In de hoop de geldstromen uit westerse hoofdsteden op gang te houden, presenteert Kiev zijn agressor als een koloniale macht die heel Europa bedreigt. Een terugblik op de geschiedenis van het Russische Rijk en de unieke plaats van Oekraïne daarin zet vraagtekens bij deze zienswijze.
In februari 2022 viel Rusland Oekraïne aan. De Oekraïners stellen hun strijd voor als een bevrijdingsoorlog tegen een voormalige voogdijoverheid die haar greep wil verstevigen. Geograaf Michel Foucher beschrijft de aanval als een “koloniale oorlog” 1. Ook de Franse president Emmanuel Macron omschreef in zijn toespraak op de Veiligheidsconferentie van München in februari 2023 de Russische agressie als “neokoloniaal en imperialistisch”. De oorlog heeft volgens hem de expansionistische neiging van Moskou aan het licht gebracht. Rusland zou alleen maar het juiste moment hebben afgewacht om de verloren gebieden van de voormalige USSR en van het tsaristische rijk terug te winnen. Volgens sommige analisten zou Rusland zelfs de wereldheerschappij opeisen vanuit haar op “traditionele waarden” gebaseerde beschavingsopdracht 2
Imperium, imperialisme, kolonialisme: in talloze analyses worden deze termen door elkaar gehutseld alsof ze naar dezelfde realiteit verwijzen. Om de Russische situatie echt te begrijpen is enige duiding bij deze termen noodzakelijk. Eén ding is zeker: vanuit de kern van het dertiende-eeuwse Moskou heeft Rusland een uitgestrekt gebied opgebouwd met heel wat kenmerken van een imperium. Afgezien van de verscheidenheid aan historische vormen, wordt dit type van politieke eenheid over het algemeen gedefinieerd als de instandhouding van een systeem gebaseerd op een onderscheid en een hiërarchie tussen de betrokken bevolkingsgroepen en gebieden3.
Als men in Rusland kon spreken van kolonisatie, dan was het er een van een bijzondere soort.
Wil een rijk bestaan, dan moet er tussen het centrum en de periferie een hoge mate van differentiatie zijn, van culturele, etnische, geografische of bestuurlijke aard. In het geval van de West-Europese wereldrijken is dit verschil bijzonder duidelijk. De Franse en Britse koloniën in Azië en Afrika waren geografisch gescheiden van de metropool; de “inboorlingen” hadden er een ondergeschikte juridische status en werden bestuurd door speciale bureaucratische instanties. x Algerije dat opgedeeld was in drie Franse departementen en Ierland dat geïntegreerd was in het Verenigd Koninkrijk zijn de “uitzonderingen” die de regel bevestigen: Europese imperia werden gesticht op die plaatsen waar kolonisten uit de metropool zich hadden gevestigd. Zij werden moreel superieur geacht en konden of mochten daarom de inheemse meerderheidsvolkeren uitbuiten.
Van zodra die differentiatie verdwijnt of vervaagt, spreekt men niet langer van een rijk maar van een natiestaat, eventueel met regionale bijzonderheden of vormen van federalisme. Zo is de nationale consolidatie in de imperiale metropolen verlopen: Frankrijk “assimileerde” de Bretoenen en de Basken – met de Corsicanen lukte dat minder – en Spanje tempert zijn eenheid met een federalisme dat soms wankel is, kijk maar naar de vitaliteit van de Catalaanse separatisten. Met andere woorden, de naar buiten gerichte metropool ondergaat -in verschillende mate- ook een parallel proces van nationale eenwording. Zo ging Engeland door met het integreren van de Britse eilanden rondom zich en lanceerde het tegelijkertijd zijn territoriale en commerciële expansie naar Noord-Amerika, Azië en Afrika. Het Russische Rijk strekte zich uit over een aaneengesloten gebied. Dat maakte het zo uniek. Zo uniek dat de intelligentsia hun staat niet als een rijk, laat staan als een koloniaal rijk gingen beschouwen, en dit ondanks de gigantische schaal van het rijk dat de kusten van de Baltische Zee verbond met Oost-Siberië. En ondanks de verscheidenheid aan volkeren en culturen die onder dezelfde kroon werden verenigd4.
Die territoriale expansie vond geleidelijk plaats. Vaak werden daarbij lokale elites betrokken, zoals het geval was met het Hetmanaat van de Kozakken, in het huidige Oekraïne, dat zich rond 1648 bij Moskou aansloot voordat het zijn autonomie verloor. Met de opmerkelijke uitzondering van de Joden, die beperkt waren tot hun “verblijfszone” in het westelijke deel van het rijk, was er geen ondergeschikte juridische status gebaseerd op raciale of etnische criteria. Toch was er sprake van een hiërarchische opdeling. Enerzijds had je de heidense, en later de gedoopte en de moslim-bevolkingen van Siberië, de Kaukasus en Centraal-Azië, die “inorodtsy”, niet-inheemse of vreemde volkeren werden genoemd. Anderzijds waren er de Slavische – Poolse, Oekraïense, Wit-Russische-, de Baltische en de Duitse bevolkingsgroepen, die in het westen werden veroverd. Deze laatsten vormden, zoals Marc Raeff het zegt, een “culturele gletjser”5.
Vanaf de zeventiende eeuw, en nog meer vanaf het bewind van Peter de Grote (1682-1725), kwamen de Russische elites in contact met de West-Europese beschaving. Met andere woorden, ze gingen zichzelf “beschaven” in plaats van hun eigen materiële en morele cultuur op te leggen aan de bevolking van de westelijke randgebieden. Als er al sprake was van kolonisatie in Rusland, dan was het er een van een bijzondere soort. In het officiële taalgebruik was de term “kolonisten” voorbehouden aan de Duitsers, die door Catharina II (1762-1796) waren uitgenodigd om het land aan de oevers van de Wolga te ontginnen vanwege hun hardwerkende protestantse ethiek en hun technische knowhow, en aan de Serviërs of de Grieken die de oevers van de Zwarte Zee moesten bevolken, soms ten koste van de Russen en Oekraïners die daar woonden.
Russische en Oekraïense boeren begonnen zich in de 19e eeuw te vestigen in Siberië en Turkestan (Centraal-Azië). Deze verovering van het Oosten nam echter niet de vorm aan van kolonies die territoriaal en bestuurlijk gescheiden waren van de metropool. In de woorden van historicus Vassili Klioutchevski (1841-1911) “is de geschiedenis van Rusland de geschiedenis van een land dat zichzelf koloniseert. De reikwijdte van deze kolonisatie viel samen met de expansie van de staat.”
Over het Franse assimilatiemodel
In de 19de eeuw en aan het begin van de 20ste eeuw kwamen Russische intellectuelen onder invloed te staan van de Jakobijnen en vervolgens van de Franse Derde Republiek. De “decembrist” Pavel Pestel bv., die voorstander was van een egalitaire republiek, of de “constitutionele democraat” Piotr Struve stelden een project van nationale eenwording voor in een poging om de verschillen en hiërarchieën tussen de bevolkingsgroepen uit te vlakken6. Oekraïners en Wit-Russen, van wie de meerderheid boeren waren, zouden een zeer speciale plaats innemen in de vorming van een “nationaal hart”. Dat werd echter nooit volledig bereikt vanwege de immense continentale afmetingen van het rijk.
Moskou heeft niet de middelen om de NAVO te bedreigen, noch de wil om opnieuw een imperium uit te bouwen.
Na de verovering van Oost-Polen en na de “verdeling” van dat koninkrijk tussen Pruisen, Oostenrijk en het tsarenrijk aan het einde van de 18de eeuw, probeerde de Russische kroon Oekraïeners en Wit-Russen te verenigen tegen de groeiende nationalistische gevoelens van de Poolse adel. De kracht van dit nationalisme was zichtbaar in de opstanden van 1830 en 1863. Uit angst voor de verspreiding van het “Polonisme” lanceerden de tsaristische autoriteiten een doctrine die de orthodoxe Slaven uit het Oosten moest verenigen in de “drie-eenheid” van de Russische natie: de Grote Russen (die “Russen” werden in de Sovjetperiode), de Kleine Russen (Oekraïners) en de Witte Russen (Witrussen) 7.
Historicus Alexei Miller stelde dat “Kleine Russen [in het tsaristische rijk] nooit gediscrimineerd werden op basis van hun afkomst. Ze werden altijd uitgenodigd om deel uit te maken van de Russische natie, maar kregen niet het recht om de status van een aparte natie op te eisen8”. Deze opmerking maakt de kolonialistische invalshoek irrelevant voor de analyse van de geschiedenis van de Russisch-Oekraïense relaties, tenminste als we met deze term het fenomeen bedoelen dat specifiek was voor overzeese West-Europese rijken. De opkomst van Oekraïense nationalistische bewegingen in de tweede helft van de 19de eeuw werd door het imperiale centrum onthaald met een beleid van russificatie gebaseerd op het Franse assimilatiemodel. Daarbij werden de regionale talen uitgeroeid met het doel een geïntegreerde nationale gemeenschap te smeden.
In 1863 en in 1876 werden decreten gepubliceerd die het gebruik van het “Klein Russisch” beperkten. Die taal werd door de keizerlijke administratie gezien als een volkse, landelijke variant van het Russisch. Maar de terughoudendheid van de politieke elites, de relatieve zwakte van de staatsinfrastructuur en vooral het ontbreken van universeel basisonderwijs (dat pas in 1930 werd ingevoerd) zorgden ervoor dat de russificatie beperkt bleef tot de steden. De meerderheid van de boerenbevolking bleef grotendeels Oekraïens spreken. In 1917 stortte het tsarenrijk in onder het gewicht van de oorlog. Dat luidde een gunstige periode in voor de groei van nationalistische aspiraties.
In Oekraïne riepen kortstondige politieke entiteiten zoals de Oekraïense Volksrepubliek, geleid door Mychaïlo Hrouchevsky, Volodymyr Vynnytchenko en daarna Simon Petlioura, en Pavlo Skoropadsky’s Hetmanat de onafhankelijkheid uit. De burgeroorlog bracht ook de verdeeldheid in het Oekraïense politieke nationalisme aan het licht. Dankzij het succes van het Rode Leger bedacht Lenin een origineel antwoord op de “nationale kwestie”. Hij beschreef het tsaristische rijk als een “gevangenis van naties” en richtte de USSR op als een federatie van formeel onafhankelijke republieken, elk met een nationale kern. Binnen die republieken kregen andere minderheden culturele rechten.
De erkenning van het bestaan van “nationaliteiten” (etniciteiten) verscheen nu in volkstellingen en op de paspoorten van de Sovjetburgers. In de jaren 1920 moedigde de jonge Sovjetstaat de opkomst aan van nationale culturen. Ze promootte de lokale talen en elites, en deed dit alles onder het label van “inheems bewustzijn” (korenizatsiya), een vorm van positieve discriminatie voor zijn tijd9. De Sovjetidentiteit moest geleidelijk de plaats innemen van nationale overtuigingen die werden gezien als overblijfselen van een verleden dat door het socialisme zou worden teruggedrongen. Het project was relatief succesvol, vooral bij de Russen, wier taal de lingua franca van de USSR en zelfs van het wereldsocialisme werd.
Een invloedsgebied verdedigen
Samen met Rusland, Wit-Rusland en het kortstondige Transkaukasië (1922-1936) was Oekraïne een van de oprichters van de Sovjetstaat. Het economische gewicht, de strategische toegang tot de Zwarte Zee en het grote aantal hooggeschoolden gaven het land een bevoorrechte positie binnen de USSR. De keerzijde was de onderdrukking van elfke zweem van echte onafhankelijkheid, vooral omdat in Galicië, dat bij Polen hoorde, in de jaren 1930 een volledig Oekraïens nationalisme ontstond als onderdeel van de golf van fascistische bewegingen die zich over Europa verspreidde. Moskou vreesde dat die beweging een gevaarlijke aantrekkingspool zou worden voor een Sovjet-Oekraïne dat bijzonder zwaar had geleden onder de collectivisering en onder de grote hongersnood van 1932-1933.
“De geschiedenis van Rusland is de geschiedenis van een land dat zichzelf koloniseert. De reikwijdte van deze kolonisatie viel samen met de expansie van de staat.”
De strijd tegen het “burgerlijk nationalisme” en de annexatie van de Oekraïens sprekende gebieden in Polen (Galicië, Transkarpatië) in 1939 en 1944 boden slechts een tijdelijke oplossing. Hoe dan ook werd Oekraïne tijdens het Sovjettijdperk officieel erkend als een volwaardige natie, binnen de strikte grenzen die werden opgelegd door de “broederbanden” met de Russen10. De Sovjet-Unie zou pas achteraf geherinterpreteerd worden als een imperium11. Tijdens de Koude Oorlog werd de term “Sovjetimperium” alleen gebruikt door een minderheid van historici. Een van hen was Richard Pipes, toenmalig voorzitter van de afdeling Geschiedenis aan de Universiteit van Harvard en adviseur van de Amerikaanse president Ronald Reagan.
Pipes stond ook dicht bij de anticommunistische diaspora van Oost-Europa. Na 1991 won dit paradigma aan terrein, met de bestsellers van historicus Timothy Snyder (Bloodlands, 2012) en publiciste Anne Applebaum. Op een meer academische manier herbekijken onderzoekers de Sovjetervaring door de bril van het begrip “imperium” (imperial turn). Tegelijkertijd verspreidt het politieke discours de visie van een Rusland dat zich voorgenomen heeft zijn buurlanden aan te vallen. In deze analyse, die vooral wordt aangevoerd door politici in Centraal- en Oost-Europa, wordt opgeroepen om Moskou te blijven indammen. Dat kan volgens hen het best gebeuren door de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) naar het oosten uit te breiden, ondanks de spectaculaire verzwakking van Rusland in de nasleep van het Sovjettijdperk.
Aan Vladimir Poetin wordt al snel het plan toegeschreven om het “Sovjetrijk” te herstellen. Er wordt vaak verwezen naar een tekst die hij publiceerde op de dag dat hij, in december 1999, waarnemend president werd (“Rusland aan het begin van het nieuwe millennium”). Hierin verwees Boris Jeltsins opvolger naar de “politieke verdeeldheid van de samenleving” en naar de tanende macht van het land. Bovenal hekelde hij in zijn toespraak het idee van een “revolutie”. Hij was tegen brute veranderingen, bedacht door minderheden die gedreven werden door “ideologieën”. Hij smeedde een conservatieve manier van denken en pleitte voor nationale eenheid en geleidelijke hervormingen, in tegenstelling tot een brutale liberalisering die “van buitenaf” was opgelegd en het land aan de rand van de afgrond had gebracht.
Over patriottisme zegt Poetin: “Als dit gevoel vrij is van nationale arrogantie en imperiale ambities, is er niets verwerpelijks aan. Het is een bron van moed, standvastigheid en kracht voor het volk.” In zijn tekst maakt hij geen melding van de tweede Tsjetsjeense oorlog, die een paar maanden eerder was begonnen. Maar zijn concept van een “sterke staat” impliceert de verdediging van de soevereiniteit en, bijgevolg, de niet aflatende strijd tegen elke vorm van afscheiding. Het is echter anachronistisch en gewoonweg verkeerd om dit te interpreteren als het begin van een poging om de Sovjetgrenzen te herstellen. In Moskou heerste in de jaren ’90 het idee dat Rusland en Oekraïne opnieuw een nieuw soort associatie zouden oprichten, zoals de Russisch-Wit-Russische “Eenheidsstaat” die in 1997 werd gelanceerd.
In de jaren 1920 moedigde de jonge Sovjetstaat de opkomst aan van nationale culturen.
De ineenstorting van de USSR werd gemarkeerd door een akte van zelfontbinding die werd ondertekend door de leiders van drie Slavische republieken, Rusland, Wit-Rusland en Oekraïne. Voor de laatste twee was de onafhankelijkheid niet zozeer het resultaat van de wens om een einde te maken aan een “Sovjetbezetting”, zoals dat het geval was in de Baltische staten: zij wensten gewoon hun betrekkingen met Rusland op een meer rechtvaardige basis te herzien. Op 8 december 1991 richtte de eerste president van Oekraïne, Leonid Kravtsjoek, in het jachtslot Viskuli in het Belovej-woud in Wit-Rusland samen met de Russische en Wit-Russische staatshoofden Jeltsin en Stanislav Sjoesjkevitsj het Gemenebest van Onafhankelijke Staten op – het GOS (in 2018 is Oekraïne hier weer uitgestapt). Acht dagen eerder had 90% van de Oekraïense bevolking zich in een referendum vóór onafhankelijkheid uitgesproken. De Russische leiders beschouwen Oekraïne echter nog steeds als onderdeel van de “natuurlijke” invloedssfeer van Moskou.
Die visie is vergelijkbaar met Washingtons Monroe Doctrine, die het hele Amerikaanse continent als zijn achtertuin beschouwt. “Imperialistisch beleid” zou hier dus een juiste benaming zijn als we de term eenvoudigweg begrijpen als de claim van een macht, in dit geval een regionale macht, om invloed uit te oefenen over een bepaald geografisch gebied, door middel van partnerschappen van economische aard (met de oprichting van de Euraziatische Economische Gemeenschap, later de Euraziatische Economische Unie) of veiligheid (met de Collectieve Veiligheidsverdragsorganisatie [CSTO]). In dit spel bevond Rusland zich in het defensief ten opzichte van de Verenigde Staten en de Europese Unie, die hun eigen militaire structuren (NAVO) en economische structuren (associatie-overeenkomsten) naar het oosten uitbreidden…
De post-Sovjetruimte werd zo een gebied van invloeden en kruisbestuivingen. Hoewel geen centrale macht, was gewapende interventie een van de instrumenten die de nieuwe staat gebruikte, met name in de pro-Russische afscheidingsgebieden van Moldavië (Transnistrië) en Georgië (Abchazië, Zuid-Ossetië), zonder daarbij aanspraak te maken op formele annexatie. Het doel is dan ook om de politieke controle te behouden over deze landen, waar het te maken kreeg met nieuwe concurrenten. Om bovengenoemde historische redenen is de toenadering van Oekraïne tot het Westen een rode lijn voor Moskou, meer nog dan die van de Baltische staten of Georgië. De polarisatie van het Oekraïense politieke landschap, met zijn botsing van pro-Russische en pro-westerse krachten, maakt het tot een broedplaats voor buitenlandse inmenging, en dus tot de voorbode van bredere confrontaties.
De NAVO-top in Boekarest in 2008 was een keerpunt. In het slotcommuniqué stond zwart op wit dat Oekraïne voorbestemd was om toe te treden tot het Atlantisch Bondgenootschap, al weigerden Parijs en Berlijn het land de status van officiële kandidaat-lidstaat toe te kennen. Deze voor Rusland nieuwe belediging maakte van Oekraïne een rode lap, zonder extra veiligheidsgaranties te bieden. De strategische omgeving speelt een grote rol in de nationalistische spanningen aan de top van de Russische staat 12. In de recente toespraken van de heer Poetin wordt dit geïllustreerd door de voortdurende verstrengeling van het twistpunt op het gebied van veiligheid – de uitbreiding van de NAVO naar de Russische grens – en de retoriek over de Russisch-Oekraïense eenheid.
De emancipatie van Oekraïne wordt in Moskou zowel gezien als het verscheuren van historische, meer nog, nationale banden en als een aanval op het “legitieme” recht van Rusland om zijn invloed uit te oefenen binnen zijn regio. Rusland, dat sinds 1991 geconfronteerd wordt met een verlies, heeft nooit opgehouden zijn VS- tegenstander, die vaak als almachtig wordt gezien, te observeren. Moskou wil hem imiteren, waar mogelijk vergeldingsmiddelen bedenken, en zijn invloedssfeer verdedigen tegen mogelijke westerse invallen13. De ineenstorting van de Sovjet-Unie kwam als een schok voor een groot deel van de Russische militaire elite. Gorbatsjovs perestrojka, waarvan men dacht dat die door Washington werd aangewakkerd, versterkte hun geloof dat het in de “nieuwe wereld” mogelijk was aanzienlijke strategische winst te boeken zonder ook maar één raket af te vuren.
De Russische leiders beschouwen Oekraïne nog steeds als onderdeel van de “natuurlijke” invloedssfeer van Moskou.
In de jaren 2000 won het idee dat moderne oorlogen het best met niet-militaire middelen gevoerd kunnen worden aan kracht. Zogenaamde “indirecte strategieën” – informatiecampagnes, coöptatie van buitenlandse leiders, het installeren van bevriende regimes – zouden nu effectiever zijn dan het gebruik van grof geweld. De “Kleurenrevoluties” in de voormalige USSR (Georgië, Kirgizië, Oekraïne) en later de “Arabische Lentes” in Noord-Afrika en het Midden-Oosten waren het resultaat van eenzelfde soort theorievorming: voor Russische strategen zijn deze gebeurtenissen het product van een weloverwogen VS-beleid om “gecontroleerde chaos” te exporteren, vaak als voorbereiding op een militaire interventie zoals dat gebeurde in Irak (2003) en in Libië (2011). De Russische doctrine roept op tot het “omzeilen van gewapende strijd”. Het gebruik van geweld – dat zij zelf zien als een blitzkrieg met beslissende acties – is voor hen slechts een laatste redmiddel, wanneer indirecte strategieën falen.
De annexatie van de Krim in 2014 – met soldaten zonder insignes en gesteund door interne politieke steunpunten – werd gezien als een succesvolle toepassing van dit nieuwe denken. Dat tactische succes heeft Rusland echter verwijderd van zijn strategische doel: een pro-Russisch, of op zijn minst “neutraal” Oekraïne aan zijn grenzen. Nadat Rusland de marinebasis in Sebastopol annexeerde en de controle overnam, werd het geconfronteerd met een staat die kleiner was, maar die dankzij de hulp van het Westen trotser en beter bewapend was. De invasie van Oekraïne, die voorafgegaan was door ultimatums aan het adres van de Verenigde Staten en de NAVO in november-december 2021, was nog steeds gericht op een eenmalige actie: het omverwerpen van de regering in Kiev, naar het voorbeeld van de Amerikaanse aanval op het Taliban-regime in Afghanistan (2001) en op de regering van Saddam Hoessein in Irak (2003). En dit alles ondanks de mislukkingen van de Verenigde Staten, een tegenstander die even gehaat is als hij nagedaan wordt, zelfs zijn fouten.
“De beslissing om de speciale militaire operatie te starten,” merkt onderzoeker Dimitri Minic op, “maakt geen deel uit van een zorgvuldig doordacht project van territoriale verovering, maar is eerder de ongelukkige afloop van een gefaalde indirecte strategie van Rusland in Oekraïne.” Begonnen als een “imperialistische” interventie, veranderde de aard van de oorlog tegen Oekraïne naarmate hij vastliep: het werd een van die oorlogen die typisch zijn voor de ineenstorting van samengestelde entiteiten, waarbij het gaat om de afbakening van grenzen tussen nieuw gevormde natiestaten. Aanvankelijk bleven deze oorlogen beperkt tot de periferie van de voormalige USSR, vooral in Kaukasië. Na twee decennia van stabiliteit daagde Rusland de territoriale status quo uit, eerst op de Krim en daarna op grotere schaal, met als doel om zich te verzetten tegen de Euro-Atlantische strategische opmars in zijn zogenaamde invloedszone.
Toen Moskou al in september 2022 zijn soevereiniteit uitriep over vier gedeeltelijk bezette Oekraïense regio’s, heeft het aangegeven hoe het het probleem opgelost wilde zien. Het zou echter een vergissing zijn om deze aanval te interpreteren als een voorbode van agressie tegen Vilnius, Tallinn of Warschau. Moskou heeft noch de middelen om de NAVO te bedreigen, noch de wil om opnieuw een imperium uit te bouwen. Het gaat om het herdefiniëren van zijn “nationale hart”, ten koste van Oekraïne en ook Wit-Rusland. Dat laatste land is bezig geabsorbeerd te worden, gezien de grote afhankelijkheid van het regime van Alexander Loekasjenko van Moskou. In die zin kan de huidige fase van het Russisch-Oekraïense conflict worden omschreven als post-imperiaal, meer nog, als nationalistisch, net zoals de strijd tussen de Serviërs en de Kroaten14.
De huidige fase van het Russisch-Oekraïense conflict kan worden omschreven als post-imperiaal en nationalistisch, net zoals de strijd tussen Serviërs en Kroaten.
Aan beide kanten van de frontlinie bekampen Oekraïenisering en Russificatie elkaar. Oekraïenisering is het klassieke proces van de opbouw van een natiestaat: één volk, één taal, één centrale regering15. Sinds 2014, en nog meer na februari 2022, is dit proces versneld. Staatsscholen die lesgeven in andere talen dan het Oekraïens bestaan niet meer in Oekraïne. De regering wil de Oekraïens-orthodoxe kerk, die verbonden is aan het patriarchaat van Moskou, ontmantelen en vervangen door een nationale autocefale kerk, die in 2018 is opgericht16. Na de Sovjet-plaatsnamen zijn termen die betrekking hebben op Rusland verbannen uit openbare plaatsen. Deze “derussificatie” sluit naadloos aan bij de “decommunisering” die in 2015 is begonnen. Standbeelden van militaire leiders en kunstenaars, die ooit werden beschouwd als het gemeenschappelijk erfgoed van Rusland en Oekraïne, worden vernietigd. Boeken in het Russisch worden verwijderd uit openbare bibliotheken, enzovoort.
Oproepen om de federale staat te “dekoloniseren”
De russificatie van zijn kant heeft meer onzekere dimensies. Voorlopig gaat het om een militaire bezetting, om de “paspoortisering” van de bevolking, om de uitbreiding van de staatsbureaucratie, om het onderwijssysteem (in het Russisch) en om de roebel. Maar op dit proces zijn verschillende discoursen van toepassing. Sommigen spelen in op de ambiguïteit tussen Russen en Russischtaligen en stellen de laatsten voor als “natuurlijke” burgers van de Russische Federatie. Anderen geloven dat de identiteit van de regio’s die door het Kremlin zijn geannexeerd – als het de controle over deze regio’s behoudt – Oekraïens kan blijven in een federale staat die zichzelf nog steeds definieert als “multi-etnisch en multicultureel”.
Het Ministerie van Onderwijs heeft bijvoorbeeld de voorbereiding aangekondigd van een Oekraïens leerboek, gebaseerd op Sovjetnormen, om leerlingen in de vier geannexeerde regio’s in staat te stellen Oekraïens te leren samen met andere “moedertalen” (de facto talen van nationale minderheden), terwijl Russisch de verplichte onderwijstaal zal zijn17. Deze aarzelingen weerspiegelen het tweeslachtig karakter van het Russisch nationalisme, dat sinds zijn ontstaan in het midden van de negentiende eeuw schommelt tussen de verleiding om een natiestaat te vormen die de belangen van de etnische meerderheidsgroep bevoordeelt, en het imperiale project dat gebaseerd is op de wens om etnisch en cultureel diverse gebieden en bevolkingsgroepen te domineren.
“Het uiteenvallen van Rusland zou enorme problemen met zich meebrengen, waaronder het nucleaire arsenaal en (…) grensconflicten”
In Kiev, maar ook in bepaalde westerse kringen, ontstaat een andere visie. De Russische federale staat zelf wordt vergeleken met een koloniaal rijk. Men benadrukt de oververtegenwoordiging van etnische minderheden in de gelederen van het leger en men neemt spanningen in de regio’s die dit “kanonnenvoer” leveren, onder de loep. In oktober 2022 erkende het Oekraïense parlement de verbannen Tsjetsjeense regering van Achmed Zachajev. Het verklaarde Tsjetsjenië tot “tijdelijk door Rusland bezet gebied” en veroordeelde de “genocide op de Tsjetsjenen” door het Kremlin in de jaren 1990. Op 31 januari 2023 was het Europees Parlement gastheer van het Forum van Vrije Volkeren van Rusland, een organisatie van vertegenwoordigers van “niet-Russische” etnische groepen die oproepen tot de onafhankelijkheid van de perifere republieken van de Federatie, met name Boerjatië, Jakoetië en Tatarstan.
Volgens een analist van het Center for European Policy Analysis (CEPA), een denktank in Washington, moet het doel van het Amerikaanse beleid “de dekolonisatie van Rusland zijn”. “In plaats van zich te richten op regimeverandering of de persoonlijkheid van Vladimir Poetin”, vervolgt hij, “zouden alle landen die met Rusland te maken hebben dit langetermijndoel voor ogen moeten hebben” 18. Sommige historici sluiten zich hierbij aan. Alexander Etkind, van de Centraal-Europese Universiteit, geeft bijvoorbeeld toe dat het uiteenvallen van Rusland “enorme problemen met zich mee zou brengen, waaronder het nucleaire arsenaal en (…) grensconflicten.” Hij concludeert: “Zouden deze oorlogen erger zijn dan de huidige oorlog? Waarschijnlijk niet”19. Dat is vrij optimistisch voor een Balkanscenario, met kernwapens op de koop toe …
Footnotes
- Michel Foucher, Ukraine, une guerre coloniale en Europe, Le 1 – L’Aube, Paris – La Tour-d’Aigues, 2022.
- .Claudio Sergio Ingerflom, Le Domaine du maître: l’État russe et sa mission mondiale, Presses universitaires de France, Paris, 2023.
- Zie Jane Burbank en Frederick Cooper, ‘De Rome à Constantinople, penser l’empire pour comprendre le monde’, Le Monde diplomatique, december 2011.
- Marc Raeff, ‘Un empire comme les autres ?’, Cahiers du monde russe et soviétique, Paris, vol. 30, n° 3-4, juli-december 1989.
- Ibid.
- De Decemberopstand was een militaire couppoging op 14 december 1825 om tsaar Nicolaas I te dwingen een grondwet in te voeren. De mislukking werd gevolgd door zware repressie.
- Roman Szporluk, ‘Nationalism after communism : Reflections on Russia, Ukraine, Belarus and Poland’, Nations and Nationalism, Cambridge, vol. 4, n° 3, 1998.
- Alexeï Miller, ‘National Identity in Ukraine : History and Politics’, Russia in Global Affairs, Moscou, vol. 20, n° 3, 2022.
- Terry Martin, The Affirmative Action Empire : Nations and Nationalism in the Soviet Union, 1923-1939, Cornell University Press, Ithaca, 2001.
- Andreas Kappeler, Russes et Ukrainiens, les frères inégaux. Du Moyen Âge à nos jours, CNRS Éditions, Paris, 2022.
- Mark Beissinger, ‘Rethinking empire in the wake of Soviet collapse’, in Zoltan Barany et Robert G. Moser (o.l.v.), Ethnic Politics After Communism, Cornell University Press, 2005.
- Zie Juliette Faure, ‘Qui sont les faucons de Moscou ?’, Le Monde diplomatique, april 2022.
- Dimitri Minic, Pensée et culture stratégiques russes. Du contournement de la lutte armée à la guerre en Ukraine, Éditions de la Maison des sciences de l’homme, Paris, 2023.
- Jules Sergei Fediunin, ‘La guerre russo-ukrainienne, un conflit nationaliste’, AOC, 24 februari 2023.
- Zie Nikita Taranko Acosta, ‘Ukrainisation à marche forcée’, Le Monde diplomatique, mei 2019.
- Zie Kathy Rousselet, ‘Divorces à l’orthodoxe’, in Manière de voir, n° 188, ‘Ukraine. Jusqu’où l’escalade ?’, April-mei 2023.
- ‘Bij het Ministerie van Onderwijs vertellen ze ons hoe het aanleren van het Oekraïens in de nieuwe regio’s verloopt’ (in het Russisch), Izvestia, 10 april 2023.
- Edward Lucas, ‘After Putin’, CEPA, Washington, DC, 19 juni 2022.
- Alexander Etkind, « La Russie est un empire en déclin qui finira par s’effondrer », L’Express, Paris, 18 juin 2023.