Artikel

Oktober 1917 en de Belgische arbeidersbeweging

Georges Spriet

+

CLAUDE RENARD

—22 december 2017

Terwijl in Rusland de bolsjewieken de tsaar afzetten, koos in België de BWP voor de verderzetting van de oorlog en voor het parlementarisme. De kiemen van een Kommunistische Partij werden gelegd.

Octobre 1917 et le mouvement ouvrier belge

De Eerste Wereldoorlog is het kader waarin de gebeurtenissen van 1917 in Rusland zich konden ontwikkelen. Het is trouwens ook in de houding tegenover deze oorlog dat de revolutionaire socialisten zich definitief onderscheidden van de klassieke sociaaldemocraten. De revolutionaire socialisten bleven zich verzetten tegen de alliantie van hun leiders met de nationale burgerij in de verschillende oorlogvoerende landen.

Strijd onder imperialisten

In de jaren vóór 1914 werd in socialistische kringen tijdens de verschillende bijeenkomsten van de Internationale veel gedebatteerd over de vraag wat de gedragslijn moest zijn indien er een oorlog uitbrak. De arbeiders zouden met alle middelen — algemene staking inbegrepen — de oorlog moeten verhinderen.

Op een bepaald moment was duidelijk dat er geen vreedzame oplossing meer gevonden werd voor het belangenconflict tussen de oude imperialistische machten en Duitsland. Duitsland was in volle expansie en was pas later ingestapt in de wedloop naar overheersing van landen, markten en kolonies. Het wilde een deel van de koek. Het oorlogsgevaar groeide. Toch was niet iedereen ervan overtuigd dat er oorlog zou komen. Groot-Brittannië en Duitsland waren immers elkaars tweede grootste handelspartner, na de Verenigde Staten. Het kon toch niet dat die twee elkaar militair zouden bekampen? Maar het feitelijke beeld was wel duidelijk.

De Franse imperialisten wilden Elzas-Lotharingen terug, dat ze aan Duitsland waren kwijt gespeeld door de oorlog van 1871. Maar ze wilden ook het Rijnland veroveren, onderdrukken en plunderen, zoals later zou blijken uit het Verdrag van Versailles. Groot-Brittannië wilde in de eerste plaats zijn positie als wereldmacht consolideren, heersend over miljoenen Afrikanen en Indiërs.

En er was ook het conflict tussen Oostenrijk-Hongarije en Rusland over het meesterschap over de Balkan; en de ambitie van de Russische tsaar om Constantinopel over te nemen van het Ottomaanse rijk.

Grosso modo zou je kunnen stellen dat het internationale socialistische veld in drie delen uiteenviel toen Duitsland in augustus 1914 België binnenviel.

Op 4 augustus 1914 viel Duitsland België binnen. Een verschrikkelijke ervaring voor het Belgische volk. Maar wat met het lijden van de miljoenen koloniale slaven in Congo, dat onder de heerschappij stond van “poor little Belgium”? Het Belgisch kapitalisme was een speler geworden op het terrein van de imperialistische tegenstellingen. De ‘Belgische neutraliteit’ was een juridische fictie geworden. Louis de Brouckère schreef daarover kort voor de oorlog: “We hebben de annexatie van Congo goedgekeurd en we dachten een kolonie te hebben. Vandaag stellen we vast dat de kolonie ons heeft. We zijn toegetreden tot de kring van wereldmachten (…), maar de groten zullen ons niet laten doen, we moeten bewegen zoals zij het willen, bewapenen wanneer zij het zeggen, kosten maken wanneer zij het zeggen.”

Ideologisch zwak

De Belgische Werkliedenpartij (BWP) werd opgericht in 1885 als politieke uitdrukking van verscheidene arbeidersgroeperingen, coöperatieven en vakbonden. De partij beriep zich op het socialisme en zelfs het marxisme, maar de mentaliteit die heerste bij de coöperatieven en de niet-politieke groeperingen was die van een proletariaat dat nog maar pas was voortgekomen uit de onderste lagen van de kleinburgerij die zelf door de industrialisering was vertrappeld. Alleen grote politieke helderheid en een sterke ideologische ruggengraat hadden de socialistische leiders in staat kunnen stellen een revolutionaire lijn aan te houden. En daar zat net het probleem, zowel bij leiders als bij militanten. Hun kennis van het marxisme was oppervlakkig, er was steeds hoofdzakelijk ingezet op onderlinge steun en coöperaties. Eenheid onder de arbeiderseenheid en solidariteit werden herleid tot symbolen en focusten niet op een organisatiesysteem dat met een massabeweging de klassenstrijd zou voeren.

De partijkaders waren sterk in organiseren, maar velen vervreemdden snel van de verpauperde en ongeletterde massa. In de praktijk waren het de parlementsleden die de politieke lijn uitstippelden en de tactiek was volledig gericht op oppositie voeren in het parlement. Nochtans had de BWP in de Internationale eerder mee de lijn van de Duitse sociaaldemocraat Bernstein veroordeeld toen die ervoor pleitte dat de sociaaldemocratie zich zou aanpassen aan het kapitalisme.

De BWP telde weinig mensen met een grondige kennis van het marxisme. Hendrik De Man en Louis de Brouckère hadden die kennis wel. Met hun marxistische analyses volgden ze in het parlement geregeld een radicalere politieke lijn, maar ze zochten nooit contact met de concrete strijd van de arbeiders voor beter economische en sociale omstandigheden. In de vormingsdienst van de vakbonden waren er verscheidene lesgevers met een grondige politieke vorming. Een van hen was Charles Massart, die nauwer zou gaan aansluiten bij de vakbondsman Joseph Jacquemotte en de groep rond de krant L’Exploité in de strijd tegen de lijn van de partijleiding.

De opkomst van het nationalisme in de aanloop naar de Eerste Wereldoorlog was chauvinistisch gestook van de burgerij om de eigen belangen te dienen. Opportunisme en reformisme waren er de hoofdoorzaak van dat de arbeiderspartijen zelf een instrument werden van die nationalistische druk op de massa’s.

De oorlog

Grosso modo zou je kunnen stellen dat het internationale socialistische veld in drie delen uiteenviel toen Duitsland in augustus 1914 België binnenviel. De meerderheid stelde het patriottisme voorop. Daartegenover stond een linkerzijde die de oorlog zag als een imperialistisch conflict en er dus tegen was. Die groep trachtte zich te manifesteren via de internationale conferenties van Zimmerwald (1915) en Kienthal (1916). Tussen die twee in had je het Bureau van de Socialistische Internationale met zijn secretaris Camille Huysmans, dat zou trachten te bemiddelen tussen de socialisten uit de verschillende oorlogvoerende landen.

De grote oorlogskampen waren enerzijds de Entente met Frankrijk, Groot-Brittannië en Rusland, en anderzijds de Centrale Mogendheden met Duitsland, Oostenrijk-Hongarije, Bulgarije en het Ottomaanse Rijk.

Sociaaldemocratische partijen bleven de oorlog catalogeren als monsterlijk imperialisme maar tegelijkertijd werden de oorlogsdoelstellingen van de Entente geïdealiseerd.

Sociaaldemocratische partijen bleven de oorlog in theorie wel catalogeren als het “monsterlijk product van de tegenstelling die de kapitalistische maatschappij verscheurt met een agressief imperialistische politiek van koloniale expansie waarin elke regering een verantwoordelijkheid draagt”, maar tegelijkertijd werden de oorlogsdoelstellingen van de Entente geïdealiseerd. In België keurden de parlementsleden van de BWP unaniem de oorlogsbudgetten mee goed, en Emile Vandervelde werd vanaf de eerste oorlogsdagen minister van Staat. De Union Sacrée tussen de verschillende maatschappelijke klassen kreeg vorm. Later in 1915 werd in Le Havre een Belgische regering van Nationale Eenheid opgericht waarin Vandervelde werd opgenomen als minister zonder portefeuille, evenals de liberalen Hymans en Goblet d’Alviella.

De Belgische BWP zou een fervente aanhanger worden van het jusqu’au-boutisme: geen wapenstilstand zolang Duitsland niet is verslagen. Want de Belgische neutraliteit was door Duitsland vertrappeld, en dus ging het in ogen van de Belgische socialistische leiders voor ons land om een defensieve oorlog.

Lenin schatte de situatie wel anders in. Hij bestreed de oorlogsontwikkelingen. In 1915 schreef hij: “Laten we aannemen dat alle staten die belang hechten dat internationale verdragen gerespecteerd worden, Duitsland de oorlog zouden hebben verklaard en zouden eisen dat het zich terugtrekt uit België en schadevergoeding betaalt. Dan zou de sympathie van de socialisten uiteraard gaan naar de vijanden van Duitsland. Maar het doel van de Entente is niet België te helpen.” Met andere woorden, de inval in België bood een van de twee imperialistische blokken de kans om met nobele voorwendsels in de oorlog te stappen door te wijzen op de barbarij van de tegenstander en zich te beroepen op het internationaal recht. Het was onder dat voorwendsel dat Groot-Brittannië deelnam aan het conflict.

De BWP liet de ‘Belgische zaak’ volledig opgaan in de interventionistische propaganda van de Entente. Voor de oorlog vond Vandervelde nog dat de Russische socialisten zich in de allereerste plaats tegen het tsarisme moesten verzetten in geval van oorlog, in november 1914 stuurde hij een boodschap aan de Russische socialisten “dat de naties met een democratische regering, in dit verschrikkelijk conflict zouden moeten kunnen rekenen op de steun van het leger van het Russische volk”. Voor Vandervelde stond de verdediging van België voorop, en dus moest zelfs de vijand nummer één van het internationale socialisme, de Russische tsaar, aan ‘onze’ kant worden getrokken.

Het optreden van de Duitse bezetter was van die aard dat de Belgische arbeiders de Duitsers begonnen te haten als volk. In plaats van het militarisme en het imperialisme te verafschuwen, haatten ze alles wat Duits was. Dat schreef War Van Overstraeten in een rapport voor de Communistische Internationale in 1920. Die haat voor Duitsland bepaalde de houding van de BWP-top tegenover de verschillende initiatieven binnen het Bureau van de Socialistische Internationale – dat van Brussel naar Den Haag was verhuisd – om de sociaaldemocraten uit beide oorlogskampen bijeen te brengen.

Stockholm

16 december 1916 stelde het Bureau van de Algemene Raad van de BWP een nota op ter attentie van Emile Vandervelde en Louis de Brouckère. Deze beide leiders kregen de opdracht om te verklaren dat de Belgische socialisten slechts een ontmoeting zouden hebben met de Duitse socialisten om hen rekenschap te vragen over hun houding na de evacuatie van het binnengevallen Belgisch grondgebied. De nota vervolgde nog dat “het verderfelijk zou zijn om de arbeiders en soldaten van de geallieerde landen in verwarring te brengen met holle verklaringen”.

Dat was de officiële partijlijn, maar in de marge waren er kernen van militanten die het helemaal anders zagen.

Links bestreed het nationalisme van de partijleiding. Strijden voor de hervatting van de internationale betrekkingen was op zich al een daad van protest tegen het overweldigende nationalisme. Het was ook een teken dat de internationalistische geest niet dood was. Joseph Jacquemotte was de belangrijkste pleitbezorger van deze strijd. Tijdens de bezetting waren er voortdurend acties onder de arbeiders voor het herstel van de internationale betrekkingen.

Het internationalisme werd dus warm gehouden door die groepen die zich inzetten voor een Belgische deelname aan de voorgestelde conferentie van de socialistische Internationale in Stockholm, waartoe de Nederlandse en Zweedse partijen opriepen, gesteund door Camille Huysmans van het Bureau van de Socialistische Internationale.

Slechts een onbeduidende minderheid van de socialistische militanten kon ontsnappen aan de oorlogspsychose.

Door de oorlogsomstandigheden in België drong er bij de bevolking weinig door van wat zich afspeelde op het internationale toneel. Maar voor links was het ook moeilijk de massa’s te bereiken omdat de haat tegen de bezetter er zo diep in zat. Enkel in Gent was er een oppositiegroep, de zogenaamde Vredesgroep, die via contacten met Nederland en met een linkse Duitse soldaat weet had van de internationale conferenties van Zimmerwald en Kienthal. Net in dat “contact met een Duitser” vond Anseele in 1916 een gemakkelijk argument om de Vredesgroep uit de BWP te zetten.

De Antwerpse Socialistische Jonge Wacht, onder meer met Jef Van Extergem, combineerde zijn Vlaams-nationale gevoel met sociale eisen en aandacht voor internationalistische posities. De groep werkte aan een links ‘activisme’. In de marge van dat activisme vinden we ook de Vlaamse Socialistische Partij met Edward Joris, die deelnam aan de voorbereidingen voor de socialistische Internationale in Stockholm. De Gentse en Leuvense SJW steunden deze lijn. Maar Joris compromitteerde zich uiteindelijk met de bezetter.

Andere kleine onafhankelijke groepen gaven pamfletten uit waarin ze de oorlog veroordeelden en erop wezen dat er voor de arbeider maar één oorlog bestaat: de klassenoorlog. Anderen vonden dat het politieke monopolie van de partijen doorbroken moest worden door een internationale syndicale unie. Ze meenden dat politieke strijd en acties op het economische terrein elkaar niet uitsloten. De Socialistische Revolutionaire Federatie hield vast aan het charter van Quaregnon om een onmiddellijke democratische vrede te eisen: de afschaffing van het salariaat en de privé-eigendom, de prioriteit van opstand en directe massa-actie tegenover staatspolitiek en de parlementaire methode.

De vaststelling die de marxist Charles Massart maakte dat slechts een onbeduidende minderheid – une infime minorité – van de socialistische militanten kon ontsnappen aan de oorlogspsychose, lijkt een goede conclusie om de toestand in België te beschrijven. De conferentie van Stockholm heeft nooit plaats gehad.

1917

De Februarirevolutie van 1917 in Rusland dwong tsaar Nicolaas II tot troonsafstand. Er werd een Voorlopige Regering gevormd onder leiding van prins Lvov (van de liberale Constitutionele Democraten, de ‘Kadetten’), en waarvan ook Kerensky, parlementslid voor de Troedoviki (Labour) van de Sociaal-Revolutionaire Partij en lid van de Sovjet van Petrograd, deel uitmaakte. Kerensky werd vanaf 24 juli (Juliaanse kalender) de minister-president van de Voorlopige Regering. De bolsjewieken wonnen snel aan invloed door de campagnes “Vrede, brood en land” en “Alle macht aan de Sovjets” en op 24 oktober (Juliaanse kalender) kwamen ze aan de macht.

Zoals alle sociaaldemocratische partijen had ook de BWP in maart (Gregoriaanse kalender) de val van de tsaar positief onthaald. De alliantie met het Rusland van tsaar Nicolaas II was altijd al problematisch geweest voor de geloofwaardigheid van de stelling dat de Entente vocht voor de democratie en het recht van de volkeren. Deze revolutie kwam de BWP dus goed uit, want nu kon het oude tsarenrijk ondergebracht worden bij de “vrije naties”: landen met een liberale grondwet en parlementaire instellingen. Nu ook de Verenigde Staten van Amerika deelnamen aan de oorlog was de ene zijde van het front samengesteld uit democratische landen, en de andere uit half-feodale, half-absolutistische machten. Deze Russische revolutie had volgens Vandervelde “nieuwe omstandigheden gecreëerd die toelieten om de anti-imperialistische actie – maar eigenlijk werd bedoeld anti-Duitse actie – nieuwe intensiteit en draagkracht te verlenen”.

De BWP zag in de gebeurtenissen in Petrograd dus steun voor haar standpunt om oorlog te voeren tot Duitsland op de knieën was gedwongen. Ze zou dat nog eens onderstrepen door een driekoppige delegatie naar Rusland te sturen om er te gaan pleiten voor de voortzetting van de oorlog. Het idee kwam van Vandervelde maar had de goekeuring van de ministerraad. Hij wilde de Russische socialisten overtuigen om de strijd tegen de buitenlandse vijand voort te zetten. Om de slaagkansen van zijn onderneming te vergroten, liet hij zich vergezellen door “twee van de meest radicale vertegenwoordigers van de socialistische ideologie, De Brouckère en De Man”. De reis had plaats van 7 mei tot 25 juni 1917. Volgens Vandervelde hing het voortbestaan van de Voorlopige Regering af van de materiële en vooral morele mogelijkheid van een militair offensief. En Hendrik De Man meende dat ze als “predikers van de heilige oorlog naar het front gingen”.

Het valt moeilijk te ontkennen dat de leiders van de BWP zich in die tijd heel ver op het contrarevolutionaire pad begaven. Vandervelde was ervan overtuigd dat de revolutie zou mislukken omdat de meeste Russische arbeiders ongeletterd waren. De Brouckère van zijn kant assimileerde het bolsjewisme met een “Aziatische en barbaarse vervorming van een beschaafd Europees concept”. Voor de meerderheid binnen de partij stonden hervorming en revolutie tegenover elkaar.

Revolutie

In juli 1917 wilden bolsjewistische soldaten Petrograd innemen. Ze vreesden dat Petrograd helemaal in handen van de burgerij zou vallen als ze de legers van Kerensky zouden gaan versterken. De zaak mislukte.

Een officieel document van de BWP uit 1918 stelt dat de Russische revolutie het Duits imperialisme versterkt.

In haar beschouwingen van 31 juli 1917 beschuldigde de BWP de bolsjewieken ervan de “zuivere socialistische doctrines te misbruiken om eigenlijk de koning van Pruisen te helpen”. Helemaal in de lijn van de propaganda die in de Oktoberrevolutie de hand van Duitsland zag en in Lenin zelfs een “Duits agent”, stelt een ander officieel document van de BWP op 3 november 1918 dat de Russische revolutie het Duits imperialisme versterkt. Hoewel de Entente hemel en aarde had bewogen om uit te leggen dat (tsaristisch) Rusland een bondgenoot was, weigerde diezelfde Entente na de winst van bolsjewieken principieel elk akkoord met de Sovjetmacht.

Een diepere reden van het militante antibolsjewisme van de BWP-leiding was ook dat ze trouw was aan de Union Sacrée. Boven was de leiding nationalistisch en hoopte op een grotere politieke rol na de oorlog in een burgerlijk democratisch bestel. De BWP stelde zich op als de partij die België van een echte revolutie kon vrijwaren door gematigde hervormingen naar voren te schuiven. Nu de arbeiders in Rusland de macht hadden genomen, sloeg over heel Europa de angst bij de burgerij toe. De burgerij beschouwde de BWP daarom als een onmisbare bondgenoot. Het politieke regime kon maar behouden blijven als de BWP werd opgenomen in het regulatiesysteem van de regeringspartijen.

Volgens getuigenissen van die periode vielen de revolutionaire gebeurtenissen in Rusland – hoewel ze niet goed gekend waren hier – samen met een zekere heropleving van een (vage) internationalistische gedachte in bezet België. De strijd van de internationalisten om de BWP te doen deelnemen aan de conferentie van Stockholm kreeg de wind in de zeilen in de periode na de Oktoberrevolutie. De gevolgen waren onmiddellijk voelbaar. De oppositie tegen de oorlogslijn kon zich verbreden en er ontstond ter linkerzijde een begin van actieoverleg dat opriep tot een democratisch debat over de stellingen van de Algemene Raad van de BWP.

Het Antwerps federaal comité van de partij stelde begin november 1917 dat er “geen enkele reden meer bestaat om nog langer een afwijzende houding aan te nemen voor wat betreft de deelname aan de conferentie van Stockholm”. De Antwerpse federatie beriep zich op de veranderde internationale situatie door te verwijzen naar de “voorstellen van de Russische Sovjets omtrent de voorwaarden voor vrede”. Ook de Algemene Syndicale Federatie van Antwerpen wilde dat de nationale Syndicale Commissie “alles in het werk zou stellen om de vrede te realiseren en om de internationale arbeidscontacten te herstellen”. Uit de verslagen van de Algemene Raad van de BWP blijkt dat het vooral Jaquemotte was die zich uitsprak voor deelname aan de conferentie van Stockholm.

De Brusselse BWP-federatie was al voor de oorlog de meest gepolitiseerde. Charles Massart speelde er een belangrijke rol, net als Joseph Jacquemotte. De Liga’s van Laken en Ukkel behoorden duidelijk tot de linkse oppositie: “Het is van belang dat de Russische revolutie niet beperkt blijft tot het Russisch grondgebied: het Russische proletariaat doet de proletarische massa’s ontwaken uit de groeiende verwarring van de oorlogsgebeurtenissen.”

Er verschenen in diezelfde periode pamfletten van de ‘Internationalistische Groep, Belgische afdeling’ met de stelling dat het “crimineel was en tegen de principes van het socialisme om de voortzetting van de oorlog te steunen”. Wellicht ging het om de Belgische tegenhanger van een gelijkaardige Franse groep van Zimmerwald-aanhangers.

In Gent werd de toon in de publicaties van de Vredesgroep na de Oktoberrevolutie nog radicaler. De Socialistische Jonge Wacht van Gent ging het verst in de revolutionaire verwoording van de ideeën. Deze evolutie werd versterkt door de invloed uit Nederland, waar de socialisten van De Tribune zich intussen hadden aangesloten bij de linkerzijde van Zimmerwald. De groep gaf in juli 1918 een brochure uit met als titel Ons Standpunt, die de solidariteit uitdrukte van de Gentse SJW met de Oktoberrevolutie. Ze riep op tot steun aan de bolsjewieken, “die onder moeilijke omstandigheden, verlaten en verraden door praktisch de gehele Internationale, het autocratisch tsaristisch regime vervangen hebben door een socialistische republiek, een communistische republiek van de arbeiders … Het doel van onze socialistische strijd.” In het voorwoord van deze brochure schrijft de Vredesgroep: “De Tweede Internationale kon deze oorlog niet verhinderen; haar historische rol beperkte zich tot het samenbrengen van arbeidersorganisaties uit verschillende landen. De rol van de IIIde Internationale ligt in de oprichting van een organisatie die de hele wereld zal bestrijken.”

De anarchistische propaganda kende op haar beurt een opleving vanaf oktober 1917. Vurige tirades tegen de oorlogsprofiteurs, de syndicale leiders, de burgerij en de patriotten in het algemeen, vulden de pagina’s van kleine anarchistische bladen zoals De Volkswacht van Leuven en La Révolte van Brussel.

In augustus 1918 verscheen, op initiatief van het Bureau van de BWP, een clandestiene brochure met de titel La Révolution Russe. Ze bevatte een voorwoord van Joseph Wauters, directeur van de krant Le Peuple. Joseph Jacquemotte was verantwoordelijke uitgever. De brochure bevatte heel wat kritiek op de bolsjewieken want “ze tekenden een beschamende vrede met het Duits imperialisme”. Er werd hen een “nakende ondergang” voorspeld. Maar er stond ook andere informatie in. Bijvoorbeeld een synthese van Lenins argumenten voor de ratificatie van het Verdrag van Brest-Litovsk, en lof voor de “ontroerende grootsheid” van hun sociaal werk. Deze brochure had dus de verdienste om – onder toezicht van de partij – een eerste kennismaking te laten doorsijpelen met de ware doelstellingen van de revolutie. En is wellicht ook een teken dat zelfs op het allerhoogste niveau en zelfs bij de felle oorlogshardliners als Wauters, de Oktoberrevolutie overwegingen opriep die niet altijd overeenkwamen met de officiële stellingen.

In die periode groeide twijfel over de Union Sacrée. De groep L’Ère Nouvelle met Joseph Thonet verwierp elke socialistische deelname in een na-oorlogse burgerlijke regering en sprak zich uit voor een “krachtige actie tegen het kapitalistisch systeem dat zijn tijd had gehad door de wereld in vuur en vlam te hebben gezet”. In tegenstelling tot anderen uit de groep Thonet had zich openlijk achter de bolsjewieken geschaard. Dit toont in welke mate veel socialisten nog door de angst van de oorlog waren getekend, maar toch al open stonden voor een verlinksing.

Na de oorlog

Alles wel beschouwd was de invoering van het algemeen stemrecht — unaniem door de Kamer aangenomen in april 1919 — niet meer dan een laattijdige rechtzetting van een politiek anachronisme. Maar voor de arbeiders was het een teken van hoop dat ook hun andere eisen zouden worden verwezenlijkt — zoals de wet op de achturendag, werkloosheidsverzekering, verbetering van de pensioenen, uitbreiding van de syndicale vrijheden — wat later ook gebeurde. Dat is niet slechts aan de Union Sacrée te danken. Het is evident dat de burgerij bang was dat het bolsjewisme de arbeidersbeweging zou besmetten. Dat er een socialistische staat bestond was op zich al een enorm steun voor de economische en politieke strijd van de arbeidersklasse in de kapitalistische landen. Maar het feit blijft dat de BWP een aantal successen heeft kunnen boeken dankzij een onmiskenbare, dikwijls spontane mobilisatie van het proletariaat.

Overal kregen de bolsjewieken respect voor hun revolutionaire doeltreffendheid maar voor de BWP-leiding was het bolsjewisme de “negatie van het socialisme”.

De politiek van hervormingen was eigenlijk de lijn van de burgerij toen, maar de directe resultaten werden toegeschreven aan de BWP-leiding. Dat gaf haar de nodige autoriteit om de Belgische internationale revolutionaire beweging de pas af te snijden. Overal kregen de bolsjewieken respect en aantrekkingskracht voor hun revolutionaire doeltreffendheid, maar voor de BWP-leiding was het bolsjewisme de “negatie van het socialisme”.

De regering had elk wapentransport voor het Witte Leger dat oorlog voerde tegen de bolsjewieken verboden. Toen midden augustus 1920 twee munitietreinen uit Frankrijk in Antwerpen aankwamen, kneep de regering echter een oogje dicht. Tijdens het laden van een Amerikaanse boot brak een kist open en die bleek van vol geweren te zitten. De dokwerkers legden onmiddellijk het werk neer uit solidariteit met de socialistische revolutie in Rusland.

De jaren 1919-1920 was er in België veel sociale onrust in de mijnen, de staalsector, de banksector, het stedelijk vervoer. Na de verkiezingen van december 1919 kreeg de BWP een vierde minister: Jules Destrée op Openbare Opvoeding. Maar de triomf van 1919 ruimde plaats voor teleurstelling. Met de economische verslechtering midden 1920 ging het patronaat in de aanval. De arbeiders beleefden harde tijden. De werkloosheid groeide en het leven werd duurder. In Ougrée-Marihaye was er een staking die maanden duurde en rijkswacht en de Ligue Civique werden ertegen ingezet. Julien Lahaut, de secretaris van de staalarbeidersbond, werd gearresteerd en als “bolsjewistische pion” uit de vakbond gezet. Naar verluidt speelde deze ervaring een rol in zijn latere evolutie naar het communisme. De strijd van de BWP-leiding tegen militanten die haar politiek contesteerden zou niet verminderen.

In november 1919 noemde L’Exploité de Tweede Internationale een “weerbarstig kadaver”, maar sloot toch nog niet helemaal uit dat ze weer tot leven kon worden gewekt op voorwaarde dat ze de weg zou opgaan van een resolute klassenstrijd. Zo’n strijd hield ook volledige solidariteit in met de Sovjetstaat die langs alle kanten werd aangevallen. Charles Massart meende dat de bevrijding van Rusland de weg opende voor een overwinning van het socialisme in heel Europa.

Stap voor stap verscherpte de oppositie binnen de BWP. Zowat overal hadden er zich groepen van Amis de l’Exploité gevormd, die betrekkelijk sterk gestructureerd waren in het Brusselse, wat meer verspreid in Wallonië, met ook een aanwezigheid in Vlaanderen, met name in Antwerpen, Gent, Komen, Lier, Niel. Klassenstrijd was hun centraal punt. De revolutionairen zochten steun op plaatsen waar de arbeidersklasse had ervaren wat de politieke grenzen zijn van het reformisme. In tegenstelling tot andere revolutionaire geschriften uit die periode besteedde L’Exploité heel wat ruimte aan de binnenlandse politiek en aan de sociale strijd in België.

Uiteindelijk werd de werkelijke geboorteakte van de Kommunistische Partij van België geschreven met het fusiecongres van 3 en 4 september 1921 in Brussel.

Vanaf de wapenstilstand verzetten Jacquemotte en de zijnen zich tegen regeringsdeelname van de socialisten. Tijdens een buitengewoon congres van de BWP op 1 november 1920 had een grote meerderheid van de Antwerpse federatie zich aangesloten bij de Brusselse en eisten ze samen het ontslag van de socialistische ministers. Hoe groter de ontevredenheid bij de bevolking, hoe scherper socialistisch links — met de groep rond L’Exploité als speerpunt — zich manifesteerde tegen de klassencollaboratie. Deze georganiseerde aanvallen op de meerderheidstendens werden gezien als een gewilde overtreding van de partijdiscipline.

Communistische groepen

Dat alles leidde ertoe dat de Algemene Raad van de BWP de groepen van Amis de L’Exploité dwingend verzocht zich te ontbinden. Jacquemotte beschouwde dit als een maatregel van uitsluiting. Hij wilde de BWP niet halsoverkop verlaten, maar moest toch zijn tactiek aanpassen. “We menen dat de organisatievorm van de BWP ons gedurende een tijd dwong tot handelen binnen de structuur, zolang onze mogelijkheid tot handelen gevrijwaard was en tot we sterk genoeg zouden zijn geworden om een communistische partij op te richten die van bij aanvang een ernstige invloed zou hebben op de proletarische massa’s”, schreef hij daarover later in een rapport.

Jacquemotte en Massart wilden dus ten alle prijze vermijden snel “een groep buiten de arbeidersklasse” op te richten. De dringendste taak was dan ervoor te ijveren dat de vakbonden zich zouden zich losmaken uit de greep van de reformistische politici. Ze meenden dat er moest gestart worden met het opstellen van een programma met algemene lijnen voor de revolutionaire actie in België en ze wilden dat de Amis de l’Exploité moreel zouden aansluiten bij de Communistische Internationale. Dit gebeurde op 29 mei 1921.

Terwijl Jacquemotte en zijn medestanders strijd leverden binnen de structuur van de BWP, hadden er zich op enkele plaatsen in het land al communistische kernen gevormd. Meestal waren die samengesteld uit oudgedienden van de SJW die de partij hadden verlaten of die waren uitgesloten omdat ze Sovjet-Rusland iets te hard hadden verdedigd, of omdat ze het reformisme te fel hadden aangeklaagd.

De eerste communistische groepen ontstonden in Vlaanderen. In Gent hadden enkele militanten van de Vredesgroep een communistische groep opgericht in 1918, met Oscar Van den Sompel als secretaris. Er was ook een Antwerpse communistische groep met voornamelijk linkse Vlaamsgezinden en anarchisten. Een aantal SJW’ers verlieten deze groep om de Unie van de Communistische Jeugd op te richten, die nauw aansloot bij de groep rond War Van Overstraeten. In Leuven bestond de communistische groep volledig uit anarchisten. Die groep weigerde zich aan te sluiten bij de Derde Internationale. Op 31 januari 1920 richtten deze verschillende groepen de Vlaamse Communistische Federatie op met een weekblad, de Internationale.

Nadat haar blad door de partijleiding werd verboden besloot de Brusselse SJW op 15 februari 1920 het tweewekelijkse blad L’Ouvrier Communiste te lanceren, met de boodschap dat het parlementarisme nu wel definitief zijn failliet had bewezen. Op 4 februari 1920 vertegenwoordigde War Van Overstraeten de communistische groep van Brussel op een conferentie die door het voorlopig Bureau van de Communistische Internationale in Amsterdam was georganiseerd. L’Ouvrier Communiste toonde zijn grote ambities als orgaan van de Communistische Federatie van Wallonië vanaf juni 1920. Er waren communistische groepen in Jumet-Gohyssar en in Marchienne-Docherie, en ze kregen onder meer aanhangers bij de Jeune Garde Socialiste van Seraing, Verviers, en Carnières. De Communistische Federatie van Wallonië telde een 200-tal leden toen de secretaris, War Van Overstraeten, deelnam aan het IIde congres van de Communistische Internationale in Moskou.

In december 1920 kwam er de fusie van de Waalse en Vlaamse federaties waardoor L’Ouvrier Communiste een Vlaamse tegenhanger kreeg: De Kommunistische Arbeider. War Van Overstraeten en zijn vrienden die merendeels recent uit de SJW kwamen, hadden weinig ervaring met de arbeidersbeweging. Ze waren resoluut antiparlementair en achtten het systeem met sovjets (raden) superieur. Toen ze zich rekenschap gaven van de positie van Lenin probeerden ze aan te tonen dat het antiparlementarisme in het algemeen te veroordelen viel, maar toch te verantwoorden was in het specifieke Belgische geval.

Het is dus helemaal niet verwonderlijk dat de verhoudingen tussen deze partij en de strekking die zich ‘jacquemottisten’ noemde, lange tijd vertroebeld waren. L’Ouvrier Communiste viel meer de vermeende centristische houding van L’Exploité aan dan het opportunisme van de rechterzijde. De groep Van Overtraeten veroordeelde het parlementarisme, maar ook de vorming van een massapartij: “België heeft nood aan een revolutionaire elite die zich volledig, intellectueel en psychologisch, heeft ontdaan van de greep van elke burgerlijke ideologie.” De vakbonden werden beschouwd als organisaties van de burgerlijke staat die moesten dienen om de “massa’s te omkaderen”. De communisten moesten in haar ogen wel lid van de vakbonden blijven, maar om er het reformisme te ontmaskeren en om ze uiteindelijk via directe propaganda op de werkplaats te kunnen vervangen door fabrieksraden en actiecomités. Jacquemotte werd verweten dat hij op syndicaal vlak perfect op de lijn zat van de sociaaldemocraten.

Octobre 1917 et le mouvement ouvrier belgeDe vijandigheid tussen beide groepen ging niet liggen toen de federatie van Les Amis de L’Exploité brak met de BWP. Onmiddellijk na haar oprichting werd deze nieuwe partij uitgenodigd door het Uitvoerend Comité van de Communistische Internationale om “als sympathiserende groep met raadgevende stem deel te nemen aan het IIIde congres van de Communistische Internationale en om een rapport op te stellen met het oog op aansluiting”. Er werd aangestuurd op een fusie tussen de twee Belgische leden van de Communistische Internationale. Uiteindelijk werd de werkelijke geboorteakte van de Kommunistische Partij van België geschreven met het fusiecongres van 3 en 4 september 1921 in Brussel.

De partijvorming duurde eigenlijk verschillende jaren. Haar eerste echte wapenfeit behaalde de partij met een solidariteitscampagne met Sovjet-Rusland dat geteisterd werd door een vreselijke hongersnood. Dat was eigenlijk humanitair werk maar voor de Belgische communisten was het “de beste manier om vandaag internationale proletarische solidariteit en gehechtheid aan de Russische revolutie te betuigen”.

Naar aanleiding van de honderdste verjaardag van de Oktoberrevolutie vertaalde archiefinstelling DACOB het boek Octobre 1917 et le mouvement ouvrier belge van Claude Renard naar het Nederlands. Dit is een samenvatting van het document dat Renard vijftig jaar geleden schreef als kaderlid van de Parti Communiste de Belgique. Zie: www.dacob.be