Artikel

Het rechts populisme is gewond, maar verre van dood

Paolo Gerbaudo

—10 januari 2021

Nu Trump verslagen lijkt, verklaren sommigen het rechts populisme dood. Maar de structurele factoren die verantwoordelijk zijn voor de opkomst ervan blijven onveranderd, en alleen de linkse beweging kan voor verandering zorgen.

Gage Skidmore

Donald Trump moest het onderspit delven en hoe koppig hij die realiteit ook blijft ontkennen, binnenkort moet hij het Witte Huis verlaten. Maar betekent zijn nederlaag ook het einde van het Trumpisme en zijn kompanen in andere landen?

Paolo Gerbaudo is socioloog en de auteur van The Great Recoil: Politics after Populism and Pandemic, dat binnenkort wordt uitgegeven bij Verso.

De opkomst van een nieuw nationalistisch rechts met figuren als Trump in de VS, Jair Bolsonaro in Brazilië, Matteo Salvini in Italië en Marine Le Pen in Frankrijk was de belangrijkste politieke trend van de jaren 2010. Met hun giftig en reactionair discours, gekoppeld aan nationaal chauvinisme, vijandigheid tegenover migranten en minderheden en de ontmaskering van intellectuelen en experts als verraders van het volk, hebben deze figuren indrukwekkende verkiezingsresultaten behaald. Velen konden opklimmen tot in de hoogste regionen van de macht of toch vrij nabij.

Met Trump op weg naar de uitgang is de grote vraag of de opkomst van extreemrechts enkel van korte duur is of een blijvende trend.

Een papieren tijger?

In Reactionary Democracy geven de auteurs Aurelien Mondon en Aaron Winter de indruk dat die trend wellicht met Trumps nederlaag zal uitdoven. Zij zijn van mening dat de “steun voor extreemrechts overdreven werd” en “in elk geval niet de disproportionele media-aandacht voor en de behandeling van die partijen rechtvaardigt, noch de manier waarop hun ideeën door opportunistische politici als mainstream werden weggezet.”

Zij weerleggen de argumenten die onder andere David Goodhart, Eric Kaufman, Matthew Goodwin en Roger Eatwell hebben gepopulariseerd. Volgens die schrijvers wortelt het succes van neonationalistisch extreemrechts in diepliggende structurele problemen en de vragen die de mensen zich stellen bij de migratie en globalisering. De auteurs benadrukken dat die gevoelens in grote mate een gevolg zijn van de media-aandacht.

Het extreemrechtse discours speelt doeltreffend in op de angst die leeft bij veel arbeiders, die onder de neoliberale globalisering serieus achteruit gingen.

Het liberale establishment waartegen extreemrechts ogenschijnlijk strijdt, heeft de opkomst ervan in de hand gewerkt. Centristen hebben veel van de racistische standpunten van extreemrechts bevestigd terwijl de media buitensporig veel aandacht besteedden aan extreemrechtse windbuilen. Zij gaven hen zo het valse imago van het enige alternatief te zijn voor het neoliberale systeem.

Dat nationalistisch rechts zich opwerpt als alternatief voor het status quo wordt door Mondon en Winter als leugenachtig bestempeld. Ze benadrukken de gemoedelijke relatie met het establishment dat extreemrechts achter de schermen onderhoudt: veel extreemrechtse leiders hebben aardig wat financiële steun gekregen van de kapitalistenklasse, ook al beweerden ze dat die klasse deel uitmaakte van de gehate “globalisten”.

In het geval van Trump was de band met het establishment nog schaamtelozer. Hij is zelf een kapitalist maar riep zichzelf toch maar uit tot kampioen van de werkers. Je zou Trumpiaans rechts zelfs kunnen voorstellen als de reddingsboot die de kapitalistenklasse ten bate van zichzelf in gereedheid bracht in het geval dat het neoliberale yacht zou vastlopen en er een meer autoritaire koers moest gevaren worden om “een ondernemingsvriendelijk klimaat” te creëren.

Voorbarige vieringen

Er schuilt een gevaar voor zelfgenoegzaamheid in de visie die zegt dat extreemrechts niet meer is dan een product van het neoliberale establishment en de grote media. Je zou immers kunnen besluiten dat extreemrechts na Trumps ondergang en zijn symbolische nederlaag vroeg of laat in de vuilnisbak van de geschiedenis zou belanden.

Na de presidentsverkiezingen sloegen zowel tal van liberalen als linksen aan het feesten. Voor hen betekende de verkiezingsuitslag het einde van de wereldwijde nationalistische rechtse beweging, in de Britse context nog versterkt door het recente ontslag van Boris Johnsons voornaamste raadgever Dominic Cummings — mastermind van de pro-Brexit Leave-campagne. Maar zulke vieringen zijn voorbarig. Het trumpisme is een blijver, ook na het vertrek van Trump.

De koppigheid van die politieke stroming is niet alleen het gevolg van de steun bij grote delen van het establishment. Het extreemrechtse discours speelt ook heel doeltreffend en reactionair in op de angst voor achteruitgang die leeft bij veel fabrieksarbeiders. Onder de neoliberale globalisering boerden ze qua levensomstandigheden serieus achteruit.

Men kan Trumpiaans rechts voorstellen als de reddingsboot die de kapitalistenklasse in gereedheid bracht in het geval dat het neoliberale yacht zou vastlopen.

De terugkeer van het neoliberale centrisme met misschien een paar sociaaldemocratische beloften als smaakmakers — wat we al zagen in het campagneprogramma van Joe Biden — zal op lange termijn geen komaf maken met de politiek van Trump. Om iets te doen aan het onevenwicht en de sociale trauma’s waarop Trump en zijn medestanders hun macht hebben gebouwd, is een structurele omvorming vereist.

De marges van de overwinning

Mondon en Winter argumenteren dat de toename van de verkiezingssteun voor extreemrechtse partijen beperkter is geweest dan vroeger werd aangenomen. Zij benadrukken dat extreemrechtse krachten nooit de meerderheid hebben behaald en dat hun vooruitgang in de verkiezingen vooral te wijten was aan het grote aantal mensen dat op verkiezingsdag zijn kat heeft gestuurd.

Het is waar dat kiezers uit de werkende klasse eerder niet opdaagden dan dat zez hun stem gaven aan nationalistisch rechts. Maar we kunnen er niet zomaar van uitgaan dat niet-stemmers minder zouden stemmen voor extreemrechtse kandidaten als ze wel naar het stemhokje zouden gaan dan burgers die wel stemmen. In de laatste honderd jaar hebben nog nooit zoveel mensen hun stem uitgebracht als in de recente presidentsverkiezingen. Trump zag zijn aandeel licht stijgen en hij kreeg nog tien miljoen meer stemmen achter zijn naam dan in 2016.

De auteurs hebben het dan weer wel bij het rechte eind over de manier waarop extreemrechts de zwakheid en versnippering van zijn tegenstanders heeft uitgebuit. Een vroeg voorbeeld was de deelname van Jean-Marie le Pen in de tweede ronde van de Franse presidentsverkiezingen in 2002: hij won 16,8 % in de eerste ronde maar werd daarna verpletterd door de zittende president Jacques Chirac.

Zoals blijkt uit de kleine overwinningsmarges van het Brexit-referendum en Trumps campagne van 2016 is extreemrechts er wonderwel in geslaagd om de zwakheden van zijn tegenstanders en de smalle slaagmarges die de geschiedenis tot dusver heeft geboden, uit te buiten. Een belangrijke les voor links.

Going mainstream

Voor Mondon en Winter ligt de sleutel voor het succes van extreemrechts in de steun die het heeft gekregen van de gewone politieke partijen en de media. Zij wijzen vooral naar het migratiethema: Uit opiniepeilingen blijkt dat het meestal laag staat bij de zorgen die de respondenten persoonlijk hebben ondervonden, terwijl het tegelijkertijd hoog staat wanneer hen wordt gevraagd de belangrijkste bedreigingen voor het land als geheel vast te stellen.

Sensationele verslaggeving over migratie heeft heel erg de publieke opinie beïnvloed. Migranten werden voorgesteld als gevaarlijke en criminele elementen — zelfs als een bedreiging voor de beschaving. De intrede van extreemrechtse standpunten in de mainstream opinies was enkel mogelijk doordat de media de als aanvaardbaar beschouwde waaier van opinies verbreedden en in één adem xenofobie normaliseerden.

Deze “mainstreaming” krijgt ook steun van een scala van online “alternatieve” mediakanalen zoals Quillette, het online tijdschrift van de Australische journalist Claire Lehman, of de libertarische site Spiked, dat gerund wordt door voormalige leden van de Revolutionaire Communistische Partij, een bizarre sekte die gemuteerd is tot een rechts netwerk. Het boek geeft aan dat zulke platforms, die vaak financieel gesteund worden door rijke donoren zoals de gebroeders Koch, de normalisering van racisme mee mogelijk gemaakt hebben.

De intrede van extreemrechtse standpunten in de mainstream opinies was enkel mogelijk doordat de media xenofobie normaliseerden.

Dit beïnvloedingskanaal heeft zelfs sommige delen van links besmet en ervan overtuigd dat alleen sociaal conservatisme de werkende klasse kan weghouden van de rechtse partijen. De auteurs halen ook werken aan van academici zoals Eric Kaufmanns Whiteshift of National Populism van Roger Eatwell en Matthew Goodwin, die nationalistisch rechts eigenlijk bedekten met een vernislaagje van geloofwaardigheid.

Dat nieuw extreemrechts een “populistische” kracht is, verwerpen zij met als argument dat zulke etiketten uiteindelijk de extreemrechtse standpunten legitimeren als de authentieke stem van het volk: “Het misbruik van de categorie populisme en de hype van de bedreiging die het voorstelt — als het enige alternatief voor het establishment dat volslagen onaanvaardbaar is — heeft ervoor gezorgd dat de systemische mislukkingen van het liberalisme binnen het publieke discours onderbelicht bleven en zo de opkomst van echte alternatieven hebben belemmerd.”

Het is waar dat het wispelturige gebruik van de term “populistisch” — als etiket voor nationalistisch rechts van Trump, Salvini en Bolsonaro enerzijds en socialistisch links van Jeremy Corbyn, Bernie Sanders en Pablo Iglesias anderzijds — tot ernstige misverstanden heeft geleid. Niettemin weerspiegelt de populariteit ervan ook een reëel feit: er was een zekere parallel tussen de electorale strategieën van nationalistisch rechts en socialistisch links; beide zochten immers steun bij de volksklassen die almaar meer de buik vol hadden van de partijen van het neoliberale centrum. Ten slotte boekte extreemrechts zulke spectaculaire resultaten net omdat het een zeer giftig programma kon samenstellen dat voorheen enkel aanvaardbaar was voor de achteruit boerende delen van de kleine burgerij maar aantrekkelijk was voor delen van de werkende klasse die voorheen trouw hadden vastgehouden aan sociaaldemocratisch links.

Racisme herformuleren

De belangrijkste bijdrage van Reactionary Democracy is dat het de hedendaagse intellectuele wortels van extreemrechts in Europa blootlegt. Het Franse Nouvelle Droite met als sleutelfiguur de filosoof Alain De Benoist, speelt hierin een belangrijke rol. Het boek geeft een samenvatting van de strijd die extreemrechts in de naoorlogse decennia heeft gevoerd om het zogenoemde “cordon sanitaire” — dat figuren en partijen met expliciet fascistische standpunten uit de publieke sfeer verbande — te doorbreken.

De Benoist was de grote intellectuele inspiratiebron voor de omvorming van het Front National, dat zich van zijn diabolisch etiket kon ontdoen en zo zijn traditionele imago kon afwerpen. Zoals Mondon en Winter zeggen herformuleerde De Benoist racisme. In plaats van racistische standpunten op basis van biologische superioriteit te spuien richtte hij zich op de verdediging van de culturele diversiteit en unieke nationale verhalen.

Door de overgang van “traditioneel” naar “illiberaal racisme” probeerde nieuw rechts xenofobe standpunten makkelijker verteerbaar te maken voor samenlevingen die al de facto multicultureel waren en waar openlijke verklaringen van trouw aan fascisme en racisme van de oude stempel geen kans maakten. De huidige extreemrechtse leiders, van de Franse partij die zichzelf nu Rassemblement National noemt, tot UKIP in Groot-Brittannië en de Lega in Italië: allemaal beweren ze niet racistisch te zijn maar de nationale gemeenschap te verdedigen tegen de aanval van de globalisering en de culturele uniformiteit. Ze gijzelen het liberale discours van verdraagzaamheid, openheid en vrije meningsuiting en gebruiken het voor reactionaire doeleinden.

De Benoist, de grote intellectuele inspiratiebron voor het Front National, herformuleerde racisme als “culturele diversiteit” en “unieke nationale verhalen”.

Dit nieuwe illiberale racisme gaat hand in hand met sterke gevoelens van slachtofferschap. Extreemrechtse leiders stellen zichzelf vaak voor als de enigen die voldoende lef hebben om zich tegen het status quo te verzetten, een status quo dat volgens hen vertegenwoordigd wordt door de zogenoemde “cultuur van de politieke correctheid” en het “culturele marxisme”. Censuur, zo beweren ze, domineert de publieke omgeving, verstikt elke meningsuiting die niet overeenkomt met hun agenda. Zo heeft de leider van de extreemrechtse Vox-partij in Spanje, Santiago Abascal, beweerd dat een “progressieve dictatuur”(dictatura progresista) de overhand heeft over zijn land.

De ideologische analyse van Mondon en Winter maakt duidelijk hoe extreemrechts enerzijds kan beweren dat het de zorgen van de werkers ter harte neemt en anderzijds de belangen van de rijken verdedigt. Die truc werd mogelijk gemaakt door de vriendschappelijke relatie van extreemrechtse partijen en politici met grote delen van tal van mediabedrijven, ook al verketteren ze de mediakanalen die hun slechtgezind zijn vanwege hun “fake news.”

Als we ons echter toespitsen op zulke “superstructurele” elementen, riskeren we de diepliggende structurele factoren die aan de basis liggen van de opkomst van extreemrechts, uit het oog te verliezen. Die krachten zijn er geweldig goed in geslaagd de complete politieke kaart te hertekenen en dit is niet alleen te wijten aan veranderingen binnen de kapitalistenklasse. We moeten ook kijken naar de aantrekkingskracht die het extreemrechtse discours uitoefent op de werkers.

Een extreemrechts sociaal blok

Volgens Mondon en Winter wordt teveel de nadruk gelegd op de steun van de werkende klasse voor extreemrechts. Ze geven wel toe dat Trump “meer arme kiezers aantrok dan Mitt Romney of John McCain,” maar beklemtonen dat zijn verkiezingsoverwinning van 2016 niet een “doorbraak van de werkende klasse” betekent. Hillary Clinton veroverde immers een iets hoger stemmenaandeel van bepaalde categorieën binnen de werkende klasse. Ook is volgens hen de toename van de Trumpgezinde leden van de werkende klasse heel wat minder indrukwekkend als je rekening houdt met het grote aantal arbeiders dat niet deelnam aan de verkiezingen.

Toch is het bestaan van een kiespubliek bij de werkende klasse van grote betekenis geweest voor nationalistisch rechts omdat het gaat over een deel van de kiezers dat traditioneel niet voor rechtse partijen stemt. Elke kleine aangroei van dat kiespubliek kan extreemrechts als een groot succes wegzetten en de steun voor linkse partijen ondermijnen.

 Extreemrechts gebruikt migratie als rode draad om al de problemen die voortkomen uit het neoliberalisme opnieuw op te dissen en op te nemen in een reactionair verhaal.

Dankzij de groeiende steun van de arbeiders hebben de rechtse nationalisten een groot sociaal blok kunnen vormen met daarin segmenten van de hogere klasse en de kleinburgerij en een deel van de traditionele werkende klasse. Racistische en xenofobe standpunten hebben een sleutelrol gespeeld in de vorming van dat blok, althans tijdelijk. In het anti-immigratiediscours is migratie een symptoom van een grotere systemische mislukking van de wereldorde. De immigranten zijn de zondebokken, de oorzaak van de maatschappelijke problemen die door de neoliberale globalisering zijn teweeg gebracht en zo ontspringen de rijken weer de dans.

In hun propaganda legt extreemrechts de schuld voor de slechte functionering van de openbare diensten en de neerwaartse druk op de lonen bij de migranten. Zij zijn de vijfde kolonne van een Nieuwe Wereldorde die samenspant tegen de democratie en de broodwinning van gewone mensen. Migratie is bijgevolg niet langer een vraagstuk met maar één thema. Het is een thema van thema’s geworden, een lens waardoor extreemrechtse woordvoerders kijken en al de problemen die voortkomen uit het neoliberalisme opnieuw kunnen opdissen en opnemen in een reactionair verhaal.

De volgende fase

Het succes van dit verhaal brengt meteen ook een belangrijke fout bij links aan het licht, iets wat Mondon en Winter over het hoofd zien maar dat ik van cruciaal belang vinds. De opkomst van racistisch rechts legt de vinger op de wonde: de linkse krachten slagen er niet in om een antwoord te formuleren op de problemen van de arbeiders — nota bene de mensen die vroeger door de socialisten werden beschouwd als de ideale kern van hun beweging.

Als links de werkende klasse niet bereikt, zullen andere vormen van collectieve identiteit de leemte opvullen.

Die werkers, die nu disproportioneel aanwezig zijn in de buitenwijken en niet-stedelijke gebieden, werden in recente jaren blootgesteld aan de almaar scherpere internationale concurrentie, denk maar aan de handelsoorlog met China. De werkers en de gemeenschappen waartoe ze behoren zijn bijzonder gevoelig voor de schommelingen in de wereldwijde vraag en de bevoorradingsketens en de veranderende slaagkansen van exportsectoren.

Thomas Piketty zei het al: die werkers steunen niet langer de linkse krachten omdat zij zich door hen in de steek gelaten voelen en omdat zij linkse partijen identificeren met de middenklasse in de steden en de neoliberale elite. Als links die industriearbeiders en hun gemeenschappen niet bereikt, zullen andere vormen van collectieve identiteit de leemte opvullen. En als links het grootkapitaal niet als tegenstander benoemt, zal extreemrechts andere figuren naar voor schuiven om die hoed op te zetten.

En als links het grootkapitaal niet als tegenstander benoemt, zal extreemrechts andere figuren naar voor schuiven in die rol.

De extreemrechtse golf die wordt besproken in Reactionary Democracy beleeft een crisismoment nu Trump moet vertrekken en sommige van zijn bondgenoten in nauwe schoentjes zitten, gedeeltelijk door hun onhandige reactie op de pandemie. Maar vroeg of laat zullen zulke tendensen weer de kop opsteken. Het neoliberale beleid van de op til zijnde regering van Biden zal wellicht het sociale ongenoegen nog versterken en net daaruit heeft extreemrechts kracht geput.

Links moet daarom een programma en een taal ontwikkelen die komaf kan maken met dit onnatuurlijke extreemrechtse sociale blok. Daarvoor moet links het populistische laken naar zich toetrekken, het bevrijden uit de greep van rechts en populistische gevoelens inzetten voor progressieve doeleinden.

Overgenomen uit Jacobin, “Right-Wing Populism May Be Wounded, But It’s Certainly Not Dead“.