Artikel

Onder Deliveroo betekent vrijheid van arbeid brutale uitbuiting

Marc Rigaux

—18 november 2021

Deliveroo maakt misbruik van het zelfstandigenstatuut. Het juridisch proces dat tegen het bedrijf loopt maakt duidelijk dat arbeidsverhoudingen op een arbeidsovereenkomst gestoeld moeten zijn, in plaats van het arbeidsrecht te ontwijken.

Demonstratie tegen arbeidsvoorwaarden bij Deliveroo, Berlijn, 2018.

Het proces tegen Deliveroo voor de Brusselse arbeidsrechtbank is aangespannen door de RSZ (Rijksdienst voor Sociale Zekerheid). Het heeft als voorwerp de rechtsaard van de verhouding tussen de koerierdienst en zijn koeriers. De RSZ stelt dat Deliveroo de koeriers als werknemers tewerkstelt, daar ze aan zijn gezag zijn onderworpen. De Rijksdienst vordert bijgevolg de betaling door de multinational van achterstallige sociale bijdragen. Deliveroo betwist dit en houdt voor dat de koeriers werken onder een stelsel van zelfstandige arbeid. Immers, volgens de koerierdienst, bestaat er geen rechtstreekse band tussen haar en de personen, die instaan voor de leveringen. De koeriers bezitten een account, die toegang geeft tot een App. De App verwittigt hen wanneer er opdrachten beschikbaar zijn. De koeriers beslissen vervolgens ‘vrijelijk’) of ze de opdracht al dan niet aannemen. Het is een algoritme dat het stelsel beheert. De koerier verricht zijn leveringen met zijn eigen vervoermiddel. Hij ontvangt per levering een vergoeding. Hij is verantwoordelijk voor het behoorlijk verrichten van de opdracht en dient zelf zijn sociale bescherming op te bouwen. De vergoeding is evenwel zo laag dat de koerier lange uren mag werken tegen een hels tempo om een leefbaar inkomen te vergaren. De RSZ doorprikt de redenering van Deliveroo door zich te steunen op een onderzoek van de arbeidsinspectie en van het arbeidsauditoraat (lees parket bij de arbeidsrechtbank). De uitspraak van de arbeidsrechter komt er vermoedelijk vóór het einde van het burgerlijk jaar.

Marc Rigaux leidde tot aan zijn emeritaat in 2015 de onderzoeksgroep “sociale concurrentie en recht” aan de Universiteit Antwerpen, waar hij het arbeidsrecht onderwees en beoefende. Hij is voorzitter geweest van het ISUA (Instituut voor de Samenwerking tussen Universiteit en Arbeidersbeweging). Overtuigd van de noodzaak van de wetenschappelijke ondersteuning van de internationalisering van de sociale strijd, had hij de leiding van diverse Europese universitaire samenwerkingsplatforms. Hij publiceert vooral in het domein van het collectief arbeidsrecht en van de theorie over de arbeidsverhoudingen.

Het proces over de rechtsaard van de arbeid van de koeriers is evenwel slechts het topje van een ijsberg van bikkelharde sociale concurrentie onder de meest marginale mensen op de arbeidsmarkt. Inderdaad, in de marge van de profijtig georganiseerde sociale uitbuiting door Deliveroo, Uber Eats en soortgelijken, groeide er een ‘markt’ voor het verwerven van accounts door vooral personen die niet wettig op het Belgische grondgebied verblijven. De concurrentie onder deze sans-papiers betreft zonder meer doffe ellende. Het illustreert sprekend tot welke vernederingen de neoliberale marktgecentreerde samenleving mensen kan brengen. Allicht volgt er binnenkort een ander proces, waarop de schuldigen voor het huidige systeem zich zullen moeten verantwoorden…

Het massale beroep op schijnzelfstandigheid als aggressieve vorm van sociale uitbuiting is overigens lang niet nieuw. Gedurende decennia konden, hetzij minder gedigitaliseerd, vergelijkbare praktijken worden waargenomen in tal van andere sectoren, zoals de bouw, het vervoer, de diensten, de land- en tuinbouw, de handel en e.a. Thans explodeert de praktijk vooral in de tak van de e-commerce.

Gedurende de ganse twintigste eeuw werd er verzet tegen gepleegd voor de rechtscolleges… en niet zelden met succes. Doch telkens opnieuw doken er nieuwe misbruiken van zelfstandige arbeid op. Zelfs de zogeheten verfijning van het wettelijk apparaat door de invoering van de ‘Arbeidsrelatiewet’ mocht niet baten. Het door die wet opgezette administratieve stelsel van criteria en aanwijzingen van zelfstandige en ondergeschikte arbeid leidde veeleer tot een impliciete legitimatie van het gebruik van het zelfstandigenstatuut in twijfelachtige omstandigheden.

Daarom lijkt voor ons de conclusie voor de hand te liggen. Als men werk wil maken van de strijd tegen de sociale uitbuiting en -uitsluiting, moet men afrekenen met het principe dat ten grondslag ligt aan het liberale recht der arbeidsverhoudingen. Men dient zich met andere woorden te interesseren voor de liberale vrijheid van arbeid. Allicht is het ook aangewezen zich af te vragen of het niet van enig cynisme getuigt te gewagen van vrijheid van arbeid, wanneer men zeer goed weet dat het kapitalisme elkeen die geen kapitaal bezit veroordeelt tot de arbeid voor derden.

De liberale vrijheid van arbeid als vrijgeleide voor sociale uitbuiting en -uitsluiting

Al meer dan een eeuw lang zijn we getuige van hoe de beschermende arbeidswetgeving en sociale zekerheid telkens weer worden ontweken en uitgesloten door het aangaan van contracten van zelfstandige arbeid, van overeenkomsten voor onderaanneming of zelfs vormen van vrijwilligerswerk, om nog over de schijnvennootschap te zwijgen.

Contracten voor zelfstandige arbeid komen voor onder verschillende noemers. Meestal gewaagt men van aanneming of onderaanneming van werk. Maar ook dienstenovereenkomst en lastgeving komen voor. Ook de noemer van het vrijwilligerswerk kan arbeid tegen betaling voor derden verschuilen. P2P is de vorm van vrijwillig werken, die door Deliveroo en soortgelijken wordt gebezigd om sociale en fiscale lasten te ontwijken. De besloten vennootschap tenslotte dient dan weer meer dan eens als scherm om ondergeschikte arbeid in de bouw, de tuinbouw en het vervoer te verbergen.

Al meer dan een eeuw lang zijn we getuige van hoe de beschermende arbeidswetgeving wordt ontweken en uitgesloten door het aangaan van contracten van zelfstandige arbeid.

De arbeidswetgever en bij uitbreiding de sociale regelgever mogen dan nog werk hebben gemaakt van de arbeids- en sociale bescherming van de werknemer, ze zijn er nimmer in geslaagd om, ondanks die bescherming, de sociale uitbuiting en uitsluiting te voorkomen. Het arbeidsrecht vindt uiteraard verplicht toepassing op de personen, die met een arbeidscontract zijn verbonden. Eenmaal de hoedanigheid van arbeidsovereenkomst verworven, sluit het dwingend karakter van de wetsbepalingen de contractvrijheid inderdaad in een belangrijke mate uit. Doch het ontwijken van de arbeidsbescherming situeert zich vroeger in de tijd en gaat terug tot het ogenblik van de keuze van de vorm, waaronder arbeid zal worden gepresteerd.

Het ontwijken geschiedt op het moment waarop de partijen de vrijheid van arbeid beoefenen en zo geheten vrij en in volle gelijkheid uitmaken voor welke rechtsvorm van arbeid ze opteren. De liberale vrijheid van arbeid werd voor het eerst gegarandeerd door het Decreet d’Allardre van 1791. Het decreet werd na de Belgische onafhankelijkheid in het Belgisch recht opgenomen. Sinds 1831 is de vrijheid van arbeid nog erkend geworden in verschillende andere teksten. Soms expliciet, doch meestal stilzwijgend.

Net zoals alle liberale vrijheden vormt ook de vrijheid van arbeid een louter formeel gegeven, dat helemaal geen rekening houdt met de economische draagkracht van de contractpartijen. Anders gesteld, de inkomensbehoevende werknemer wordt geacht even vrij te zijn als de kapitaalkrachtige ondernemer, bij wie hij zijn diensten hoopt te kunnen verkopen. De gelijkheid onder de partijen betreft dus meestal pure schijn, net zoals de vrijheid van de arbeidskracht zich meer dan eens beperkt tot het ‘mogen’ instemmen met de arbeidsvorm, die de ondernemer voorstelt. Zoals Anatole France het gevleugeld vatte: de wet verbiedt in zijn majestatische gelijkheid zowel de rijken als de armen onder bruggen te slapen, in de straten te bedelen en brood te stelen.

Anders gesteld, als de ondernemer op grond van de liberale vrijheid van arbeid er voor kiest om doorheen een zelfstandigencontract het dwingende arbeidsrecht te vermijden, is er een grote kans dat de behoefte aan inkomen de arbeidskracht noopt ‘in alle vrijheid’ de keuze van de ondernemer te ondergaan.

Het vermijden en ontduiken van de beschermende sociale wetgeving is van alle tijden en van alle soorten activiteiten. Van alle tijden, omdat ontwijkingen reeds frequent voorkwamen in de negentiende eeuw en doorheen gans de twintigste eeuw en het nu nog steeds doen. Van alle activiteiten, omdat schijnzelfstandigheid zich niet beperkt tot enkele bedrijfstakken, maar zich verspreidt over heel veel bedrijvigheden, zoals de bouw, het vervoer, de diensten, de distributie, de horeca, om nog te zwijgen over de land- en tuinbouw, de handel en de e-commerce….

Net zoals alle liberale vrijheden vormt ook de vrijheid van arbeid een louter formeel gegeven, dat helemaal geen rekening houdt met de economische draagkracht van de contractpartijen.

Natuurlijk kan de ontwijking voor de rechtscolleges worden aangeklaagd en bestreden. Maar de weg van de rechter biedt hoogstens sporadisch soelaas. Bovendien mag men nimmer vergeten dat het aan de economisch zwakkere partij toekomt om de kat de bel aan te binden en de ondernemer te dagvaarden, het gros van het bewijs te leveren en vooral de toch zware psychische en financiële last van een proces te dragen om uiteindelijk helemaal niet zeker te zijn behoorlijk vergoed te zullen worden.

Maar er is nog meer aan de hand. Het principe van het gezag van gewijsde, dierbaar aan de private procesgang, beperkt de reikwijdte van de rechterlijke uitspraak tot de gedingvoerende partijen. Anders gesteld, het corrigerende effect van de rechterlijke uitspraak op de praktijk van de wetsontwijking blijft zeer marginaal. Voor elk gewonnen proces kondigen zich een beduidend hoog aantal gevallen van nieuwe wetsontduiking aan. Toen einde jaren zestig in de rechtspraak de uitzendarbeid vast als een vorm van ondergeschikte arbeid leek beschouwd te worden, kondigde er zich einde jaren zeventig een nieuwe praktijk aan van schijnzelfstandigheid in de bouw, de distributie en het vervoer. Het lijkt wel dweilen met de kraan open.

De oorzaak van de kwaal is dan wel genoegzaam bekend maar noch de wetgever, noch de vakorganisaties durven het aan de liberale vrijheid van arbeid als sokkel van het arbeidsrecht aan te pakken. Het resultaat van deze inschikkelijkheid is niet te verwaarlozen. Het betreft een gigantische uitbuiting van de inkomensbehoevende arbeidskrachten, die alzo niet zelden de speelbal worden van nietsontziende ondernemers in hun spel van sociale dumping.

Doch het betreft ook een verregaande precarisering van de arbeidscontracten zelf door de sociale concurrentiedruk van de pseudo-zelfstandigen. Bovendien veroorzaakt dezelfde vrijheid van arbeid ook een massale uitsluiting van arbeidskrachten. Verstoken van enige sociale bescherming, impliceert het niet langer werken als zelfstandige voor heelwat economisch zwakkeren zonder meer de uitsluiting van de arbeidsmarkt en erger nog, vaak boutweg de uitsluiting uit de samenleving zelf. Om de balans van de liberale vrijheid van arbeid tenslotte nog te vervolledigen, dient ook nog gewezen op de systematische decennialange achteruitgang van de reële lonen. De conclusie ligt voor de hand. Het neoliberalisme en het sociaalliberalisme, steunend op de liberale vrijheid van arbeid, hebben gefaald als het op het instandhouden van een sociale rechtsstaat aankwam.

Naar een toestand van algemene sociale afscherming van betaalde arbeid voor derden

Arbeid dient in ondernemingen beter financieel gevaloriseerd en dient opnieuw aanspraak te kunnen maken op het deel van de ondernemingswinst, waarop het redelijkerwijze recht heeft. De oefening die erin bestaat te besparen op arbeid om op een kunstmatige wijze vooral middelen te reserveren om buitenmatig hoge dividenden uit te keren en CEO’s decadent hoge vergoedingen te betalen, lijden tot een versnelde vervreemding van de werknemers van hun onderneming.

Arbeid verdient meer respect van de kapitaalinbrengers en meer respect begint met een consequente naleving van de beschermende arbeidswetgeving. De invoering van een algemeen vermoeden dat arbeid tegen betaling voor derden enkel kan geschieden onder de vorm van een arbeidsovereenkomst, kan één van de instrumenten zijn die moeten toelaten het tij te keren. Vermoedens dat arbeid wordt verricht in het raam van een arbeidscontract zijn niet nieuw. Hun reikwijdte is evenwel beperkt tot een bepaald werk of een bepaalde functie. Ze komen zowel in het arbeidsrecht als in het sociaalzekerheidsrecht voor. We kunnen ondermeer verwijzen naar de handelsvertegenwoordigers, de studenten, de taxichauffeurs, de schouwspelartiesten en de veekeurders.

Doch veelal is het mogelijk het vermoeden te weerleggen en aan te tonen dat het in werkelijkheid om zelfstandige arbeid gaat.

Tewerkstelling moet het recht op individuele en collectieve arbeidsrechten openen en sociale zekerheidsbescherming garanderen.

Het vermoeden dat wij nu voorstellen is wel van een andere aard. Het betreft een algemeen vermoeden met een zeer beperkte en wel omschreven weerlegbaarheid. Het vermoeden vindt zijn legitimatie in een verstevigd sociaal grondrecht op arbeid. Inderdaad, in tegenstelling tot het huidige recht op arbeid, dat in regel niet verder strekt dan een morele of politieke plicht een optimaal werkgelegenheidsbeleid na te streven, zou het nieuwe grondrecht insluiten dat eenieder, die van het te gelde maken van zijn arbeidspotentieel leeft, recht heeft op een door het arbeidsrecht en door de sociale bescherming afgeschermde betrekking. Bovendien zou het principe van de vrijheid van arbeid in de liberale zin uit het recht verdwijnen. Tewerkstelling opent het recht op individuele en collectieve arbeidsrechten en garandeert sociale zekerheidsbescherming.

Een en ander maakt het moeilijker arbeidskrachten zonder beperking uit te buiten of ze volledig zonder inkomensgarantie uit te sluiten. Bovendien zou ook het terzijde schuiven van het algemeen vermoeden van arbeidscontract slechts in een wel omschreven aantal gevallen nog mogelijk wezen, zoals bijvoorbeeld het vrijwilligerswerk of nog de statutaire tewerkstelling. In elk geval wordt het onmogelijk om nog langer, zoals het nu nog kan, de arbeidsovereenkomst te ontwijken door het bestaan in te roepen van een contract voor zelfstandige arbeid of voor onderaanneming. Maar laat ons geen dupe zijn. Met het verdwijnen van de vrijheid van arbeid, verdwijnen niet de kapitalistische productieverhoudingen en is arbeid nog niet bevrijd van het juk van onderdrukking door het kapitaal. Wel worden de sociale uitbuiting en de sociale uitsluiting iets moeilijker en in elk geval wat minder meedogenloos.