwapens in Europa, dat enthousiast wordt gesteund door Polen en Duitsland, het risico met zich mee dat Franse Rafales met kernwapens worden ingezet aan de grens met Rusland.

De Britse regering heeft hierin een bijzonder roekeloze rol gespeeld. NAVO-havik Keir Starmer is nog steeds vastbesloten om het NAVO-lidmaatschap voor Oekraïne te garanderen, ondanks het feit dat dit een cruciaal obstakel is voor de beëindiging van het conflict. En in een hallucinante provocatie hebben zowel Starmer als de Britse minister van Defensie John Healey vorige maand Rusland bedreigd met Britse kernwapens. Ze toverden een Britse admiraal tevoorschijn die kwam opscheppen dat één enkele kernonderzeeër ‘40 Russische steden kan vernietigen’.

En waar leidt deze militaire coördinatie met de VS toe? Naar een Europa vol langeafstandsraketten en kernwapens onder constante dreiging van nucleaire vernietiging door Rusland. En naar een nucleaire confrontatie met China, nu de VS hun overweldigende militaire macht snel heroriënteren naar de Stille Zuidzee.

In plaats van vrede te garanderen, bedreigt een dergelijk vooruitzicht ons hele bestaan. Dit massale herbewapeningsprogramma is gebaseerd op dezelfde mislukte strategie die de VS koste wat het kost als dominante supermacht wil behouden. Het is in feite precies die strategie die heeft geleid tot de onderling verbonden crises waar we vandaag mee geconfronteerd worden: toenemende nucleaire dreiging en oorlog, de ineenstorting van het klimaat, verslechterende mondiale ongelijkheid en besparingen, en de heropleving van extreemrechts.

Nu politieke leiders de Tweede Wereldoorlog aanhalen als rechtvaardiging voor deze enorme herbewapeningsplannen, is het goed om te onthouden dat de Tweede Wereldoorlog net geleid heeft tot het gebruik van kernwapens. Uitgebreid bewijs toont nu aan dat deze kernbombardementen niet nodig waren om de oorlog te beëindigen. Integendeel, de nucleaire aanvallen van de VS op de steden Hiroshima en Nagasaki in Japan waren meedogenloze daden die moesten verzekeren dat de VS als de grootste supermacht uit die oorlog tevoorschijn zou komen. Het was een waarschuwing aan elk ander land. Het bombardement ontketende de nucleaire wapenwedloop en startte de Koude Oorlog, die de wereld op de rand van algehele nucleaire vernietiging heeft gebracht.

In plaats van de vrede te bewaren, hebben er naast deze wereldwijde nucleaire dreiging oorlogen en militaire interventies plaatsgevonden in het Globale Zuiden en het Midden-Oosten. De miljarden die in oorlogen en militarisme worden gestoken, leiden tot klimaatvernietiging en wereldwijde ontheemding met tientallen miljoenen vluchtelingen. Vandaag heeft de oorlog in Oekraïne geleid tot een nieuw risico op het gebruik van kernwapens. De oorlog heeft overal in Europa economische en politieke crises veroorzaakt en extreemrechts heeft deze crises met aanzienlijk electoraal succes uitgebuit. De verkiezing van Trump heeft dit effect alleen maar versterkt.

Vreedzame wereldwijde samenwerking is absoluut noodzakelijk als we deze catastrofale ontwikkeling in de richting van een nucleaire wereldoorlog willen stoppen, de afbraak van het klimaat een halt willen toeroepen en de wereldwijde ongelijkheid willen omkeren.

Het is dus absoluut cruciaal dat progressieve bewegingen over de hele wereld de handen ineenslaan om deze gevaarlijke escalatie van militarisme een halt toe te roepen. Trumps ‘MAGA’-mantra is zeer onpopulair onder de Britse bevolking. Dit creëert meer mogelijkheden om de gevaren van de Britse nucleaire afhankelijkheid van en algemene militaire gehoorzaamheid aan de VS aan te tonen. Met de rol van Groot-Brittannië in AUKUS, de nucleaire alliantie tegen China, de waarschijnlijke plaatsing van nieuwe Amerikaanse kernwapens en het huisvesten van bases voor US Missile Defence stelt Groot-Brittannië de VS in staat hun nucleaire en militaire dominantie over de hele wereld te projecteren.

De angst voor de dreiging van kernwapens neemt zienderogen toe. In Groot-Brittannië denkt een meerderheid van de bevolking dat een kernoorlog hoogstwaarschijnlijk het einde van de mensheid zal betekenen. Het was die angst die tijdens de Koude Oorlog honderdduizenden mensen op straat bracht om hun politieke leiders onder druk te zetten een stap terug te doen van de nucleaire afgrond.

Er is ook sterk verzet tegen de verhogingen van de militaire uitgaven. Een meerderheid van de kiezers, vooral bij Labour (56%) en de Groenen (67%), is er voorstander van dat overheidsgeld wordt besteed aan fatsoenlijke uitkeringen in plaats van aan defensie-uitgaven. We moeten de groeiende bevolkingsgroepen mobiliseren die deze gevaarlijke toename van militarisme en de daaruit voortvloeiende aanvallen op de levensstandaard afwijzen. In heel Europa ontstaan gecoördineerde initiatieven voor vrede. Groot-Brittannië kan zich laten inspireren door de enorme protesten die hebben plaatsgevonden in Rome en bij Ramstein, de Amerikaanse luchtmachtbasis in Duitsland.

Vreedzame wereldwijde samenwerking is absoluut noodzakelijk als we deze catastrofale ontwikkeling in de richting van een nucleaire wereldoorlog willen stoppen, de afbraak van het klimaat een halt willen toeroepen en de wereldwijde ongelijkheid willen omkeren. Dit betekent dat we een beweging moeten opbouwen om kernmachten als Groot-Brittannië actief te betrekken bij het ondersteunen van essentiële kaders voor wapenbeheersing, zoals een nieuw START-verdrag, het verdedigen van het Alomvattend Kernstopverdrag (Comprehensive Nuclear Test Ban Treaty of CTBT) en het nakomen van internationale verplichtingen op het gebied van kernontwapening, klimaatactie en mondiale gelijkheid.

Guido Van Leemput – Bescherm de welvaartsstaat tegen de oorlogsstaat

Guido Van Leemput is actief bij de Nieuwe Vredesbeweging in Nederland. Hij publiceerde in mei 2023 het boek De gelaagde oorlog in Oekraïne en de botsing van grootmachten. Hij is medeorganisator van Tegentop voor Vrede en Rechtvaardigheid die op 21 juni een Tegentop organiseert en op zondag 22 juni een demonstratie in Den Haag, Nederland.

Op 24 en 25 juni komt de hele NAVO-top bijeen in Den Haag, de geboortestad van Mark Rutte, de secretaris-generaal van de NAVO. Met het aantreden van Rutte kwam ook Trump in de VS aan de macht en begon hij zijn wil op te leggen aan de NAVO-leden. Trump wil de andere NAVO-landen in een nog nederiger vazallenrol drukken dan al het geval was.

Rutte begreep de boodschap van Trump en legde de welvaartsstaat op het altaar van de oorlogsstaat. Minstens 3,5 procent van het bbp voor de bewapening. Vooral en vooralsnog te besteden in de Amerikaanse industrie.

Daarmee is de NAVO wel in een crisis gestort. De crisis strekt verder dan de militaire politiek. De crisis geldt de grondvesten van de trans-Atlantische wereld nu Trump heffingen aan iedereen heeft opgelegd. De heffingen voor de meeste bondgenoten zijn op moment van schrijven opgeschort, maar de economische wereldoorlog met China gaat door. Met als inzet het handhaven van de Amerikaanse werelddominantie. Het risico is nog meer escalatie en oorlogsdreiging.

Escalatiedynamiek en diplomatie

De directe aanleiding van deze ontwikkelingen is de oorlog in Oekraïne, die nu 38 maanden duurt. Drie jaar geleden, kort na de Russische invasie, zijn we in Amsterdam gestart met een plaatselijk vredesinitiatief bestaande uit een achttal afdelingen van landelijke organisaties, Stop de Oorlog Amsterdam, dat eerst wekelijks en nu maandelijks op straat komt.

Het was onze analyse dat de dynamiek van de oorlog bepaald werd door escalatie die zich steeds verder zou en zal ontwikkelen en steeds meer landen, middelen en volkeren zal meesleuren. Ook vandaag werkt die escalatiedynamiek nog steeds. Om die dynamiek te doorbreken stelden we vijf eisen. Dat waren: stop de oorlog; Rusland trek de troepen terug; een kernwapenvrij Europa; geen wapenwedloop en diplomatie nu.

Onze roep om diplomatie is inmiddels door de nieuwe Amerikaanse regering nagekomen. De situatie van de onderhandelingen is onduidelijk en de escalatie neemt niet af. Integendeel.

Een paar dingen vallen nu op.

1. Oekraïne kan de oorlog niet meer winnen, dat is een vaststelling. Geen wens, om alle misverstanden of achterdocht uit te sluiten. Oekraïne zoekt naar ‘iets’ dat een overwinning kan heten, bijvoorbeeld een ‘veiligheidsgarantie’ van westerse landen. Dat krijgt het niet. De secretaris-generaal van de NAVO, Rutte, heeft eind maart gemeld dat een NAVO-lidmaatschap niet zal worden gehonoreerd. Daarmee is het beleid dat in 2008 is ingezet, volledig mislukt. Volledig mislukt.

2. De huidige VS-regering heeft gebroken met het beleid van de vorige. De nieuwe regering wil dat er een eind aan de oorlog komt, maar wil zelf vooral profiteren van de situatie. Het wil greep op de Oekraïense bodemschatten. Een deel is bezet, gestolen land door Rusland en de rest moet aan de VS worden overhandigd.

3. Er moet serieus onderhandeld worden over het einde van de oorlog. Ook Oekraïne wil dat en zoekt een oplossing met zo min mogelijk gezichtsverlies. Er wordt ook onderhandeld, maar of dat tot een serieuze blijvende oplossing leidt, is de vraag. De onderhandelingen zouden de vrede in heel Europa tot inzet moeten krijgen. Zover is het echter niet.

De militarisering van de hele maatschappij in de EU

De landen van de EU zijn geschokt door Trumps roofpolitiek. De VS wil gecompenseerd worden voor de wapensteun van de laatste drie jaar en de controle over de grondstoffen van Oekraïne. Nu komt de EU erachter dat ze geen moment heeft nagedacht over een toekomst mét een roofzuchtige VS én ook met een roofzuchtig Rusland op de stoep van de EU.

Drie jaar lang oorlog, de dreigende verkiezing van Trump het afgelopen jaar en geen idee. Noch de EU, noch Nederland, noch België heeft iets ondernomen. In drie jaar tijd is er geen enkele moeite gedaan om onderhandelingen te starten. Helemaal niets ter overdenking van de huidige ontwikkelingen. Niets om de oorlog te stoppen. Oekraïne moest winnen en moet nu nog toegeven dat dat niet lukt.

Nu heeft de Europese commissie een bewapeningsplan gestart. Dat heette begin maart nog ReArm EU. Het is inmiddels omgedoopt in Readiness 2030. Paraatheid in vijf jaar. Dat plan, totale waarde van 800 miljard euro, is een groot bewapenings- en militariseringsplan. De achtergrond van dit programma is het voorkomen van de scheuring in de NAVO. Dat vooral.

Het bewapeningsplan van de EU is vooral een toegeving aan Trump. In totaal moeten de NAVO-landen ieder zo’n 3,5 procent van het bruto binnenlands product aan defensie gaan besteden. Met dit plannetje gaan de NAVO-landen op 24 en 25 juni naar Den Haag. Daar wil Rutte Trump overtuigen en hopen dat hij niet kwaad wordt. Rutte zet zich in voor deze miljardenbijdrage aan de wapenindustrie van de VS. Rutte wil de NAVO redden op de conferentie eind juni in Den Haag. In plaats van te concurreren met de VS over het beste onderhandelingsplan om de oorlog te stoppen, gaat de EU op de knieën liggen en biedt ze de VS-wapenindustrie honderden miljarden.

Het groot bewapenings- en militariseringsplan van de EU moet een scheuring in de NAVO voorkomen en is vooral een toegeving aan Trump en de wapenindustrie in de VS.

Had u net gedacht dat het stoppen van klimaatverandering de hoofdzaak van het beleid was? Vergeet het! Alles is nu gericht op oorlogsvoorbereiding.

Nog een voorbeeld. Het bedrijfsleven zal worden ingeschakeld om parttime soldaten ter beschikking te stellen voor het groeiende leger. Ook kinderen worden klaargestoomd voor de oorlog. Had de dertienjarige van 2025 gedacht over vijf jaar te kunnen gaan studeren, in 2030 is de 13-jarige 18. Een vrijwillig-verplicht dienjaar ligt in het verschiet in 2030.

Naast de militaire steun zonder enig diplomatiek soelaas in de oorlog in Oekraïne geeft Nederland, geven de NAVO-landen, actieve wapensteun aan Israël dat bezig is het Palestijnse volk te vernietigen. Dat moet onmiddellijk stoppen.

Vredesbeweging

Dit alles betekent maar één ding. Versterk de vredesstrijd; verzet je tegen de militarisering die werkelijk alle aspecten van de maatschappij omvat. Dat verzet moet leiden tot overtuigende ideeën voor een nieuwe collectieve veiligheidssituatie in de Trans-Atlantische wereld en heel het continent Europa. Wat is het alternatief voor de periode na de NAVO? Met de militarisering van de gehele samenleving, met de invoering van de permanente oorlog ook in Europa, wordt de noodzaak van de vredesstrijd heel groot.

De vredesbeweging kan iedereen gebruiken die oorlog en oorlogsvoorbereiding afwijst. We roepen op tot een demonstratie voor vrede en rechtvaardigheid op zondag 22 juni. Daar komen vredesactivisten uit meerdere landen van de NAVO om tegen de wapenwedloop en de oorlogskoorts te protesteren en elkaar te versterken in de vredesstrijd in de komende tijd. Het zal nodig zijn. Verander het oorlogsdiscours. Pleit voor vrede en rechtvaardigheid. Komt allen!