De arrestatie van de burgemeester van Istanbul, Ekrem Imamoğlu, (maart jongstleden) heeft geleid tot grote demonstraties. Op de universiteiten duren ze nog steeds voort. Een van de meningsverschillen tussen de oppositieleider en president Recep Tayyip Erdoğan is de steun van Ankara aan de nieuwe machthebbers in Syrië. Die steun kan Turkije op ramkoers brengen met zijn voormalige bondgenoot Israël.

“We zien en weten wat er in Palestina gebeurt. God vervloekt het zionistische Israël.” Die boodschap van de Turkse president Recep Tayyip Erdoğan op X, tijdens het gebed van het Eid al-Fitr, het feest op het einde van de vastenmaand ramadan (30 maart 2025), leidde tot een onmiddellijke reactie van de Israëlische minister van Buitenlandse Zaken op hetzelfde sociale netwerk. “De dictator Erdoğan heeft zijn antisemitische gezicht laten zien. Hij is een gevaar voor de regio en voor zijn eigen volk. We hopen dat de NAVO-lidstaten dit zullen begrijpen.” De Palestijnse kwestie is al lang een bron van spanning tussen Ankara en Tel Aviv. Die spanning breidt zich nu uit naar de situatie in Syrië. Beide landen waren nochtans lange tijd bondgenoten en worden vaak voorgesteld als dé grote winnaars van de val van Bashar al-Assad op 8 december 2024.
Intern kan de Syrische kwestie – en de wens van Ankara om een sterke invloed in zijn buurland te behouden – aanleiding geven tot meningsverschillen tussen de islamitisch-nationalistische regering van Erdoğan en zijn tegenstanders. Dit zou gedeeltelijk een verklaring kunnen zijn voor de gevangenneming van de belangrijkste rivaal van de huidige president, Ekrem Imamoğlu. Imamoğlu is de zeer populaire burgemeester van Istanbul en een vooraanstaand lid van de Republikeinse Volkspartij (CHP). Deze belangrijk(st)e oppositiepartij onderscheidt zich van Erdoğans Partij Voor Rechtvaardigheid en Ontwikkeling (AKP) door haar benadering van het Israëlisch-Palestijnse conflict. In deze zaak houdt de AKP zowel rekening met de gematigde houding van haar politieke concurrent die terrein wint, als met de druk van haar meest radicale islamvleugel én met haar eigen twijfels…
“Zolang het leger de Turkse politiek domineerde [tot ongeveer 2007], bleef Ankara een bondgenoot van Tel Aviv”, legt militair expert Gareth Jenkins uit. Turkije, waar toen een grote joodse gemeenschap woonde, erkende de nieuwe staat al in 1949. Het land was daarmee alle andere landen met een moslimmeerderheid voor. Als vooruitgeschoven post van het westerse blok tijdens de Koude Oorlog en lid van de NAVO sinds 1952, probeerde het de Arabische en Sovjetinvloeden in het Midden-Oosten in evenwicht te houden. Van zijn kant “voerde Israël in de jaren 1950 en 1970 een beleid om de Arabische landen te omzeilen en de voorkeur te geven aan Turkije, de Koerden en Iran,” stelt Yoann Morvan, onderzoeker bij het Centre National de la Recherche Scientifique (CNRS).
“Kindermoordenaar”
De jaren negentig vormden een soort wittebroodsweken tussen de militaire autoriteiten van beide landen. Geconfronteerd met de Koerdische Arbeiderspartij (PKK, onafhankelijk en marxistisch) en de opkomst van de politieke islam, maar onder Europese en Amerikaanse wapenembargo’s, kon Ankara de militaire hulp van Tel Aviv goed gebruiken. Bovendien bewonderden de Turkse generaals het Israëlische leger. Jenkins wijst op het enthousiasme van de secretaris-generaal van de Turkse Nationale Veiligheidsraad, generaal Doğan Beyazit, die jaloers was op “hoe dicht het Israëlische leger bij zijn volk staat” en hoe het een “motorische rol speelt in de samenleving”. Toen de islamitische premier Necmettin Erbakan in 1996 aan de macht kwam, werd hij door hoge militairen gedwongen een militair samenwerkingsakkoord met Israël te ondertekenen én een vrijhandelsakkoord. Deze dubbele toenadering kwam Washington goed uit.
Toen de AKP in 2002 aan de macht kwam, verslechterden de wederzijdse betrekkingen. Hamas trad op als de Palestijnse vertegenwoordiger van de Moslimbroederschap, een politieke familie waar ook een vleugel van de AKP zich mee identificeert. In 2004 vermoordde Israël Abdelaziz Al-Rantissi en Ahmed Yassin. Zij waren de oprichters van de Islamitische Verzetsbeweging in Palestina. Toen de islamitische militanten van Hamas twee jaar later de verkiezingen in Gaza wonnen, werd dat in Ankara gezien als een persoonlijk succes van Erdoğan. Als premier, en toen al sterke man van Turkije, was Erdoğan de verkiezingsstrateeg van Hamas. Noch de Verenigde Staten, noch de Europese Unie erkenden de uitslag van de verkiezingen. Daardoor kon Turkije zich opwerpen als verdediger van de democratie in de regio.

In december 2008 ontmoette de Israëlische premier Ehud Olmert zijn Turkse ambtgenoot in Ankara. Israël stond op dat moment op het punt om operatie Cast Lead te lanceren, een grond- en luchtaanval op Gaza, bedoeld als reactie op de raketaanvallen van Hamas op Israëlisch grondgebied. Er vielen 1.400 doden aan Palestijnse zijde en 13 aan Israëlische kant. “We zijn vernederd. Olmert had niet moeten komen, of hij had ons op zijn minst kunnen vertellen wat er op stapel stond,” vertrouwde een Turkse diplomaat ons toen toe. De daaropvolgende maand, tijdens het World Economic Forum in Davos, veroordeelde Recep Tayyip Erdoğan de Israëlische militaire operatie. Hij noemde president Shimon Peres bij die gelegenheid een “kindermoordenaar”. Woedend omdat hij door de moderator onderbroken werd, eiste Erdoğan “nog een minuut” om zijn betoog af te ronden. Daarna stond hij op en verliet ostentatief het podium voor de camera’s van zowat de hele wereld. Dat incident vergrootte zijn populariteit in de Mashreq en in de Maghreb.
In werkelijkheid was het echter niet zozeer Erdoğan als wel Ahmet Davutoğlu – de ideoloog en bedenker van de doctrine van de ‘strategische diepgang’ – die het buitenlands beleid van Turkije een nieuwe koers gaf. Davutoğlu werd later adviseur, minister van Buitenlandse Zaken en premier.1 Volgens hem moest Turkije, om een belangrijke rol in de regio te kunnen blijven spelen, de anti-Israëlische en pro-Palestijnse kaart trekken.
Drie jaar later was er de ‘Mavi Marmara-affaire’. Op initiatief van Davutoğlu – Erdoğan stond niet écht achter het project – probeerde het Turkse schip Mavi Marmara, gecharterd door de Stichting voor Humanitaire Hulp (IHH), de door Israël en Egypte opgelegde blokkade van Gaza te doorbreken. Bij de kaping van het schip door Israëlische commando’s, vielen negen doden. De Turkse president beschuldigde Israël vervolgens van “staatsterrorisme” en deed een beroep op de “internationale gemeenschap”. Zijn toespraak in het Turkse parlement werd bij wijze van uitzondering simultaan vertaald naar het Engels en het Arabisch.2 Een maand lang verzamelden duizenden demonstranten zich voor het Israëlische consulaat in Istanbul. Ze veroordeelden het beleid van Tel Aviv. Deze episode vond plaats “op een moment dat de politieke invloed van het Turkse leger snel afnam en de militaire samenwerking bijna tot stilstand was gekomen,” voegde Jenkins eraan toe.
Toch “kreeg Israël destijds de grootste stand op de defensiebeurs in Istanbul,” zo herinnert zich een westers economisch attaché. Ook de handel tussen beide landen vertraagde niet. “Ondanks Davos in 2008, primeerde de realpolitik,” vat Yoann Morvan samen. De economische successen van Turkije – het land klom naar de 17de plaats op de wereldranglijst van het bruto binnenlands product (bbp) en noteerde aan het einde van datzelfde jaar een groei van 6 %3 – droegen bij aan het Turkse prestige in de Arabische wereld. Dat deed ook zijn vermogen om de islam te combineren met de democratie. Wanneer in 2011 de ‘Arabische Lente’ uitbrak, probeerde Ankara ervan te profiteren om het Midden-Oosten te hervormen via een alliantie met de Moslimbroederschap (aan de macht in Egypte). Erdoğan hoopte de Moslimbroederschap ook in Syrië aan de macht te kunnen brengen door Assad te bestrijden, nadat hij eerder (sinds 2005) toenadering tot hem had gezocht.
In oktober van datzelfde jaar (2011), bood Turkije aan om enkele van de hoogste leiders van Hamas op te vangen, nadat ze waren vrijgelaten in ruil voor de Israëlische soldaat Gilad Shalit. “Ankara kneep een oogje dicht voor de activiteiten van de beweging; voor het witwassen van geld en voor de invoer van producten uit Iran [waarvoor een embargo gold] naar Gaza via Turkije. De Turkse regering heeft de leiders van Hamas paspoorten gegeven en vervolgens het staatsburgerschap,” herinnert Gallia Lindenstrauss zich. Lindenstrauss is onderzoeker aan het Instituut voor Nationale Veiligheidsstudies in Tel Aviv. De voormalige Israëlische diplomaat Alon Liel voegt hieraan toe: “Turkije staat Hamas toe zijn hoofdkwartier in het land te vestigen en zich te wijden aan de Palestijnse strijd voor de Westelijke Jordaanoever. Het land legitimeert Hamas.”
Iran, de Egyptische Moslimbroederschap, Hamas … Turkije werd een toplocatie voor de Mossad, die op zoek was naar nieuwe rekruten. “Met name naar leden van de Turkse regering die contacten zouden hebben met Hamas,” legt Jenkins uit. Geïrriteerd onthulde Hakan Fidan, toenmalig hoofd van de Turkse geheime dienst, opzettelijk de identiteit van tien Iraanse spionnen die voor Israël werkten. Enkele maanden later werden ze in Teheran geëxecuteerd.
Op 22 maart 2013 pleitte de Amerikaanse president Barack Obama aan boord van Air Force One voor een toenadering tussen Israël en Turkije. Benjamin Netanyahu belde Erdoğan, bood hem eindelijk excuses aan voor de aanval op de Mavi Marmara en beloofde een aanzienlijke schadevergoeding aan de slachtoffers. In Turkije waren grote posters te zien met een tevreden glimlachende Erdoğan, terwijl Netanyahu op de achtergrond met een vrij norse blik toekeek. “Beste premier [Erdoğan], we zijn u dankbaar dat u ons land zo trots hebt gemaakt,” stond er in grote letters op te lezen.
Toch had de Turkse regering twee belangrijke concessies gedaan die, als ze bij de bevolking bekend waren geweest, de stemming hadden verzuurd. Enerzijds sloot zij zich aan bij het standpunt van Tel Aviv dat de doden het gevolg waren van operationele fouten van het Israëlische leger en liet zij (dus) de these van voorbedachten rade varen. Anderzijds, zo merkt analist Kadri Gürsel op, “zag de Turkse AKP-regering af van haar eis om het embargo en de blokkade van Gaza stop te zetten,” terwijl dat juist de reden was voor de expeditie van de Mavi Marmara in mei 2010.
In 2018 verhuisde de VS-ambassade naar Jeruzalem. Bij het neerslaan van protestmarsen tegen die beslissing vielen tientallen Palestijnse doden. De spanning tussen Ankara en Tel Aviv liep opnieuw op. Het jaar daarop lanceerden Israël, Cyprus, Egypte en Griekenland [zonder Turkije !] het Forum van het Oostelijk Middellandse Zeegebied. Het ging om een gemeenschappelijk platform voor gasleveranciers, transporteurs en afnemers van goederen in en om het oostelijk Middellandse Zeegebied. In het presidentieel paleis in Ankara was de schok groot. Ze mochten niet meedoen! De ambitie om een energiehub te worden, verdween in de verte. “Op dat moment besefte de Turkse regering hoe geïsoleerd ze stond. Om te voorkomen dat Libië zich bij de groep aansloot, tekende Ankara een militair samenwerkingsakkoord en een maritieme afbakeningsovereenkomst met Tripoli,” analyseert Evren Balta, hoogleraar internationale betrekkingen aan de Özyeğin-universiteit in Istanbul.
In maart 2022 wapperden op de Negevtop de vlaggen van Bahrein, Egypte, de Verenigde Arabische Emiraten, de Verenigde Staten, Marokko en Israël naast elkaar. Riyad en Abu Dhabi herstelden op hun beurt de banden met Doha, een bondgenoot van Turkije. Er leek zich een nieuw Midden-Oosten af te tekenen, waarin Turkije mogelijk werd uitgesloten. “President Erdoğan [in 2014 verkozen] nam het initiatief tot de normalisatiebeweging,” legt Israëlisch diplomaat Liel uit. “De Abraham-akkoorden [van 2020] hadden zijn visie veranderd: hij begreep dat deze akkoorden de positie van Israël in het Midden-Oosten aanzienlijk verbeterden.”
7 oktober 2023
In september 2023 ontmoetten Erdoğan en Netanyahu elkaar in de marge van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (VN). Een bezoek van de Israëlische premier aan Ankara werd overwogen. De aanval van Hamas op 7 oktober 2023 greep dus plaats op een moment dat Turkije zich opmaakte om de betrekkingen met Israël te normaliseren.
Het Turkse staatshoofd veroordeelde de Hamas-operatie niet. Hij verwierp het gebruik van de term “terrorisme” en noemde de organisatie een “groep bevrijders die hun land beschermen”.4 In de hoop toch een bemiddelende rol te kunnen spelen tussen de protagonisten, kwam hij in de daaropvolgende weken met een plan om de veiligheid te garanderen. Zijn voorstel werd echter genegeerd door de betrokken partijen, met de Verenigde Staten voorop. Deze afwijzing, die in Ankara slecht werd ontvangen, verklaart de scherpe toon die zou volgen.
Vanuit zijn kleine kamer, enkel gewapend met zijn computer, legt de naar Duitsland verbannen Turkse journalist Metin Cihan vast wat steeds meer waarnemers omschrijven als het dubbele gezicht van de Turkse regering. Ankara is een machtscentrum dat luid roept, maar zijn zakelijke belangen met Israël niet opgeeft. Cihan ploos de statistieken uit. “Ik baseer me op open bronnen, waar niets geheims aan is. Alles staat op papier, je hoeft ze alleen maar te zoeken,” legt hij uit. Op zijn Twitter-account onthult hij dag na dag het belang van de handel. Hij wordt beschouwd als “effectiever dan alle opposanten samen”. “Hij doet het werk voor ons”, erkennen activisten die de “hypocrisie” van de regering aan de kaak stellen. Een groot deel van de Turkse publieke opinie – waarvan 45 % een positief beeld heeft van Hamas5 – eist ondertussen de stopzetting van de handelsbetrekkingen met Israël.
De Nieuwe Welvaartspartij (YRP) onder leiding van Fatih Erbakan, de zoon van de voormalige mentor van Erdoğan, eist sancties tegen Tel Aviv, de sluiting van het VS-radarstation in Kürecik dat door de Israëli’s wordt gebruikt, en dringt er zelfs op aan dat er troepen naar Gaza worden gestuurd. Erbakan geniet een groeiend gehoor, ook binnen de AKP. Erdoğan weigert een alliantie aan te gaan met de YRP en heeft weinig waardering voor de populariteit van deze islamitische rivaal, die in maart 2024 bijna 7 % van de stemmen behaalde en de AKP twee steden ontnam die zij tot dan toe in handen had.
Enkele dagen later kondigde Ankara uiteindelijk aan dat Turkije de export van 54 producten naar Israël stopzette. Een maand later verbrak Turkije alle handelsbetrekkingen met Israël. Die sancties komen Turkije duur te staan met een exportcijfer van 5 miljard dollar naar dat land.6 Bijna tegelijkertijd omhelsde Erdoğan een delegatie van Hamas onder leiding van Ismail Haniyeh; werd Erdoğans reis naar Washington geannuleerd en kondigde Turkije aan dat het zich aansloot bij de Zuid-Afrikaanse stappen om Israël voor het Internationaal Strafhof (ICC) te dagen wegens genocide.

Op zondag 6 oktober 2024 scheen de zon op de Aziatische oever van Istanbul. Yahya Sinwar, de ‘militair’ van Hamas, met een kind en een machinegeweer in zijn armen, keek neer op de kleine menigte die zich in Üsküdar had verzameld. Mannen aan de ene kant, vrouwen aan de andere kant. Enkele honderden demonstranten juichten het “verzet tegen de zionistische vijand” toe en zwaaiden met vlaggen van Hamas en Palestina. Een van de portretten die opdoken was dat van Haniyeh, de ‘politicus’ die de Turkse leider ooit zijn ‘broeder’ noemde en iets meer dan twee maanden voor de demonstratie door de Israëli’s in Iran werd gedood. Iets waarvoor Turkije overigens een dag van nationale rouw had afgekondigd. Met opgeheven wijsvinger herhaalden de demonstranten de preek van de imam op het podium. Op spandoeken werd de NAVO uitgejouwd en werd de door het Israëlische leger georkestreerde ‘genocide’ in Gaza aan de kaak gesteld.
Moslimvrouwen tegen Erdoğan
Datzelfde weekend, in Taksim, aan de Europese kant van de Bosporus, werd de NAVO ook uitgejouwd door demonstranten van een tiental vakbonden en linkse bewegingen. Zij protesteerden tegen “het Amerikaanse imperialisme en het zionisme”. Er wordt één enkele staat geëist “van de Jordaan tot de zee.” In plaats van portretten van Sinwar en Haniyeh, worden echter afbeeldingen van Leïla Khaled meegedragen. Zij was lid van het Democratisch Front voor de Bevrijding van Palestina (DFLP) en de eerste vrouw die een vliegtuig kaapte op de luchthaven van Amman in 1969. Ze droeg toen een keffieh om het hoofd en zwaaide een kalasjnikov boven de schouder. De niet-gesluierde meisjes die hier rondlopen herkennen zich niet meer niet in de islamisten aan de andere kant. Ze hebben zich aangesloten bij het linkse collectief Jongeren voor Palestina en noemen zichzelf “moslims tegen Erdoğan”. Ze zeggen geschokt te zijn door de gewelddadige arrestatie enkele maanden eerder van hun “zus”, Beyza Bengisu Akyüz. Die jonge vrouw werd door de politie geboeid en met geweld meegenomen terwijl ze in het centrum van Istanbul demonstreerde en sancties eiste tegen Israël. Haar vader werd destijds gedood door Israëlische commando’s tijdens de aanval op de Mavi Marmara.
In Taskim gaven de kiezers van de CHP (kemalistische sociaaldemocraten) geen gehoor aan de oproep van links. Onderzoeker Aurélien Denizeau verklaart deze terughoudendheid als volgt: “De CHP is een partij die het bestaan van Israël erkent, Hamas niet als gesprekspartner ziet en tegen sancties is.” Op 28 april 2024 verklaarde Imamoğlu, een van de leiders van de CHP en burgemeester van Istanbul, op CNN: “Hamas heeft natuurlijk een aanval op Israël uitgevoerd die ons diep bedroeft, en wij beschouwen elke georganiseerde structuur die terroristische aanslagen pleegt en mensen massaal vermoordt als een terroristische organisatie.” Een klein jaar later werd hij gevangen gezet. Bijna de helft van de sympathisanten van deze partij roept de Turkse regering dan ook op om zich neutraal op te stellen in dit conflict, tegenover bijna een op de vier binnen de AKP.
Een andere, grote afwezige in het debat is de autonomistische Koerdische beweging. Haar militanten hebben zich de afgelopen jaren van de Palestijnse zaak gedistantieerd. “Op 7 oktober konden ze het niet laten om een parallel te trekken tussen de werkwijze van Hamas en die van Islamitische Staat, tegen wie ze tienduizend man hebben verloren”, legt journalist Irfan Aktan uit. “Tijdens de slag om Kobane [in september 2014] hebben de Palestijnen geen vinger voor ons uitgestoken; ze hebben ons nooit gesteund,” herinnert een Koerdische activist zich. Vanuit zijn cel in de gevangenis van Edirne betuigde Selahattin Demirtaş, voormalig covoorzitter van de Democratische Volkspartij (HDP), op X zijn solidariteit met de Palestijnen na de moord op Haniyeh in juli 2024. De boodschap leverde hem een stortvloed op aan beledigingen vanuit de Koerdische beweging.
Syrië
In het presidentieel paleis in Ankara is iedereen zich bewust van de Israëlische bijdrage aan het succesvolle offensief van Hayat Tahrir Al-Cham (HTC) tegen Assad; een offensief dat ook de steun kreeg van Erdoğan. De Israëlische bombardementen hebben de bondgenoten van het regime in Damascus (Hezbollah en Iran) verpletterd en verzwakt. Niemand betreurt overigens het lot van de sjiitische beweging die door Turkije werden aangemoedigd en streed tegen oppositietroepen – waaronder jihadisten. Henri Barkey, emeritus hoogleraar internationale betrekkingen aan Lehigh, legt uit: “In wezen bevinden Israël en Turkije zich in vergelijkbare situaties in Syrië. Beide landen bezetten een belangrijk deel van het Syrische grondgebied. Ze worden geconfronteerd met vergelijkbare veiligheidsuitdagingen: de Koerden voor de Turken en Hezbollah en andere groeperingen voor Israël. Ze willen niet dat de Iraniërs terugkeren, ook al is de kans daarop klein.” De verzwakking van Iran, de historische rivaal, komt Turkije goed uit.
Zouden Turkije en Israël objectieve bondgenoten kunnen worden? Beide landen hebben Azerbeidzjan in 2020 militair bewapend en gesteund tijdens de tweede oorlog om Nagorno-Karabach. Die strijd eindigde met de nederlaag van Armenië. “Vóór 7 oktober had Azerbeidzjan trouwens al geprobeerd Turkije en Israël nader tot elkaar te brengen,” herinnert Rousif Housseïnov zich. Hij is directeur van het Toptchoubachov-centrum in Bakoe. Tot op heden handhaaft Azerbeidzjan zowel zijn alliantie met Turkije als zijn strategisch partnerschap met Israël. En hoewel Ankara het vliegtuig van de Israëlische president Isaac Herzog verbood over Turks grondgebied te vliegen toen hij in november 2024 naar Bakoe reisde, was deze geste vooral bedoeld om Turkse activisten te kalmeren die gekant zijn tegen de voortzetting van de olietransporten van Azerbeidzjan naar Israël via de haven van Ceyhan, in het zuiden van Turkije. Maar er liggen nog andere Turks-Israëlische energie-infrastructuurprojecten op de plank. Een daarvan, aangemoedigd door een Europa dat zijn afhankelijkheid van Rusland wil verminderen, is de aanleg van een pijpleiding tussen het Israëlische offshore gasveld Leviathan en Ceyhan. De oorlog in Gaza heeft de besprekingen over dit project opgeschort, maar Ankara sluit niet uit dat ze na een staakt-het-vuren worden hervat.
Sinds de val van Assad verhindert de convergentie van belangen niet dat de spanningen toenemen. “Syrië zal een nieuwe bron van onenigheid worden tussen de twee landen,” voorspelt professor Barkey. Israël wantrouwt namelijk de Turkse invloed op de nieuwe machthebbers in Damascus en wil een zwak en gedecentraliseerd Syrië. Het bezet al het Golan-gebied tot ver buiten de bufferzone die na de Jom Kipoeroorlog in 1973 was ingesteld en toont zich vastbesloten om de Druzen te “verdedigen” tegen de nieuwe Syrische regering. De Israëlische minister van Buitenlandse Zaken heeft het Koerdische volk bovendien voorgesteld als een “natuurlijke bondgenoot” van zijn land (The Times of Israel, 10 november 2024). Bovendien is een onafhankelijk Rojava – de huidige autonome Koerdische enclave in het noordoosten van Syrië – des te meer een nachtmerrie voor Ankara omdat het, volgens politicoloog Halili, “Israël een betrouwbare bondgenoot zou kunnen verschaffen op het strategische kruispunt van Anatolië, Mesopotamië en de Levant”. Karaveli concludeert trouwens dat “de Israëlische ambities in grote mate aan de basis liggen van de huidige historische openheid tegenover de Koerden”. Hij deed die uitspraak na de verklaring van Abdullah Öcalan van februari 2025 waarin hij de PKK opriep om de wapens neer te leggen.
“Na Libanon, zal Israël zijn blik richten op ons vaderland,” verklaarde de Turkse president tijdens de openingszitting van het parlement op 1 oktober jongstleden. Verschillende waarnemers, met name Israëlische, suggereren dat Tel Aviv niet over de middelen beschikt om een extra front tegen Ankara te openen. Des te meer omdat een grote confrontatie met Iran de huidige obsessie van de Israëlische premier lijkt te zijn. Toch sluit een van de deelnemers aan de huidige onderhandelingen in Syrië een gewapend Israëlisch-Turks conflict niet uit. “In de ogen van Netanyahu is [Turkije] nu de naaste vijand. Als Ankara een vliegverbod boven Noord-Syrië eist of de controle over het luchtruim krijgt, is dat een casus belli voor de Israëlische premier, die volledige vrijheid wil behouden om hier of in Iran aanvallen uit te voeren.”
Een gewapend conflict tussen de twee grote militaire machten in de regio, waarvan de ene een bondgenoot is van de Verenigde Staten en de andere lid is van de NAVO, zou definitief een einde kunnen maken aan het adagium van de Turkse diplomaten dat “alles goed zou gaan met Israël als er geen Palestijnse kwestie was”.
Vertaling door Jan Reyniers van artikel uit Le Monde Diplomatique, mei 2025.
Footnotes
- Zie Akram Belkaïd, « Du « zéro problème avec les voisins » à la coopération conflictuelle », Manière de voir, n° 191, « Le siècle turc, 1923-2023 », octobre-novembre 2023.
- Laure Marchand, « La Turquie place ses pions sur l’échiquier moyen-oriental », Le Figaro, Parijs, 3 juin 2010.
- Volgens hetn IMF (Internationaal Monetair Fonds).
- « Recep Tayyip Erdoğan estime que le Hamas est un “groupe de libérateurs qui protègent leur terre” », 25 octobre 2023.
- Lena Argiri, « Greece makes strides in global fight against antisemitism, study finds », 15 janvier 2025.
- Killian Cogan, « La Turquie met fin au commerce bilatéral avec Israël », Les Échos, Paris, 3 mai 2024.