Artikels

Reis naar het hart van het Belgische kapitalisme

Marco Van Hees

+

Sébastien Gillard

—3 februari 2025

Het boek “Le Guide du Richard” volgt het spoor van de belangrijkste kapitalisten van België en biedt een inkijk in hun leven en werk. Interview met vermogensexpert Marco Van Hees.

In 2000 was er maar één miljardairsfamilie in België. In september 2024 waren er al 48. In de aanloop naar de verkiezingen vorig jaar kwam de belasting op grote vermogens in België opnieuw op de agenda. Maar de belangstelling voor deze maatregel is niet beperkt tot ons land. De Braziliaanse president Lula maakt van vermogensbelasting een prioriteit op de top van de G201. Elon Musk, Bill Gates en Bernard Arnault zijn bekende namen, maar hun Belgische tegenhangers lopen veel minder in de kijker, en dat is een van de redenen waarom Marco Van Hees ons meeneemt op een rondreis door België om meer te weten te komen over wie de superrijken zijn en hoe ze hun vermogens bijeen hebben geharkt.

Sébastien Gillard. U schrijft al jaren over de grote Belgische fortuinen. Waarom hebt u besloten om deze gids te schrijven met de titel “Op het spoor van de grootste Belgische vermogens”? Zijn ze zo onbekend in België?

Marco Van Hees. Er is inderdaad heel weinig bekend over de grote vermogens in België. Mensen kennen de  namen en gezichten van de belangrijkste ministers, maar niet van de mensen die de economische macht in handen hebben, wat hen nochtans een sleutelpositie geeft in een kapitalistische samenleving. Sinds de dood van Albert Frère in 2018 hebben de grote vermogens aan Franstalige kant geen enkel bekend gezicht in ons land. Het Vlaamse kapitaal heeft nog enkele bekende koppen, maar ook niet zoveel. En wat nog minder geweten is, is hoe ze werken, hoe ze leven en hoe ze hun fortuin hebben opgebouwd. Ook hun netwerken en hun relatie tot de normen en wetten zijn niet in kaart gebracht. Dat zijn allemaal aspecten die ik behandel in mijn Gids.

Ik had de Gids aan de hand van die aspecten kunnen indelen, wat wellicht een meer systematische presentatie zou hebben opgeleverd. Maar omdat ik sterk geloof in de kracht van het voorbeeld, ben ik uitgegaan van de grote kapitalistische families en plaatsen, om dan via hen tot de geschiedenis en praktijken te komen. Daardoor kan het boek aanvoelen als een legpuzzel, zoals Monique Pinçon-Charlot [een Franse sociologe en vooraanstaand expert op het gebied van de hogere middenklasse, nvdr] in haar voorwoord schrijft. Daarom heb ik besloten om naast de traditionele index van namen ook een thematische index toe te voegen.

Marco Van Hees is een belastingspecialist. Marco en Raoul Hedebouw waren in 2014 de eerste PVDA’ers die voor de Kamer werden verkozen. Marco zetelde tien jaar als volksvertegenwoordiger, om dan terug te keren naar zijn oorspronkelijke job als ambtenaar van het ministerie van Financiën. Hij heeft tal van boeken op zijn naam, met als recentste “Le guide du richard. Voyage au cœur du capitalisme belge”.

Ik heb de indruk dat we via die concrete namen en plaatsen dieper doordringen in de realiteit van de bezittende klasse. Neem nu de familie Frère, waarvan ondertussen de derde generatie zetelt in de diverse raden van bestuur van het financiële imperium dat grotendeels door Albert Frère, de “founding father”, is opgebouwd. Het is ongelooflijk hoeveel inzichten de geschiedenis van deze ene familie biedt in de werkwijze van de grote vermogens. Ten eerste is de familie uitgerust met wat ik de ’toolkit van de perfecte miljardair’ noem, waarvan Frère het schoolvoorbeeld is: een uitgebreide internationale vastgoedportefeuille, een privéjet, luxe sportactiviteiten, investeringen in kunst, een uitzonderlijke wijnkelder en zelfs gerenommeerde wijngaarden, controle over de media, een adellijke titel, een onvergelijkbaar netwerk in de zakelijke en politieke wereld, en complexe strategieën voor belastingontwijking via vestigingen in belastingparadijzen en een netwerk van ‘goede doelen’.

Voor een kapitalist zijn al deze luxe-uitgaven, die wij misschien alleen als bling-bling zien, in werkelijkheid vooral investeringen in netwerken van relaties – het opbouwen van sociaal kapitaal, zoals Bourdieu zou zeggen – die enorme financiële winst kunnen opleveren. Bijvoorbeeld als Albert Frère de socialistische minister Willy Claes – met wie hij op dat moment onderhandelt over de staalindustrie – uitnodigt in zijn villa in Saint-Tropez, of wanneer hij in zijn riad in Marrakech de liberale minister Didier Reynders ontvangt, die de Fortisbank voor een appel en een ei zal verkopen aan BNP-Paribas, dan al een halve eeuw Frère’s financiële partner.

Dit brengt ons bij de twee belangrijkste werkwijzen van de miljardair uit Charleroi: verrijking ten koste van overheidsgeld en de uitverkoop van de vlaggenschepen van het Belgische kapitalisme: Tractebel, Petrofina, BBL, Royale Belge, RTL, Dupuis … Albert Frère steelt daarbij niet alleen van de Belgische staat, met de staalindustrie, maar ook van de Franse staat, via de bedrijven Quick en Eiffage, en zelfs van het Braziliaanse staatsbedrijf Petrobras, waaraan hij een raffinaderij in Pasadena, Texas verkoopt voor 28 keer de aankoopprijs. Deze oplichting veroorzaakt enorme politieke beroering in Brazilië.

U begint uw boek in het Warandepark in Brussel, waar we verschillende belangrijke politieke en economische machtsconcentraties aantreffen. U noemt het Troonplein, naast het Koninklijk Paleis, een symbolische plaats voor het verbond tussen deze twee machten. Hoe zit dat precies in elkaar?

In dit hoofdstuk speel ik in op een symbolische dimensie: de geografische nabijheid van de machten is een allegorie voor hun algemene verstrengeling. Die geografische nabijheid van de machten rond het Park van Brussel is met andere woorden geen toeval. De dominante ideologie hamert voortdurend op de scheiding der machten als een van de fundamenten waarop onze democratie rust, maar die scheiding is in feite zeer relatief.

Iedereen die de parlementaire activiteiten van nabij volgt, weet dat het Parlement, de wetgevende macht, zich elke dag onderwerpt aan de dictaten van de regering, de uitvoerende macht. Dit wordt symbolisch uitgedrukt in het feit dat de kabinetten van de belangrijkste ministeries – Binnenlandse Zaken, Financiën en de Kanselarij van de premier in de Wetstraat, met zicht op het park, grenzen aan het Paleis der Natie, waarin de Kamer en de Senaat zich bevinden. De premier en de minister van Financiën hoeven geen voet op de openbare weg te zetten om naar het Parlement te gaan. Ze raken daar via een afgesloten binnenplaats, het Beyaerthof, een klein intern straatje dat van de openbare weg gescheiden wordt door een imposante poort. Zo kunnen ze zich ver van het volk houden, dat zich overigens niet in groep in de buurt van het verkeerd genoemde Paleis der Natie mag ophouden: de wet definieert namelijk een “neutrale zone” van 30 hectare rond het park waar samenscholingen en zelfs individuele demonstraties verboden zijn.

Albert Frère verkoopt de Pasadena-raffinaderij in Texas aan het Braziliaanse staatsbedrijf Petrobras  voor een prijs die 28 keer hoger ligt dan de aankoopprijs.

De politieke macht is sterk geconcentreerd rond het park: het Koninklijk Paleis, drie parlementen, de kabinetten en/of ambtswoningen van drie regeringsleiders, verschillende andere ministeriële kabinetten en, last but not least, de Amerikaanse ambassade. Ook die ambassade heeft een steegje geprivatiseerd, zonder veel respect voor de Belgische wet. Maar het park wordt ook omringd door een andere macht, een die uitvoerend noch wetgevend of rechterlijk, maar niettemin zeer machtig is: de economische macht.

Achter een bijna eindeloze gevel die de hele lengte van de Koningsstraat langs de westzijde van het park inneemt, bevindt zich de grootste bank van het land: BNP Paribas Fortis. Gedurende decennia was dit het hoofdkwartier van de Generale Maatschappij van België, de holding die de Belgische economie heeft gedomineerd sinds het land bestaat. Aan de andere kant van het park, in de Hertogstraat, vinden we Union Financière Boël, de holdingmaatschappij van de superrijke familie Boël. En nog iets verderop, op het eerder genoemde Troonplein, staat het imposante ruiterstandbeeld van Leopold II, de koning die van 1885 tot 1908 “zijn” Congo uitbuitte, voordat het een Belgische kolonie werd – een brutale uitbuiting waarbij volgens de meest conservatieve schattingen een miljoen mensen omkwam. Het bronzen standbeeld kijkt uit op het hoofdkantoor van ING en Groep Brussel Lambert, de holdingmaatschappij van de familie Frère, die ooit toebehoorde aan baron Léon Lambert, de bankier van Leopold II.

Rond en zelfs in het park vinden we ook locaties waar de economische en politieke machten vaak samenkomen: de privéclubs waarin de ons-kent-ons van de heersende klasse elkaar ontmoet in luxueuze salons. Ooit vonden we hier de Cercle Royal du Parc, de officiële club voor de adel, die vandaag aan de vijvers van Elsene gevestigd is. Naast de Amerikaanse ambassade wordt in 1988 De Warandeclub opgericht door het Vlaams Economisch Verbond (VEV), de voorganger van Voka, met de specifieke bedoeling om de aanwezigheid van het Vlaamse patronaat in de Belgische – en Vlaamse – hoofdstad te ondersteunen en in contact te brengen met de politieke macht, die het initiatief overigens subsidieert. De Warande wordt opgericht als een Vlaamse kopie van de oeroude Cercle Royal Gaulois, waarvan de oorsprong teruggaat tot 1847. Die laatste ligt in het park en is de ontmoetingsplaats bij uitstek voor de politieke, academische, culturele, diplomatieke en vooral economische elite. Deze tempel van het conservatisme laat pas sinds 2024 vrouwen toe, en het was een pijnlijk proces om zover te raken.

Als er één bijzonder onthullend feit te melden valt over de Cercle Gaulois, dan is het wel dat Michel Alloo, voorzitter van de groep fiscaliteit van het VBO, in 2005 in die club de notionele interest bedacht, het belastingcadeautje aan grote bedrijven dat in de loop der jaren 43 miljard euro zal kosten aan de schatkist. Gezien Le Cercle Gaulois vlak tegenover het kabinet van Financiën ligt, hoefde Alloo de Wetstraat maar over te steken om het juridische pakket af te leveren bij liberaal minister Didier Reynders, die het in een wetsontwerp giet en laat goedkeuren door de buren in de Kamer. Dit frappante voorbeeld toont aan dat, in scherp contrast met het theoretische principe van de scheiding der machten, het kapitaal in de realiteit meer een soort maïzena der machten bereidt.

De route die u in uw boek uitstippelt, beperkt zich niet tot de Belgische hoofdstad. Welke andere plaatsen inspireerden u om dit boek te schrijven?

Marco Van Hees. Ik reis heel België rond. In West-Vlaanderen vinden we bijvoorbeeld de Royal Zoute Golfclub van de familie Lippens, specialisten in het socialiseren van verliezen en het privatiseren van winsten. In Henegouwen bezoek ik de “Peupleraie”, het landgoed van de familie Frère, wier fortuin voor een groot deel te danken is aan de plundering van Belgische, Franse en Braziliaanse overheidsactiva. In Limburg bezoek ik de familie Emsens, die rijk werd door de verkoop van zand maar ook van het criminele goedje asbest. In Waals-Brabant zijn er de kastelen en gigantische landgoederen van de afstammelingen van Gustave Boël, wiens miljarden voortkomen uit de slopende en zelfs bloederige arbeid van verschillende generaties staalarbeiders in La Louvière, maar die nu de fabriek en de economisch achtergebleven regio hebben verlaten die hen rijk heeft gemaakt. In Vlaams-Brabant betreden we het fabelachtige landgoed van de familie de Spoelberch, een van de drie Belgische families die AB Inbev controleren, ’s werelds grootste biermultinational. Deze familie was betrokken bij de meeste grote internationale belastingschandalen, Leaks en Papers. In Antwerpen vinden we de diamantwijk, geconcentreerd op een kleine oppervlakte, maar met een niveau van witteboordencriminaliteit – of rodeboordencriminaliteit in het geval van bloeddiamanten – dat alleen geëvenaard wordt door de daar aanwezige macht om de politieke en gerechtelijke wereld te beïnvloeden. En laten we ook Congo niet vergeten, de voormalige Belgische kolonie, waar we intrigerende ontdekkingen doen als we in de voetsporen treden van de Belgische kapitalist George Forrest, bijgenaamd ‘de onderkoning van Katanga’.

Het vermogen van de drie Belgische families die van oudsher aandelen in AB Inbev bezitten, bedraagt 22,7 miljard euro.

Ik kijk ook naar plaatsen die verrassende hoeveelheden sociale en historische ‘markers’ concentreren. We hebben het al gehad over het Warandepark in Brussel, maar ik schrijf ook over het Domaine d’Argenteuil in Waterloo als “de collectieve habitat van muziekliefhebbers, collaborateurs en politieke moordenaars”. Naast twee emblematische kastelen vinden we op het landgoed van 250 hectare verschillende elitaire instellingen: residenties van zeer hoge kwaliteit bewoond door gezinnen uit de hogere middenklasse en de adel, scholen die gericht zijn op de welstellende klasse, de enige Belgische hockeyclub – een sport met een  hoge sociale standing – die de Europese Beker heeft gewonnen, een muziekkapel gewijd aan muzikanten van topniveau, en daarnaast nog een patronale club, een luxueus rusthuis, een karmelietenklooster … Alles samen genomen een merkwaardige mix.

Het belangrijkste zijn de gasten die bijna twee eeuwen lang hun stempel hebben gedrukt op Argenteuil. Specifiek gaat het om drie personages. Ten eerste de stichter van het landgoed, Ferdinand de Meeûs, die van 1830 tot 1861 aan het hoofd staat van de Generale Maatschappij van België die zoals gezegd het grootste deel van de economische geschiedenis van België domineert. Tijdens de Belgische Revolutie van 1830 dient de Meeûs als penningmeester en hoofdofficier in de burgerwacht die gewapenderhand de opstandelingen bestrijdt die het Nederlandse leger niet kan klein krijgen. Deze ultrarijke man met bloed aan zijn handen wordt zo de nummer 1 van het Belgische kapitalisme, zo machtig dat Koning Leopold I zijn opname in de Ministerraad probeert op te leggen. De tweede persoon die Argenteuil gemarkeerd heeft, is een andere Leopold van de Belgische dynastie: de inschikkelijkheid waarmee Leopold III de nazibezetting tijdens de Tweede Wereldoorlog bejegent, resulteert in de koningskwestie waarna hij gedwongen wordt om af te treden. Wanneer zijn zoon en opvolger Boudewijn trouwt, moet hij het kasteel van Laken verlaten en hij leeft zijn laatste jaren uit in het Château Tuck op het landgoed Argenteuil.

Sinds 1980 is het aandeel van erfenissen in het totale vermogen in België gestegen van 45 naar 75 procent.

Het derde personage, Paul de Launoit, is een goede vriend van de collaborerende koning. Hij leidt de holding Cofinindus-Brufina – ook gekend als “de groep Launoit” – die op dat moment de op een na grootste financiële macht van het land is, na de Generale Maatschappij. Op politiek vlak heeft de Launoit een zwak voor sterke leiders. Hij richt een eigen privémilitie op binnen zijn bedrijf en financiert de pers van de fascistische leider Léon Degrelle. Zijn economische collaboratie met de nazibezetting wordt onderwerp van een case study van historicus John Gillingham. Hij wordt echter witgewassen na de oorlog en wordt zelfs verheven tot graaf. En hij blijft extreemrechtse organisaties en private inlichtingendiensten financieren, in de invloedssfeer van het leopoldisme en het Gladio-netwerk. Zo sponsort hij een zekere André Moyen, alias Capitaine Freddy, de centrale figuur in de organisatie van de moordaanslag op volksvertegenwoordiger en voorzitter van de Communistische Partij Julien Lahaut in 1950. Het historisch onderzoek dat 65 jaar later wordt uitgevoerd, toonde aan dat het hele Belgische economische, politieke en gerechtelijke establishment heeft samengewerkt om die zaak in de doofpot te stoppen. Zoals het geval van Ferdinand de Meeûs bewijst ook het geval de Launoit dat wie de economische macht in handen heeft ook een stevige greep heeft op de politieke macht.

U gidst ons niet alleen geografisch door de machtscentra van de haute bourgeoisie, maar geeft ons ook een historisch overzicht van de Belgische kapitalisten en hoe zij hun vermogen hebben opgebouwd. Wat zijn hun fundamenten? Waar komt het vermogen van de grootste Belgische families vandaan?

Marco Van Hees. De grootste kapitalisten verrijken zich logischerwijze in sectoren die op een bepaald moment winstgevend zijn. De familie Boël bijvoorbeeld, die via een reeks huwelijken verbonden is met de families Solvay en Janssen, vergaart een aanzienlijk kapitaal via de staalindustrie, de chemie en verschillende andere traditionele economische sectoren zoals steenkool en glas. Vandaag zijn ze nog steeds actief in de chemie, uitgebreid naar de farmaceutica, via Solvay/Syensqo en UCB, maar ze hebben de staalproductie volledig opgegeven sinds die te weinig winstgevend is geworden. Hun holdingmaatschappij Sofina focust voornamelijk op internationale financiële investeringen. De Lippens voeden zich oorspronkelijk aan drie melkkoeien: suiker, onroerend goed en verzekeringen – later helaas uitgebreid naar het bankwezen wat geleid heeft tot de megacrisis van Fortis. De families de Spoelberch, de Mevius en Van Damme ontwikkelen de iconische biersector van België aan beide zijden van de taalgrens en smeden een geheime monopolistische alliantie die uiteindelijk wordt blootgelegd door hun neiging tot belastingfraude. Die heeft ertoe geleid dat de belastinginspectie hun zaken onder de loep legt. Zo wordt Interbrew geboren, dat via een lang proces van fusies eerst Inbev en dan AB-Inbev wordt, het grootste bierconcern op deze planeet. Belangrijk in dat proces is de verovering van de biermarkt in Centraal- en Oost-Europa na de val van de Berlijnse Muur. Onze pils is ten slotte vernoemd naar de stad Pilsen in Tsjechië …

Alle ministers van Financiën sinds 1945, op een of twee uitzonderingen na, hebben mandaten bekleed in de raden van bestuur van grote bedrijven, vaak banken.

Laten we niet vergeten dat de voornaamste bron van deze immense vermogens de uitbuiting van de arbeiders is. De drie Belgische families die van oudsher eigenaar zijn van AB Inbev hebben nu een vermogen van 22,7 miljard euro. Als een gemiddelde loontrekkende dat bedrag wil bijeensprokkelen, zou hij zijn volledige loon moeten opsparen gedurende … 8.128 eeuwen. Om duidelijk te zijn: je kunt zo’n rijkdom alleen opbouwen door te steunen op wat wordt geproduceerd door een leger van werknemers. In het geval van AB Inbev, gaat het over meer dan 150.000 werknemers.

Zelfs een pure beursbelegger eigent zich indirect de rijkdom toe die de werkende klasse produceert. En wanneer een kapitalist als Albert Frère schaamteloos van de staat steelt, is het nog steeds de rijkdom gecreëerd door de proletarische belastingbetaler die hij rooft …

U weerlegt het discours dat grote rijkdom rechtvaardigt op grond van verdienste of talent. Welke cijfers tonen aan dat vermogens voornamelijk worden geërfd?

Marco Van Hees. Hoe groter de ongelijkheid en hoe hoger het rendement op kapitaal, hoe belangrijker erfenis wordt als component van rijkdom. Dit is vooral duidelijk tijdens de “Belle Epoque” – de periode van het einde van de negentiende eeuw tot 1914. Een minder groot maar vergelijkbaar proces begint in het begin van de jaren 1980 met de enorme golf van neoliberalisme die de wereld vandaag nog steeds overspoelt. Sindsdien is in België het aandeel van erfenissen in het totale vermogen gestegen van 45 naar 75 procent.

Bekijk de top tien van Belgische vermogens op de website derijkstebelgen.be van journalist Ludwig Verduyn. Geen van deze vermogens is verworven door de huidige generatie. Gemiddeld zijn we nu in de vierde generatie, dat is iets meer dan een eeuw van de grondleggers tot de huidige eigenaars. En als je kijkt naar de sectoren waarin deze vermogens vergaard zijn, dan zitten we niet echt in de nieuwe economie: suiker, bier, koekjes, asbestcement, kunststoffen, farmaceutische producten, staal en kalk. Zelfs de grote internationale figuren uit het kapitalisme die zich tijdelijk of permanent in België hebben gevestigd, komen niet voort uit nieuwe technologieën: textiel voor Bernard Arnault, de rijkste man ter wereld in 2023; chocolade voor Giovanni Ferrero, de rijkste Italiaan ter wereld, die in Sint-Genesius-Rode woont; meubels voor Peter Kamprad uit Zweden, de oudste zoon van de oprichter van Ikea, die in Tervuren woont.

België wordt vaak beschreven als een fiscale hel … Maar ons land is niet bepaald een hel voor de allerrijksten. U beschrijft hoe de Belgische wetten in strijd zijn met de Grondwet en met name artikel 172, dat zegt: “Inzake belastingen kunnen geen voorrechten worden ingevoerd”. Kunt u ons enkele voorbeelden geven die u in uw boek beschrijft?

Marco Van Hees. België is zowel een belastinghel als een belastingparadijs. Het hangt er maar vanaf over wie je spreekt … Daarom neem ik de lezer mee naar de Frans-Belgische grens waar we een belastingmigratie in twee richtingen ontdekken. Belgische werkende mensen die in België werken, vestigen zich aan de Franse kant van de grens omdat de belasting op inkomsten uit arbeid in België bijzonder hoog is en ze in Frankrijk kunnen worden belast onder het statuut van grensarbeider. Omgekeerd zijn enkele grote Franse fortuinen naar België verhuisd om te ontsnappen aan de Franse vermogensbelasting – die in 1981 was ingevoerd en in 2018 weer wordt afgeschaft  door president Emmanuel “Rothschild” Macron – en aan de vermogenswinstbelasting. De rijke familie Mulliez (van de supermarktketen Auchan) is een iconisch geval: hun villa’s staan netjes naast elkaar in Néchin, op slechts 700 meter van de grens en van de stad Rijsel waar ze vandaan komen.

Giovanni Ferrero, de rijkste Italiaan ter wereld, woont in Sint-Genesius-Rode, terwijl Peter Kamprad, de oudste zoon van de oprichter van Ikea, zich in Tervuren heeft gevestigd.

In feite was België aan het begin van de 20e eeuw al een belastingparadijs voor Frans kapitaal, dat tegen voordelige voorwaarden werd ondergebracht bij Belgische banken. Het is eenvoudigweg de fiscale welwillendheid tegenover de rijke Belgen die, bij uitbreiding, België fiscaal aantrekkelijk heeft gemaakt. Ons land heeft dan ook een lange traditie op dit gebied. België is vandaag nog altijd een van de laatste landen die een vorm van bankgeheim handhaven.

Ook op het gebied van de vennootschapsbelasting hebben verschillende ministers van Financiën het soort ‘achterpoortjes’ gecreëerd waar hele containerschepen door kunnen. Ik heb de notionele interestaftrek al vernoemd, maar dat is lang niet het enige systeem. Verschillende van die maatregelen zijn trouwens veroordeeld door de nochtans zeer liberale Europese Commissie: dat zegt genoeg! En er is een voortdurend opbod aan de gang met onze Nederlandse en Luxemburgse buren, aangezien de Benelux-landen wereldleiders zijn in het niet belasten van grote vermogens en multinationals. Paradoxaal genoeg valt het minder op wanneer een bedrijf absoluut geen belasting betaalt dan wanneer het een ridicuul klein bedrag betaalt. Zo spoor ik een bedrijf van Albert Frère op dat 152 euro belasting betaalt op een winst van 123 miljoen euro. Een bedrijf van Patrick Mulliez betaalt op een winst van 373 miljoen euro precies 2 euro belasting.

Als parlementslid hebt u tien jaar lang vragen gesteld aan opeenvolgende ministers van Financiën en hebt u gezeteld tussen andere parlementsleden van zowel links als rechts … Hoe rechtvaardigen zij hun weigering om een vermogensbelasting in te voeren? Waarom wordt deze denkpiste die zoveel geld kan opleveren niet benut?

Marco Van Hees. Ik ben twintig jaar geleden al begonnen met het ontwikkelen van een beargumenteerd voorstel voor het belasten van grote vermogens, wat later de basis vormde voor een wetsvoorstel dat ik heb ingediend in het Parlement. Ik ken de tegenargumenten dus al lang, en ze zijn nooit veranderd. Omdat het moeilijk te verdedigen is dat de rijken geen belasting zouden moeten betalen op hun rijkdom, verschuilen de tegenstanders zich achter pseudo-technische argumenten: het zou ingewikkeld zijn om op te zetten, het zou weinig opleveren, het zou het kapitaal afschrikken … Beweringen die allemaal makkelijk weerlegd kunnen worden, vooral door de Franse ISF [solidariteitsbelasting op vermogen] te analyseren. En de opkomst van economen als Thomas Piketty – die ik heb uitgenodigd voor een hoorzitting in de Kamer – en Gabriel Zucman in de academische wereld en de media, heeft het debat alleen maar makkelijker gemaakt.

Kortom, de wind waait steeds gunstiger, maar dit wordt nog niet weerspiegeld in de nationale wetgeving, op enkele uitzonderingen na. Er was een tijd dat het anders was. Als je kijkt naar de fiscale geschiedenis van de landen van het Europa van de Vijftien – dat wil zeggen, de landen die vóór de komst van de Oostbloklanden lid waren van de Europese Unie – zul je zien dat vier op de vijf, of in dit geval twaalf van de vijftien 15 landen, op een bepaald moment een vermogensbelasting hebben ingevoerd, die ze later weer afgeschaft hebben. Waarom? Niet omdat ze niet werkte, zoals tegenstanders van rechtvaardige belastingen beweren, maar onder invloed van het neoliberaal beleid – hetzelfde beleid dat het tarief van de vennootschapsbelasting in België – als deel van een internationale trend – geleidelijk heeft doen dalen van meer dan 50 naar 25 procent. En dat is het nominale tarief, niet het reële tarief.

Hoe verklaar je dan dat de machthebbers zo schaamteloos de kant van het kapitaal kiezen? Dit is een punt dat ik herhaaldelijk maak in het boek, waarin ik talloze voorbeelden aanhaal van de “liaisons dangereuses” tussen de zakenwereld en de politiek. Ik verwijs daarmee naar een vorm van “legale corruptie”, namelijk de aanwezigheid van politieke vertegenwoordigers in de raden van bestuur van grote bedrijven. Als een voormalig premier, zoals Jean-Luc Dehaene of Guy Verhofstadt, onder de tafel een envelop vol geld krijgt van AB Inbev, Sofina of Exmar om de belangen van deze grote bedrijven te verdedigen, dan is dat strafbare corruptie. Maar als ze die enveloppen boven de tafel ontvangen, in de vorm van een vet betaald zitje in de raad van bestuur van die bedrijven – wat het geval is voor de genoemde premiers en wat op hetzelfde neerkomt – is dat volkomen legaal. Het voldoet zelfs aan de code van goed bestuur, die stelt dat bestuurders het belang van het bedrijf voorop moeten stellen. Alle ministers van Financiën sinds 1945, op een of twee na, hebben mandaten gehad in grote bedrijven, met name banken.

Ik schuif ook het concept van “ideologische corruptie” naar voren, dat ik definieer als een vorm van rekrutering waarbij, in tegenstelling tot bij pure corruptie, geen daadwerkelijke tegenprestatie hoeft te worden betaald om gunsten vanwege een persoon met een publiek mandaat te verkrijgen. Ideologische corruptie bestaat veeleer uit het koesteren van het gevoel dat je een voet aan de grond hebt binnen de economisch dominante klasse en dat het niet onlogisch voor je zou zijn om de collectieve of individuele belangen te behartigen van een kaste waarvan je de waarden en ideologie uiteindelijk oprecht deelt.

Tot slot wil ik u vragen wat u hoopvol stemt. Denkt u dat het mogelijk is om de trend te keren die in 1981 is begonnen, waarin het aandeel van de geproduceerde rijkdom dat wordt besteed aan lonen almaar daalt ten voordele van de uitbetaling van dividenden aan aandeelhouders?

Marco Van Hees. Het feit dat traditionele politici in veel landen in diskrediet gebracht worden toont aan dat de gevolgen van een neoliberaal beleid steeds minder worden getolereerd door de bevolking. We zien welke sociale en ecologische rampen dit beleid in de wereld veroorzaakt. Dit stelt de kapitalistische logica ter discussie die het lot van de samenleving laat afhangen van het streven naar maximale winst voor een kleine bezittende klasse.

Dit voert ons echter ook terug naar de gebeurtenissen van bijna een eeuw geleden die ik vermeld heb: de steun van kapitalisten als Paul de Launoit voor de fascist Léon Degrelle. De bruine pest steekt vandaag in een min of meer nieuwe verpakking weer de kop op, met de opkomst van kapitalisten zoals Vincent Bolloré die extreemrechts in Frankrijk steunen of Elon Musk die het fascisme van Donald Trump in de Verenigde Staten promoot. Als het kapitalisme geconfronteerd wordt met een existentiële politieke crisis, kunnen er twee tegengestelde wegen gekozen worden. De weg van het fascisme, dat zich voordoet als een antisysteembeweging maar dat het systeem in werkelijkheid op de meest kwalijke manier te hulp schiet. Of de weg die de grondslagen van het kapitalisme echt ter discussie stelt. Het is deze hoop die me drijft.

Marco Van Hees, Le guide du richard. Voyage au cœur du capitalisme Belge, Couleur Livres Absl, 2024.
Marco Van Hees, Le guide du richard. Voyage au cœur du capitalisme Belge, Couleur Livres Absl, 2024.

Footnotes

  1. https://lavamedia.be/waarom-is-vermogensbelasting-zo-in-de-mode/