Artikels

Wie zijn de kiezers van het Rassemblement National?

Benoit Bréville

—21 mei 2025

Een partij die in twintig jaar tijd acht miljoen stemmen wist te winnen? Dat stemt tot nadenken. Wat is haar recept? En wat zijn de ideologische of sociologische ingrediënten? Op deze en andere vragen geven enkele recente publicaties waardevolle antwoorden.

Shutterstock

Doordat over deze kwestie al zoveel boeken en verhandelingen zijn geschreven en symposia zijn gehouden, denk je misschien dat ze is opgelost. Wie geeft zijn stem aan extreemrechts en waarom? Sinds haar eerste successen veertig jaar geleden is het Rassemblement National (RN) – tot 2018 Front National (FN) – “zonder twijfel de Franse politieke partij die de afgelopen decennia het meest is bestudeerd”, merkt politicoloog Alexandre Dezé op. Er werden tussen de jaren 1980 en 2017 maar liefst 210 boeken aan gewijd.1 En er is voorlopig geen einde aan gekomen. Hoe moeten we de territoriale logica van de inplanting van die partij interpreteren? Betekent haar groei dat het land rechtser wordt? Worden haar kiezers voornamelijk gemotiveerd door sociale overwegingen of door culturele bezorgdheid?

Ze motiveren hun stem niet op dezelfde manier, noch zijn ze allemaal even gehecht aan de partij; hun motivaties variëren naargelang hun biografische achtergrond, leeftijd, sociale, professionele of geografische herkomst … Gezien de mate waarin deze partij doordringt in alle lagen van de bevolking, zouden we moeten spreken van de “electoraten” (mv) van het RN. Bij de Europese verkiezingen in juni 2024 kwam de lijst onder leiding van Jordan Bardella als eerste uit de bus in elke socioprofessionele categorie, met 53 procent onder de arbeiders, 40 procent onder de bedienden, maar ook 20 procent onder de kaderleden van ondernemingen (op gelijke hoogte met Raphaël Glucksmann).2 De basis van het RN is samengesteld uit kortgeschoolde werkende mensen maar geniet ook steun van een deel van de bourgeoisie. De meeste academici trekken daarom geen al te algemene conclusies of concentreren zich niet op al te brede onderwerpen, maar geven de voorkeur aan fragmentarische studies van bepaalde buurten of beroepen om alle aspecten van het stemgedrag te onderzoeken. De media van hun kant houden zich niet bezig met dergelijke nuances.

In de jaren 1990 maakte geograaf Jacques Lévy furore met zijn theorie van de “stedelijke gradiënt”3: de FN-stem, die minder frequent voorkomt in het centrum van de agglomeraties, gekenmerkt door diversiteit en internationale verbinding, zou toenemen in de minder dichtbevolkte en minder diverse zones, voorsteden en landelijke gebieden, waar de bevolking nog veel belang hecht aan lokale gebruiken en tradities. Het zou allemaal draaien om het duo dichtheid en diversiteit. Hoewel tal van voorbeelden die stelling ontkrachten en er veel kritiek werd uitgebracht op zijn dubieus gebruik van statistieken en zijn verwaarlozing van sociale variabelen, kende de stelling van Lévy toch enig succes. Vooral omdat sommige emulators ze hebben verfijnd door economische overwegingen mee te nemen. Zoals geograaf en consultant Christophe Guilluy, auteur van een bestseller in 2014.4 Volgens hem is de territoriale kloof weliswaar reëel, maar gaat het in feite om een kloof tussen een welvarend “metropolitaan Frankrijk”, dat leeft te midden van de materiële, financiële en menselijke stromen van het kapitalisme, het Frankrijk van de “elites” en de “winnaars van de globalisering” enerzijds, en het “perifere Frankrijk”, ten prooi aan de-industrialisatie en gespeend van de schepping van rijkdom, ver van de werkgelegenheidszones, het Frankrijk van het “volk” en de “vergetenen”, die massaal op extreemrechts stemmen anderzijds.

Benoit Bréville is historicus en journalist. Sinds februari 2023 is hij de nieuwe directeur van Le Monde diplomatique.

Verschillende specialisten bekritiseerden Guilluy omdat hij het Franse platteland en de kleine steden over één kam scheert en van dat Frankrijk een buitensporig somber beeld schetst, en terzelfder tijd het lot dat voor de arbeiderswijken is weggelegd, ophemelt. Studies hebben aangetoond dat wonen in de buitenwijken de bewoners niet stimuleert om op extreemrechts te stemmen5, als zij de gemeente zelf hebben gekozen en als ze daar een aangename leefomgeving vinden. Aan de hand van een kruisvergelijking tussen een groot aantal gegevens op het niveau van de stembureaus (kiesregisters, exitpolls, volkstellingen enz.) tonen andere studies dan weer aan dat de locatie minder bepalend is voor de electorale keuze dan leeftijd, kwalificaties of beroep. De geograaf Jean Rivière, die het stedelijk gebied van Nantes bestudeert, wijst erop dat “de electorale verschuivingen nauw aansluiten bij het sociologische traject van de wijken in de stad”.6 Het uiteenvallen van de verkiezingsblokken en de politieke tripartite als gevolg van de overwinning van Emmanuel Macron in 2017 hebben zijn theorie enigszins ondermijnd, maar Guilluy geeft geen krimp: “Er zijn geen drie blokken maar twee, de metropolen tegen het perifere Frankrijk”, legde hij uit aan Le Figaro op 15 juli 2024, de dag na de tweede ronde van de parlementsverkiezingen.

Kebab, koffiepads en politieke keuzes

Inzake schokkende verkiezingsverklaringen krijgt de consultant nu concurrentie van Jérôme Fourquet, directeur van de afdeling Opinie van het Franse Instituut voor de Publieke Opinie (IFOP). In zijn trilogie, die hij begon met het boek L’Archipel français (Seuil, 2019) maar onderbrak met La France d’après: Tableau politique (Seuil, 2023) corrigeert de onderzoeker enkele tekortkomingen van zijn voorgangers. Hij bestudeert diverse variabelen en schalen en legt de lokale fragmentatie bloot. Het resultaat is niet een Frankrijk dat in tweeën gesplitst is, maar dat verworden is tot een “archipel”, een tros van eilanden waar meerdere groepen ingeplant zijn in verschillende gebieden maar niet dezelfde levensstijl of hetzelfde wereldbeeld hebben. La France d’après leert ons dat in de Elzas de countrydancings vooral geconcentreerd zijn in de voorsteden (waar veel RN-stemmers wonen), terwijl de kebabzaken vooral voorkomen in de grote steden (Straatsburg, Mulhouse, Colmar) en hun voorsteden (waar links zijn beste scores haalt). Dat de bezitters van een koffiemachine met capsules in 2022 vaker stemden voor Macron in 2022, terwijl die met een machine met koffiepads de voorkeur gaven aan mevrouw Marine Le Pen. Dat een hoge dichtheid van bio-winkels, Starbucks-cafés, brunchresto’s en restaurants uit de trendy Fooding-gids de ecologisten in de gemeenteraadsverkiezingen van 2020 veel stemmen heeft opgeleverd, o.a. in Bordeaux en Grenoble. Gegarandeerd succes in de media.

Uit deze conceptuele doorbraken concludeert Fourquet dat extreemrechts zich richt op de “gruppetto”, de gedegradeerde leden van de consumptiemaatschappij, volgens een redenering die verkiezingsstrategie verwart met productplaatsing, sociale groepen met marktsegmenten. Hoewel hij talloze variabelen gebruikt, kruist hij er over het algemeen maar twee of drie, die dan nog opportuun gekozen zijn, en de juxtapositie van de kaarten moet dienen als bewijs. Het feit dat de kiezers in kleine steden in de regio’s Somme en Aude (met tussen de vijfhonderd en vijfduizend geregistreerde kiezers) waar windmolens staan, mevrouw Le Pen in 2022 een “bonus van een paar punten” hebben gegeven, moet erop wijzen dat ecologische maatregelen leiden tot meer extreemrechtse stemmen. Om de kloof tussen de “Butte van Macron” (de heuveltop van Montmartre) en de “Goutte-d’Or van Mélenchon” (multiculturele wijk) in het 18e arrondissement van Parijs te illustreren, hanteert Fourquet vastgoedprijzen en de aanwezigheid van Afrikaanse handelszaken in een karikaturale tegenstelling tussen rijke blanken en arme immigranten.

Laten we deze twee voorbeelden eens bekijken aan de hand van recent academisch onderzoek. Verschillende onderzoekers hebben de kwestie van de windturbines in de regio Hauts-de-France onderzocht.7 Ook zij constateren een “overstem” voor het RN in gemeenten waar die zijn geïnstalleerd. Maar ze houden het niet bij die vaststelling alleen. Door de analyse van de sociodemografische gegevens van de betrokken gebieden konden ze vaststellen dat er in gemeenten met windturbines meer arbeiders, mensen met een laag inkomen en ongeschoolde mensen wonen, d.w.z. een bevolking die meer geneigd is om voor het RN te stemmen. De sociologen merken daarnaast nog op dat “windenergie steeds vaker op een sociaal ongelijke manier wordt ingezet”, in steden die zijn overgeleverd aan territoriale deregulering en die niet de middelen hebben om weerstand te bieden aan de agressieve promotie van de vastgoedmakelaars. Vanuit dit perspectief lijkt de “overstem” meer een symptoom van de manier waarop de overheid de arbeiderswijken behandelt dan een uiting van de anti-ecologische gevoeligheden van de extreemrechtse kiezers.

In het geval van het 18e arrondissement hebben de door Fourquet gekozen variabelen tot gevolg dat arme immigranten automatisch worden geassocieerd met een stem voor Mélenchon en welgestelde stedelingen met een stem voor Macron. Een studie, uitgevoerd in een delicaat stedelijk gebied in het noorden van Parijs, met een sociale samenstelling vergelijkbaar met die van de Goutte-d’Or, schetst een andere realiteit.8 Hoe grootstedelijk ze ook mogen zijn, de inwoners van het district gaven 13,7 procent van hun stemmen aan mevrouw Le Pen in de eerste ronde van de presidentsverkiezingen van 2017, bijna drie keer meer dan het Parijse gemiddelde. Onder die kiezers bevinden zich veel blanke gezinnen die de achteruitgang van hun buurten betreuren en de schuld ervoor geven aan buitenlanders en moslims. Maar de RN-stem trekt ook mensen aan uit de Maghreb en Afrika ten zuiden van de Sahara. Zoals Abdelmalik, een voormalige arbeider uit Kabylië die nu een invaliditeitspensioen ontvangt en “islamisten” verafschuwt, of Nadine, een katholieke immigrante uit Congo met een secretaressediploma. Door hun gehechtheid aan de RN te tonen, hopen beiden zich te onderscheiden van andere niet-blanken, om zo hun succesvolle integratie in de verf te zetten en te laten zien dat ze aan de “goede kant” staan. Deze “onwaarschijnlijke gevallen” illustreren de kracht van het afstandsmechanisme in de keuze van RN, dat vaak het resultaat is van lokale sociale conflicten en individuele trajecten die de vergelijking tussen twee rudimentaire kaarten niet kunnen vatten.

Met infografieken over aanvallen op artsen en brandweerlieden, inbraken, drugshandel en moslimvoornamen, schildert Fourquets boek een Frankrijk dat rechtser wordt en zich meer afsluit naarmate de immigratie toeneemt. Vincent Tiberj, een socioloog die gespecialiseerd is in kiesgedrag, gelooft er niets van. Door tientallen opinieonderzoeken samen te voegen – maar de minder serieuze buiten beschouwing te laten – heeft hij “longitudinale aanwijzingen van culturele en sociale voorkeuren en tolerantie” samengesteld om de Franse opinie op de lange termijn te meten.9 Zijn contra-intuïtieve resultaten irriteerden Le Figaro omdat, volgens Tiberj, de “Franse verrechtsing” een “mythe” is. Of beter nog: het land zou almaar toleranter en progressiever worden inzake seksualiteit, religie, immigratie, de gelijkheid tussen man en vrouw … In 1981 was homoseksualiteit voor 29 procent van de ondervraagden “een aanvaardbare manier voor de beleving van je seksualiteit”; in 1995 was dat cijfer gestegen tot 62 procent en sinds het begin van de 21e eeuw schommelt het rond de 90 procent. In 1992 zag 44 procent van de ondervraagden immigranten als een “bron van culturele verrijking”; dertig jaar later was dat cijfer gestegen tot 76 procent. Hetzelfde geldt voor de doodstraf, de acceptatie van joodse of moslimminderheden, drugsgebruik enzovoort. Een vaststelling die politicoloog Luc Rouban bevestigt.10 De “index van het anders zijn” suggereert dat zelfs RN-stemmers toleranter zijn geworden. Hun stem wordt dan ook in de eerste plaats gemotiveerd door sociale bezorgdheid. Als bewijs  haalt Rouban de “barometer” aan die het Centre de recherches politiques de Sciences Po (Cevipof) in 2022 heeft opgesteld: 38 procent van de RN-kiezers gaf aan dat koopkracht hun grootste zorg was, bij slechts 18 procent was dat immigratie.

Waarom wordt die “verlinksing” dan niet weerspiegeld in de stembus? Voor Tiberj komt dit omdat de kiezers massaal “afhaken”, ze sturen hun kat. “Als er zoveel kloven zijn tussen de waarden van de burgers en de stemmen van de kiezers”, stelt hij, “dan komt dat omdat veel burgers niet meer gaan stemmen.” “Terwijl conservatieve kiezers, vaak oudere, massaal naar de stembus trokken, gedreven door het reactionaire discours dat in de media losbarstte, meden anderen, vaak jonge mensen met een progressievere reputatie, de stemhokjes om hun afstand tot het politieke aanbod duidelijk uit te drukken. De tijd zou dus aan de kant van links staan. Links heeft de RN-kiezers niet nodig en hoeft ze bijgevolg ook niet te overtuigen: het kan gewoon wachten tot de jongere generaties de ‘boomers’ vervangen en degenen die gedesillusioneerd zijn geraakt in de politiek opnieuw mobiliseren door de directe democratie een duwtje in de rug te geven, in het bijzonder door de organisatie van referenda op alle niveaus.

Zij die veel betalen en niets krijgen

Het bewijs is hoofdzakelijk gebaseerd op peilingen en heeft verschillende tekortkomingen. Ten eerste worden jonge mensen uiteindelijk ook oud. In de tweede ronde van de presidentsverkiezingen in 2002 stemde slechts 7 procent van de 18-24-jarigen op Jean-Marie Le Pen, ongeveer drie keer minder dan de leeftijdsgroepen 25-34 (22 procent) en 35-44 (18 procent). Als volwassenen stemde diezelfde categorie (nu 38-44 jaar) in 2022 47 procent voor Marine Le Pen – veel meer dan de leeftijdsgroep 65-79 jaar (29 procent). De tijd staat niet aan haar kant, en de horizon is des te somberder omdat het RN nu start vanaf een zeer hoge positie: 32 procent van de 18-24-jarigen stemde op Le Pen in 2022 …

Er is ook geen bewijs dat er in de schaduw van de onthouding een linkse massa schuilt. Die trend is er mogelijk wel in sommige volkswijken in de voorsteden, maar elders is die twijfelachtiger. Uit verkiezingsenquêtes blijkt dat veel kiezers eerst dachten niet te gaan stemmen en uiteindelijk toch een stem uitbrachten voor het RN. Het sociologische profiel van de niet-stemmers ligt niet zo ver van dat van de extreemrechtse kiezers, die vaker uit de volkse lagen komen en lager opgeleid zijn. Een hogere opkomst zou dus niet automatisch gunstig zijn voor links. Bovendien scoort het RN vaak het best bij de populairste verkiezingen, te beginnen met de presidentsverkiezingen.

Daarnaast geeft de geaggregeerde aanpak van opiniepeilingen niet de politieke dynamiek weer achter de verschuivingen in mentaliteit, in het bijzonder de manier waarop extreemrechts bepaalde kwesties met elkaar doet wedijveren, waarbij immigratie en de islam tegenover de verdediging van vrouwen en homoseksuelen komt te staan. En dan hebben we het nog niet eens gehad over het feit dat het sociale veranderingsfront niet in steen gebeiteld is. Er ontstaan nieuwe gevechten zodra de vorige zijn gewonnen, waardoor het conservatieve kamp de culturele polarisatie in stand kan houden. Dat constateren Matt Grossmann en David Hopkins in de Verenigde Staten, waar de Republikeinen – tot op zekere hoogte – hun aanvallen op homoseksuelen hebben gestaakt maar nu hun pijlen richten op transpersonen, ‘wokisme’, cancelcultuur … Hetzelfde patroon kan zich dus in de loop van de decennia herhalen: “Ten eerste uiten de conservatieven hun woede over de culturele veranderingen, terwijl de progressieven ze verdedigen alsof het zou gaan over gedeelde waarden,” vatten de onderzoekers samen. Ten tweede passen de conservatieven zich geleidelijk aan de evolutie van de normen aan. Uiteindelijk winnen de progressieven en vestigen ze hun standpunt als een nieuwe consensus – ook al verliezen ze onderweg veel verkiezingen.11

Een toleranter en minder racistisch land, en RN-kiezers die voornamelijk worden gemotiveerd door sociale problemen? Het veldonderzoek van Félicien Faury, uitgevoerd tussen 2016 en 2022 in verschillende kleine steden in de regio Provence-Alpes-Côte d’Azur (PACA), onthult een andere realiteit, waar racisme alom voelbaar is.12 RN-stemmers – maar niet alleen zij – wijzen “Arabieren”, “Turken” of “moslims” met de vinger voor het gebrek aan kinderopvangplaatsen, de verslechtering van het schoolaanbod, de verdwijning van traditionele winkels in de stadscentra, de ontoegankelijkheid van de openbare diensten, de daling van de koopkracht, de te hoge belastingen om “luiaards” te financieren enz. “De kracht van extreemrechts lag niet in zijn vermogen om “één” thema, immigratie, op te leggen aan het publieke debat, maar meer precies in zijn bekwaamheid om voortdurend verbanden voor te stellen tussen dit thema en een almaar langere lijst van andere sociale, economische en politieke kwesties”, analyseert de socioloog, die vindt dat “barometers” die de kiezers uitnodigen hun zorgen op een prioriteitenschaal te waarderen met cijfers van 1 tot 5, zinloos zijn.

Hoewel Faury beweert dat racisme alomtegenwoordig is, vat hij het niet op als “een abstracte haat jegens de ander”, maar als het product van “een reeks echt materiële belangen, waarin raciale vijandigheid verweven is met economische belangen”. In tegenstelling tot de vele studies over regio’s in verval die getroffen zijn door de-industrialisatie, sloeg Faury’s onderzoek op een welvarend gebied, waar een toeristische en residentiële diensteneconomie floreerde, maar met sterke druk op onroerend goed en toenemende ongelijkheid. Hier zijn het vooral de gestabiliseerde volkslagen, de lagere middenklasse en de gepensioneerden die op het RN stemmen, waarbij bepaalde sectoren (ambachten, handel, veiligheidsberoepen, enz.) oververtegenwoordigd zijn. Hoewel ze beschermd zijn tegen werkloosheid, ervaren die kiezers hun situatie toch als fragiel. Ze vinden van zichzelf dat ze behoren tot het “verkeerde milieu”, niet rijk genoeg om comfortabel te leven en niet arm genoeg om te profiteren van overheidssteun, zij die veel betalen en niets krijgen. Er ontstaat een nieuw verband van wantrouwen in de instellingen en meer in het algemeen in de welvaartsstaat, die volgens hen faalt en onrechtvaardig is en die altijd “de anderen” bevoordeelt boven “degenen die het echt verdienen”. Sociologe Clara Deville deed dezelfde vaststelling in de regio Libournais (Gironde), waar ze bijstandtrekkers volgde op hun tocht langs de instellingen om hun rechten op te eisen.13 Tussen de sluiting van loketten, digitalisering en pietluttige controles, leidt de administratieve rompslomp soms tot vooroordelen, wanneer een respondent denkt te zien dat “zwarten en Arabieren” het beter hebben dan zij: “Je gaat zeggen dat ik een racist ben, maar nee, ik zie alleen maar dat bij de CAF [Caisse d’allocations familiales] het de zwarten en alle anderen zijn die in de rij staan en eisen stellen.” Zo vergroot de discriminatie van bepaalde minderheden mee het stigma dat op hen rust en komen ze terecht in een vicieuze cirkel.

“Hier denkt iedereen zo.”

In Provence-Alpes-Côte d’Azur wordt het gevoel van een sociale val gecombineerd met dat van een territoriale wurggreep, in een regio waar de vastgoedprijzen exploderen en de woonmobiliteit ernstig wordt belemmerd. De RN-kiezers zitten gevangen in ontoegankelijke en gedevaloriseerde ruimten en vrezen bijgevolg dat hun buurt wordt achtergesteld. In die context, schrijft Faury, lijken niet-blanke mensen “de gebieden waar ze zich vestigen alleen al door hun aanwezigheid te devalueren. Meer nog dan de woonwijken aan de rand, is het de komst van nieuwe immigranten naar een naburige buurt of, erger nog, naar hun eigen buurt, die het meest gevreesd wordt.” Zo kan de opening van een alcoholvrij café of een halal slagerij in het stadscentrum maandenlang het gespreksonderwerp van de dag zijn.

Deze ‘bottom-up’ verkenning van het normalisatieproces van het RN overlapt enkele van Benoît Coquard’s observaties op het gede-industrialiseerde platteland van de regio Grand Est14, waar extreemrechts ook wijdverspreid is, vooral onder de arbeiders, mensen met een onzekere baan en jongvolwassenen. De twee sociologen belichten gebieden waar de RN-stem een soort norm is geworden – en geen afwijking, geen beschamende voorkeur om je achter te verschuilen, maar iets om trots op te zijn. Het is een manier om te zeggen dat je geen “uitkeringstrekker” bent, geen “redneck”, geen “luiwammes”, kortom niet “iemand die misbruik maakt van het systeem”. Iedereen kent vrienden, buren, familieleden en winkeliers die hetzelfde doen en de gezelligheid leidt tot een gevoel van zelfversterking. “Hier denkt iedereen zo”, “iedereen zal je dat vertellen”, “ik ben niet de enige die dat zegt”, krijgen de twee sociologen vaak te horen. “Een groeiend aantal kiezers stemt op het RN en kan daarom niet langer worden voorgesteld als pathologisch, maar ‘logisch’, niet langer extreem maar ‘heel normaal'”, merkt Faury op, en Coquard  bevestigt dat: “Je steun betuigen aan Le Pen is een legitiem standpunt, waar men gemakkelijk in het openbaar kan achter staan.”

Hetzelfde kan niet gezegd worden van degenen die zichzelf links noemen. Op het platteland van de regio Grand Est dreigt het “kritiek en spot uit te lokken op grond van de vermeende luiheid of naïviteit”. Links, dat hier vrijwel afwezig is, niet in het minst vanwege de regionale dynamiek die de afgestudeerden naar de grote steden drijft, wordt gelijkgesteld aan de ‘onder ons’-mentaliteit van de lokale elite of de gladde Parijse praatjesmakers. Mensen die comfortabel leven, maar vanuit een houding van hypocrisie en zelfoverschatting van zichzelf vinden dat ze anderen ‘de les kunnen spellen’. Het gaat vooral over leraren, academici, kunstenaars, journalisten, maar ook lokale gemeenschapswerkers en kaderleden in de openbare diensten. Met andere woorden, de kleine elite met haar diploma’s, die symbool staat voor praktische kennis.

Sun Tzu theoretiseerde dat in De kunst van het oorlogvoeren: om een gevecht te winnen, moet je je tegenstander kennen, maar je moet ook jezelf kennen. En dus verwachten we nu net zoveel boeken over links, zijn leiders, militanten en kiezers, die uitleggen hoe links erin geslaagd is zich zo af te sluiten van de arbeidersklasse.

Vertaling door Jan Reyniers van artikel uit Le Monde Diplomatique, mei 2025.

Footnotes

  1. Alexandre Dezé, “Que sait-on du Front national ? “, in Olivier Fillieule, Florence Haegel, Camille Hamidi en Vincent Tiberj (eds.), Sociologie plurielle des comportements politiques, Presses de Sciences Po, Parijs, 2017.
  2. Sociologie des électorats et profil des abstentionnistes. Élections européennes, 9 juin 2024
  3. Jacques Lévy,L’Espace légitime. Sur la dimension géographique de la fonction politique, Presses de Sciences Po, 1994.
  4. Christophe Guilluy,La France périphérique. Comment on a fracturé les classes populaires, Flammarion, Parijs, 2014.
  5. Éric Charmes, Lydie Launay en Stéphanie Vermeersch, Quitter Paris? Les classes moyennes entre périphéries et centres, Créaphis, Grane, 2019.
  6. Jean Rivière, L’Illusion du vote bobo. Configurations électorales et structures sociales dans les grandes villes françaises, Presses universitaires de Rennes, 2022.
  7. Jimmy Grimault, Tristan Haute, Leny Patinaux en Pierre Wadlow, “Les voix du vent. Développement éolien et vote aux élections régionales dans les Hauts-de-France”, Mouvements, vol. 118, nr. 3, Parijs, 2024.
  8. Lorenzo Barrault-Stella en Clémentine Berjaud,”Quand des minorités ethno-raciales des milieux populaires soutiennent le Front national”, in Safia Dahani, Estelle Delaine, Félicien Faury en Guillaume Letourneur (eds), Sociologie politique du Rassemblement national. Enquêtes de terrain, Presses universitaires du Septentrion, Villeneuve-d’Asq, 2023.
  9. Vincent Tiberj, La Droitisation française. Mythe et réalités, PUF, Parijs, 2024.
  10. Luc Rouban,La Vraie Victoire du RN, Presses de Sciences Po, 2022, en Les Ressorts cachés du vote RN, Presses de Sciences Po, 2024.
  11. Matt Grossmann en David A. Hopkins, Polarized by Degrees. How the Diploma Divide and the Culture War Transformed American Politics, Cambridge University Press, 2024.
  12. Félicien Faury, Des électeurs ordinaires. Enquête sur la normalisation de l’extrême droite, Seuil, Parijs, 2024.
  13. Clara Deville,L’État social à distance. Dématérialisation et accès aux droits des classes populaires rurales, Éditions du Croquant, Vulaines-sur-Seine, 2023.
  14. Benoît Coquard, Ceux qui restent. Faire sa vie dans les campagnes en déclin, La Découverte, Paris, 2019.