Sinds de release van de film Pride tien jaar geleden, is het verhaal van Lesbians and Gays Support the Miners legendarisch geworden. Vandaag reflecteren de leden van LGSM op de lessen die ze leerden uit deze strijd.
Jonathan Blake herinnert zich zijn eerste reis naar Onllwyn, een dorp in de Neath Valley in Zuid-Wales, in oktober 1984 nog goed.
De avond ervoor waren we verdwaald, dus de eerste avond van het bezoek ging niet door. Toen we uiteindelijk aankwamen, wrongen we ons allemaal binnen in het huis van Dai Donovan en de volgende dag gingen we naar het bijstandskantoor. Het werd doodstil toen wij binnenkwamen. We dachten allemaal hetzelfde: ‘Oh, fuck.’
Zuid-Wales was de meest solide regio van Groot-Brittannië tijdens de mijnwerkersstaking; uit gegevens blijkt dat ongeveer 93 procent van de mijnwerkers het hele jaar in staking bleef. Dai Donovan, een mijnwerker en vakbondsafgevaardigde voor de Neath, Dulais, and Swansea Valley Miners Support Group, vertelt dat er in de valleien het gevoel leefde dat dit een noodzakelijke strijd was tegen het politieke parcours van Thatcher. Maar tegen de derde maand, zegt hij, “was het duidelijk dat de regering haar acties dag na dag liet escaleren, laat staan week na week”. Het werd duidelijk dat er grootschalige fondsenwervingen nodig zouden zijn om de 2.500 stakers en hun gezinnen in zijn gebied te blijven steunen.
Die druk wilde Lesbians and Gays Support the Miners (LGSM), de groep waarmee Jonathan Onllwyn bezocht, helpen te verlichten. Zij kenden de vijandigheid van de staat immers uit eerste hand. Drie jaar eerder had HIV Groot-Brittannië bereikt. Jonathan was de eerste man in Londen die de diagnose kreeg. In de praktijk betekende dat dat hij op zijn 33e te horen kreeg dat er palliatieve zorg beschikbaar zou zijn als het zover was, waarschijnlijk binnen negen maanden. “Mijn wereld stortte in,” zegt hij.
Het virus – aanvankelijk ‘Gay-Related Immune Deficiency’ of GRID genoemd – gaf de rechtse pers en de staat “wat ze wilden” op nationale schaal, vervolgt Jonathan: een excuus om homo’s opnieuw zwart te maken na de vooruitgang in decriminalisering en de homo-emancipatie in de jaren ’60 en ’70. « Het was zwaar,” zegt hij. “We begrepen de wapens die de samenleving had. Wat de politie met je kan doen. Hoe ze je kunnen treiteren, je leven kunnen verwoesten, als ze daar zin in hebben.”
Dai getuigt over de generositeit van de lesbische en homo-activisten. Zij zagen dit gemeenschappelijke lijden door toedoen van de politie en de kranten als een manier om banden te smeden. « Ze zeiden niet: “Je moet er maar mee leren omgaan, net als wij”,” benadrukt hij. « Ze zeiden: “We gaan aan jullie kant staan ».”
“We hebben tweeënhalf uur bij een kop koffie zitten praten over onze haat tegen Thatcher en de Conservatieven, en wat zij van het land aan het maken was”
Echter, de gedeelde visie op iets voorbij het huidige geweld was misschien wel de sterkere kracht bij het creëren van de band tussen LGSM en de mijnwerkers. “We hadden onszelf bewust een zeer beperkte taak gegeven [het steunen van de mijnwerkers] en dat was absoluut juist,” legt Mike Jackson, een van de oprichters van LGSM, uit. “Maar daaronder zit natuurlijk de strijd voor klassensolidariteit, voor socialisme. Er was een hele wereld waarvoor we vochten onder dat draaiboek, net als de mijnwerkers zelf.”
Mike had LGSM kort na Pride 1984 opgericht met Mark Ashton, een medevrijwilliger bij het Londense Gay Switchboard en een jonge communist. In All Out! Dancing in Dulais – de korte zelfgemaakte documentaire over het werk van LGSM die de inspiratie vormde voor de speelfilm Pride uit 2014 – geeft Mark een eenvoudige uitleg over dit wereldbeeld en de verenigende kracht ervan: “Het gaat niet alleen om het verdedigen van de mijnwerkers. Het gaat over het verdedigen van het recht om je te organiseren.”
Deze nadruk – niet alleen op gedeeld lijden, maar ook op gedeelde strijd – werd Dai meteen duidelijk toen hij in september 1984 op Paddington Station in Londen aankwam om de LGSM-leden te ontmoeten en de ‘verbroedering’ van de twee groepen officieel te maken. « We hebben tweeënhalf uur bij een kop koffie zitten praten over – als ik het grof mag uitdrukken – onze haat tegen Thatcher en de Conservatieven, en wat zij van het land aan het maken was,” zegt Dai. “Het ging niet om hun seksualiteit. Het ging over onze wederzijdse politieke dimensies.”
Er waren natuurlijk mensen in de mijndorpen voor wie seksualiteit een knelpunt was. Ik denk niet dat er felle tegenstand was, maar in een van de eerste vergaderingen was er een discussie over of het wenselijk was om de LGSM te verwelkomen,” herinnert Dai zich. Hij wilde er geen tijd aan besteden: “Niemand had me ervan kunnen overtuigen om LGSM niet te verwelkomen, wanneer we dat voor andere steungroepen wel hadden gedaan.”
Het is leuk om je voor te stellen dat de eerste persoon die ging staan en de stilte verbrak door te applaudisseren voor de bezoekende LGSM-leden in Onllwyn, deze socialistische solidariteit in gedachten had. Maar wat het ook was, de anderen volgden en al snel klapte de hele zaal. “De staande ovatie veranderde alles voor ieder van ons tijdens dat bezoek,” zegt Mike. “Niemand van ons had dat verwacht. Binnen een paar seconden versterkte het onze toewijding, passie en vastberadenheid.”
Klassensolidariteit
De voordelen – persoonlijk en politiek – van de solidariteit tussen LGSM en Dulais bloeiden meteen. Jonathan had in december 1982 een zelfmoordpoging ondernomen, volledig ondersteboven van zijn diagnose. Daarna ging hij op zoek naar ‘escapisme’. « Alles wat ik kon vinden om me mee bezig te houden, zodat ik niet aan het virus hoefde te denken. » Hij ontmoette zijn partner Nigel tijdens een reis naar Greenham Common, georganiseerd door Gays for a Nuclear Future in 1983, en toen LGSM het jaar daarop van start ging, was het duidelijk dat ze zich zouden aansluiten. “Deel uitmaken van deze groep was gewoon het beste escapisme,” zegt hij.
Dai beschrijft ook recentere gesprekken met mensen die tijdens de staking opgroeiden als homoseksueel in de mijnbouwgemeenschappen in Zuid-Wales en die de bezoeken van LGSM ‘levensveranderend’ vonden. « Het stelde hen gerust dat ze ‘normaal’ waren en recht hadden op hetzelfde gevoel van eigenwaarde als de andere jongeren om hen heen,” zegt hij. De ontmoeting met LGSM was van onschatbare waarde voor hen en stelde hen in staat op te groeien tot de trotse, zelfverzekerde leden van de samenleving die ze nu zijn.
Op een bredere schaal mobiliseerde LGSM het arbeidersdeel van homoseksueel links in Londen. “LGSM was een grote daad van klassensolidariteit binnen de LGBT-gemeenschap die nog nooit eerder was gezien op die schaal,” zegt Mike. « Dat was voor ons het bijzonder opwindende eraan! Het arbeidersdeel van de LGBT-gemeenschap had plotseling een stem en was niet bang om die stem te verheffen ter ondersteuning van de mijnwerkers. »
Volgens Mike was dit klassenbewustzijn van vitaal belang wanneer ze moesten omgaan met tegenstanders binnen de LGBT-gemeenschap in Londen. Zij vroegen aan de LGSM-leden die aan ontmoetingsplaatsen voor homo’s geld inzamelden: “wat hebben de mijnwerkers ooit voor ons gedaan?”
“LGSM was een grote daad van klassensolidariteit binnen de LGBT-gemeenschap die nog nooit eerder was gezien op die schaal”
Dan keken ze hen aan en zeiden: « Mijn vader is een mijnwerker. Mijn oom is mijnwerker, mijn broer is mijnwerker. » Dat was hun antwoord. Wat hebben ze voor ons gedaan? Ze zijn al generaties lang kostwinners voor onze families.
Aan andere critici die een meer neerbuigende kijk hadden op LGSM’s klassenpolitiek werd nog minder aandacht besteed. Mike herinnert zich een homoseksuele journalist die een column schreef in een krant met de volgende strekking: “Noem me liberaal, middenklasse en intellectueel, maar ik vraag me af of het steunen van de mijnwerkers wel vruchten voor ons zal afwerpen.” Het antwoord van Mike en Mark: « Liberaal en middenklasse misschien, maar intellectueel? »
Naarmate persoonlijke overtuigingen en politieke banden werden verstevigd, stroomden ook de fondsen toe. Tegen het einde van 1984 waren er LGSM-groepen opgericht in tien andere steden in het hele land, samen met Lesbians Against Pit Closures, de groep die alleen uit vrouwen bestond en zich richtte op het organiseren van mijnwerkersvrouwen. Met steunophalingen en verschillende grote evenementen, met name het Pits and Perverts Ball, haalde de Londense LGSM £22.000 op voor gezinnen in Dulais. De steun kon natuurlijk niet voorkomen dat de staking verloren werd, maar er waren andere positieve resultaten die Mike en zijn kameraden niet hadden voorzien.
LGSM was erbij, dat sombere weekend in maart 1985. Jonathan herinnert zich de ‘hartverscheurende’ ervaring om de mijnwerkers terug naar de mijnen te zien marcheren, terwijl hun orkesten speelden en ze hun spandoeken omhoog hielden. Tijdens dit alles bevestigden de mijnwerkers echter al snel op hun beurt hun steun aan LGSM. Mike herinnert zich de bijeenkomst van de steungroep waarin het verlies van de staking werd aangekondigd:
Een van de mijnwerkers stond op en zei: “Voor ons is het voorbij, maar nu is het aan ons om onze steun te geven aan degenen die ons gesteund hebben, niemand meer dan de lesbiennes en homo’s die hier vandaag bij ons zijn, en die onze steun nu nodig hebben.”
Jonathan vertelt over de periode die volgde:
Het waren de mijnwerkers uit Zuid-Wales die druk uitoefenden op de NUM [National Union of Mineworkers] om hun blokstem te gebruiken, en om andere vakbonden zover te krijgen dat ze ook hun blokstem gebruikten, die ervoor zorgden dat lesbische en homo-rechten in het partijprogramma van de Labourpartij werden opgenomen, zodat we, toen Labour aan de macht kwam, uiteindelijk geregistreerde partnerschappen kregen.
« Activisten probeerden al jaren om homorechten in het Labour-manifest te krijgen, » zegt hij, « maar kregen steeds te horen dat de tijd daarvoor nog niet rijp was. » De vakbonden hebben het voor elkaar gekregen en het belang daarvan kan moeilijk worden overschat. « Ik herinner me wat er gebeurde in die eerste jaren van AIDS, toen geliefden werden geweerd van de begrafenissen van hun partners, toen alles gewoon van hen werd afgenomen,” voegt hij eraan toe. “Met geregistreerde partnerschappen kan dat niet. Opeens hadden homo’s en lesbiennes rechten.”
Hoewel homo’s in de jaren voorafgaand aan de staking hadden gepleit voor homopolitiek, was het, als ik het zo mag zeggen, gefragmenteerd,” legt Dai uit.
De NUM wist hoe je een onderwerp in het manifest van de Labour Party of TUC [Trades Union Congress] kon krijgen en gebruikte die kennis en kunde om zich te organiseren voor de belangen van homoseksuele mannen en vrouwen in het land. Dat was de solidariteit die de NUM aan het einde van de staking toonde. Uit de vernietigende krachten van die tijd werd verandering mogelijk.
Klassenonderhoud
Die vernietigende krachten woeden nog steeds in 2024. Jonathan vergelijkt de demonisering van homo’s in de jaren ’60 en ’70 met de aanvallen op transgenders vandaag. Dai merkt op dat het de erfenis van het Thatcherisme is die voormalige mijnbouwgebieden veroordeelt tot hun huidige verval. Hij woont nog steeds in het huis waar de LGSM-activisten veertig jaar geleden op de vloer van de woonkamer sliepen, maar zegt dat de omstandigheden er nu ‘troosteloos’ zijn. “Er is heel weinig industrie gekomen. Als er al werk is voor jongeren, dan is dat op basis van tijdelijke contracten. Zelfs geen weekcontract: dagcontracten, tijdelijke contracten, meestal aan minimumloon.” Onrechtvaardigheden uit het stakingsjaar, zoals de zaak Orgreave, moeten zelfs nog worden onderzocht en rechtgezet.
“Als groepen samenkomen, worden ze veel sterker door die banden. Dat is zo belangrijk – en angstaanjagend voor de macht”
Als we deze realiteit onder ogen willen zien, is het voor Dai duidelijk dat een heropleving van de vakbonden van vitaal belang is. « Om iets te doen dat blijvend is, zoals gebeurde met de wetgeving die werd gesteund door de NUM, moet je erbij betrokken zijn”, zegt hij. Hij wijst erop dat zonder de bereidheid van mensen om steun te organiseren binnen en buiten de mijndorpen, de staking nooit zo lang had kunnen duren. “De staking wordt gekarakteriseerd als een strijd tussen Scargill en Thatcher, maar één persoon kon 140.000 mijnwerkers geen jaar buiten de deur houden. Het moet vanuit de beweging komen. Het moet van de betrokken mensen komen.”
Jonathan, die zijn nog steeds sterke banden met LGSM-kameraden en de inwoners van Dulais zijn ‘andere familie’ noemt, sluit zich aan bij Dai. Daarmee lijkt hij zowel de kern van het LGSM-verhaal als de sleutel tot een verjongd links in de eenentwintigste eeuw samen te vatten: “Als groepen samenkomen, worden ze veel sterker door die banden. Dat is zo belangrijk – en angstaanjagend voor de macht”.
Mike zegt dat dit waarschijnlijk LGSM’s laatste jaar is, na het veertigjarige Pits and Perverts Ball in mei. Hij is bijna 70. Jonathan is bijna 75 –« verbazingwekkend, » zegt hij; hij had niet verwacht ooit ouder dan 40 te worden. Na het verlies van Mark Ashton in 1987 zijn de laatste jaren meer kameraden overleden; velen zijn toe aan een rustiger leven. Het soort solidariteit dat vier decennia geleden door LGSM in praktijk werd gebracht is duidelijk nog even noodzakelijk als altijd – zoals Mike zegt, “er zijn nog onafgemaakte zaken” – maar deze organisatoren en activisten hebben ons al een heleboel lessen nagelaten. De verantwoordelijkheid om ze te leren ligt nu bij ons.