Artikel

Het zigzagparcours van vijfenzeventig jaar Chinese revolutie

Vijay Prashad

+

Tings Chak

—4 oktober 2024

De Volksrepubliek China blaast 75 kaarsjes uit. Van een van de armste landen ter wereld groeide ze in die 75 jaar uit tot een economische en politieke reus. Kroniek van de vele wendingen in die bewogen geschiedenis.

Op 1 oktober 1949 riep de leider van de Communistische Partij van China (CPC) Mao Zedong (1893-1976) de oprichting van de Volksrepubliek China (VRC) uit. Driehonderdduizend mensen verzamelden zich op het Plein van de Hemelse Vrede om de nieuwe regering en het nieuwe leiderschap te begroeten. Na de aankondiging ontvouwde Mao de nieuwe vlag van de Volksrepubliek China, waarna de militaire leider Zhu De de troepen van het Volksbevrijdingsleger inspecteerde.

Soortgelijke vieringen vonden ook in andere delen van China plaats. De oprichting van de VRC maakte een einde aan een eeuw van vernedering door de imperialisten (die begon met de eerste Britse Opiumoorlog van 1839) en de lange Tweede Wereldoorlog (die begon met de Japanse invasie van Mantsjoerije in 1931). Tien dagen eerder, tijdens de eerste plenaire sessie van de Politieke Consultatieve Conferentie van het Chinese Volk, had Mao gezegd: “We zijn er allemaal van overtuigd dat ons werk een belangrijke stap is in de geschiedenis van de mensheid en zal aantonen dat het Chinese volk, dat een kwart van de mensheid uitmaakt, nu is opgestaan.”

Vijay Prashad is een Indische geschiedkundige en journalist. Hij schreef onder andere Washington Bullets (Monthly Review, 2020), Red Star Over the Third World (Pluto Press, 2019) en The Darker Nations (The New Press, 2008).

De woorden ‘volk’ en ‘republiek’ in de naam van de nieuwe staat, de Volksrepubliek China, zijn belangrijk. Het woord ‘republiek’ betekende de voltooiing van de revolutie van 1911 die een einde maakte aan de Qing-dynastie (1644-1911) en een vorm van post-monarchistische soevereiniteit inluidde. Het Chinese republicanisme putte uit de uiteenlopende hervormingsgezinde standpunten van mensen als Kang Youwei (1858-1927) en Liang Qichao (1873-1929) – die voorstander waren van een constitutionele monarchie – en werd vervolgens in praktijk gebracht door Sun Yat-Sen (1866-1925), die niet alleen tegen monarchieën was, maar vooral tegen de ellendige eeuwenoude culturele erfenis en vóór de eenheid van het Chinese volk over een uitgestrekt grondgebied.

In 1949 was 80 procent van de bevolking analfabeet. In minder dan drie decennia was dit teruggebracht tot 16,4 % in de stedelijke gebieden en 34,7 % op het platteland.

Het andere woord – volk – heeft een rijke geschiedenis in het Chinese denken en in de marxistische theorie, waar het betekent dat de staat moet handelen namens een reeks klassen die het grootste deel van de samenleving vormen (boeren, arbeiders, intellectuelen en de kleinburgerij – de vier sterren in de nieuwe vlag van China, waarbij de vijfde en grootste ster de CPC voorstelt). De VRC werd vanaf het begin gezien als een instrument voor de transformatie van de Chinese samenleving en niet als het hoogtepunt van een eerdere transformatie. Het was geen socialistische staat, maar een volksrepubliek, die zou streven naar de opbouw van het socialisme. Vanaf het allereerste begin begreep de leiding van de CPC dat de Chinese Revolutie geen gebeurtenis was die plaatsvond in 1949, maar een proces dat al veel eerder was begonnen, in ieder geval vanaf de vorming van de Chinese Sovjetrepubliek in Ruijin in 1931 tot de revolutionaire basis in Yan’an in 1936.

De drie massabewegingen

De vorming van de Volksrepubliek China kwam op een moment dat ze het grondgebied nog niet had eengemaakt of de middelen had gevonden om zichzelf te verdedigen tegen imperialistische agressie. Twee van de belangrijkste massabewegingen die zich direct na 1949 verdiepten, waren de voltooiing van de overwinning op de Kuomintang-strijdkrachten in het zuidwesten en zuiden van China, en het vinden van bondgenoten in de wereld (vooral de Sovjet-Unie met het Chinees-Sovjet Verdrag van februari 1950) tegen de imperialistische steun voor de Kuomintang (toen die eenmaal naar Taiwan was getrokken) en vervolgens met de VS-invasie van het Koreaanse schiereiland in juni 1950. Deze twee massabewegingen – de overwinning op de rechtse krachten en de opbouw van krachten om zich te verdedigen tegen imperialistische agressie – dwongen de Volksrepubliek China om de derde massabeweging uit te stellen, die echter de meest duurzame zou worden: de landhervorming.

De besluiten van de CPC in de winter van 1950 startten een landhervorming in de pas bevrijde zones die tegen het voorjaar van 1953 grotendeels voltooid was. Het eerste algemene principe van de landhervormingswet luidde: “Afschaffing van het grondbezit van de feodale uitbuitende klasse van landeigenaren en invoering van grondbezit voor boeren om de productiekrachten op het platteland te bevrijden, de landbouwproductie te ontwikkelen en de weg vrij te maken voor de industrialisatie van het Nieuwe China”. Dat was het doel. Het proces hield in dat de staat de politieke macht van het volk, getraind en geleid door de CPC, aanmoedigde om landhervormingen op een geleide, geplande en ordelijke manier uit te voeren.

De Volksrepubliek China moest geen land aan de boeren geven, maar moest ervoor zorgen dat de boeren regionale en lokale coöperaties konden opzetten om de taak van het herverdelen van middelen in hun gebieden te volbrengen. Het beleid was niet zozeer gedwongen confiscatie maar politieke opvoeding in de landelijke gebieden om de machtsverhoudingen om te vormen van feodale onderdrukking naar een meer rechtvaardige basis. In 1956 had 90 procent van de boeren land om te bewerken, waren 100 miljoen boeren georganiseerd in landbouwcoöperaties en was de private industrie feitelijk afgeschaft.

De hervormingsperiode die Deng Xiaoping lanceerde, bracht haar eigen problemen met zich mee, zoals grotere ongelijkheid en een verzwakt sociaal weefsel.

De landbouwhervorming had verschillende productieve resultaten: ze gaf de landloze boeren en landarbeiders toegang tot land en middelen die hen in staat stelden om een waardig leven te leiden. Ze zorgde ervoor dat de volledige bevolking van het platteland nu werkte met een belang in het land en in het aanbrengen van materiële verbeteringen aan het land, waardoor de productiviteit toenam. De oude hiërarchische landeigenaarscultuur en de ellendige consequenties ervan, bijvoorbeeld in termen van patriarchale relaties, werden uitgeroeid. Deze positieve resultaten verbeterden de leef- en werkomstandigheden van de meeste Chinezen en zorgden voor een vrijwel onmiddellijk gevoel van loyaliteit aan de Chinese Revolutie.

De lasten van het verleden achter zich laten

In 1949 bedroeg de officiële alfabetiseringsgraad in China 20 procent, maar alles wijst erop dat dit een sterk opgeblazen cijfer was. Dit was slechts één maatstaf voor de miserabele levensomstandigheden van de overgrote meerderheid van de Chinese bevolking. Een andere indicatie was het sterftecijfer dat opliep tot 40 procent, met een kindersterfte van maar liefst 250 per 1000 levendgeborenen. Een Chinees leefde gemiddelde niet langer dan 35 jaar. Tijdens de Eeuw van Vernedering door de imperialistische machten was het bbp van China van ongeveer een derde van de wereldeconomie aan het begin van de 19de eeuw gedaald tot slechts vijf procent van het wereld-bbp bij de oprichting van de Volksrepubliek China. Op dat moment was China, gemeten naar bbp per capita, het elfde armste land ter wereld, na acht Afrikaanse en twee Aziatische landen.

Tings Chak (翟庭君) is een internationale activiste, schrijver en kunstenaar. Ze is geboren in Hongkong, groeide op in Canada en studeert momenteel in China. Ze werkt voor het Tricontinental Institute for Social Research en Dongsheng, een collectief van internationale onderzoekers met belangstelling voor de Chinese politiek en samenleving.

De immense chaos op het Chinese platteland in de 19e eeuw – weerspiegeld in de oorlogen tegen de Britten en de boerenopstanden, zoals de Taiping- (1850-1864), Nian- (1851-1868) en de Du Wenxiu- (1856-1872) opstanden – en de diefstal van de landbouwproductie door een kleine klasse van feodale landeigenaren, hadden boeren en arbeiders in een onmogelijke toestand gebracht. Ze vochten omdat ze moesten vechten en ze konden zegevieren vanwege de context van de oorlog tegen de Japanners en de briljante strategische keuzes van de CPC tijdens en na het hoogtepunt van de Lange Mars.

Het is niet eenvoudig om de lasten van het verleden achter zich te laten. De Volksrepubliek China had gewoonweg niet de middelen om de rijkdom te herverdelen door onmiddellijk een toereikende infrastructuur voor onderwijs en gezondheidszorg te creëren. Tijdens de landhervormingen ontwikkelde de Volksrepubliek China het Eerste Vijfjarenplan (1953-1957) onder leiding van Zhou Enlai (1898-1976) en Chen Yun (1905-1995). Dit plan werd in twee jaar ontwikkeld en legde de nadruk op vier theoretische punten:

1 Een industriële basis opbouwen die er nooit echt was geweest, om te voldoen aan de behoeften van het Chinese volk, zowel in de steden als op het platteland. Van al het hiervoor toegezegde kapitaal ging 58,2 procent naar de opbouw van industriële capaciteit.

2 Een Nieuw China opbouwen dat gebaseerd is op de bestaande realiteit en niet op utopische verwachtingen. Dit betekende dat de weinige middelen van de Volksrepubliek China verstandig gebruikt moesten worden en dat ze een enorm leger aan bureaucraten moest opleiden om de uitbreiding van de staat in goede banen te leiden en de macht van de staat te gebruiken om te helpen bij de democratisering van de economie.

3 De Chinezen moesten alle middelen gebruiken die ze konden verzamelen zonder al te veel afhankelijk te zijn van hulp van buitenaf, hoewel de Sovjetunie in de beginjaren wel hulp bood, vooral bij de industrialisatie. Tijdens de periode van het Eerste Plan stuurde de USSR drieduizend technische experts naar China en verwelkomde ze twaalfduizend Chinese studenten om technische vakken te studeren in de USSR. De buitenlandse leningen die nodig waren voor de ontwikkeling, vertegenwoordigden in het eerste Plan slechts 2,7 procent van de totale financiële inkomsten van de Chinese staat.

4 Men moest het evenwicht vinden tussen kapitaalaccumulatie in een arm land en de consumptiebehoeften van de verarmde bevolking. Het plan benadrukte de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de onmiddellijke belangen van de mensen en hun belangen op de langere termijn: een te groot deel van de middelen besteden aan de opbouw van vast kapitaal zou het enthousiasme voor het socialisme kunnen temperen, terwijl het besteden van de middelen aan de onmiddellijke tekorten de oplossing van de problemen alleen maar zou uitstellen.

De gesofisticeerde theorie van het Eerste Plan maakte enkele belangrijke vorderingen mogelijk, maar deze waren niet voldoende voor de bestaande behoeften. Terwijl de objectieve factoren voor het verbeteren van de materiële levensomstandigheden geleidelijk aan vooruitgang maakten, moesten de grote sociale problemen met meer subjectieve methoden worden aangepakt. De CPC organiseerde massale campagnes om analfabetisme te bestrijden (1950-1956), waaronder lessen op het veld voor de boerenbevolking. Tijdens de wervelwind van de jaren 1940 ontwikkelden veel plattelandsgebieden in China een traditie van wederzijdse hulp die in de Volksrepubliek China uitgroeide tot het Coöperatieve Ziekteverzekeringsstelsel voor Landbouwgebieden.

Met deze vorm van ziekteverzekering begon de Volksrepubliek China haar middelen te verdelen om de volksgezondheid op te bouwen, daarbij geholpen door de Sovjets, onder andere door de bouw van algemene ziekenhuizen in de landelijke provincies en van poliklinieken in de dorpen. Zowel de geletterdheid als de gezondheid verbeterden drastisch dankzij de zeer gemotiveerde kaderleden van de Volksrepubliek China, die hun oorlogservaring van opoffering en strategie nuttig aanwendden.

De belangrijkste tegenstelling in China, is verschoven van het snel ontwikkelen van de productiekrachten naar het aanpakken van onevenwicht en onaangepaste ontwikkeling.

Een van de nadelen van de noodzaak om te vertrouwen op subjectivisme voor het opbouwen van socialisme is dat een dergelijk kader gevoelig is voor menselijke overdrijving en vergissingen, zoals in de oproep tot de Culturele Revolutie (1966-1976). Maar zelfs hier zijn de resultaten niet helemaal negatief. In deze periode formaliseerde de Volksrepubliek China het programma van ‘blotevoetendokters’, waarin medische hogescholen een basisopleiding konden geven aan artsen die naar het platteland gingen om de mensen te helpen. Dit soort subjectivisme was nodig om de verleidingen van corruptie en de verslechtering van de discipline van de kaderleden te bestrijden, die beide ernstige problemen waren geworden in de Volksrepubliek China. Dit werd geformuleerd als de campagne van 1951 tegen de “drie kwalen” in de staatssector (corruptie, verspilling en bureaucratie) en de strijd van 1952 tegen de “vijf kwalen” in de privésector (omkoping, belastingontduiking, diefstal van staatseigendom, bedrog bij overheidscontracten en het stelen van economische informatie).

In de 29 jaar vóór de hervorming (1949-1978) steeg de levensverwachting in China met tweeëndertig jaar. Met andere woorden, voor elk jaar na de revolutie steeg de levensverwachting van de Chinees gemiddeld met meer dan een jaar. In 1949 was 80 procent van de bevolking analfabeet. In minder dan drie decennia was dit percentage teruggebracht tot 16,4 procent in de stedelijke gebieden en 34,7 procent op het platteland. Het aantal schoolgaande kinderen steeg van 20 tot 90 procent, en het aantal ziekenhuizen verdrievoudigde. Van 1952 tot 1977 bedroeg de gemiddelde jaarlijkse groei van de industriële productie 11,3 procent. In termen van productiecapaciteit en technologische ontwikkeling ging China van het niet kunnen produceren van een auto in eigen land in 1949 naar het lanceren van de eerste ruimtesatelliet in 1970. De Dongfanghong-satelliet (wat ‘Het Oosten is Rood’ betekent) speelde het gelijknamige revolutionaire lied ononderbroken terwijl hij zich achtentwintig dagen in een baan om de aarde bevond. De industriële, economische en sociale vooruitgang tijdens de overgang naar het socialisme onder Mao vormden de basis voor de periode na 1978.

De keten van afhankelijkheid doorbreken

In 1954 sprak Mao de Centrale Staatsraad toe en stelde een vraag die veel afgevaardigden bezighield:

“Ons algemene doel is te streven naar de opbouw van een groots socialistisch land. Ons grote land heeft 600 miljoen inwoners. Hoelang zal het echt duren om de socialistische industrialisatie en de socialistische transformatie en mechanisatie van de landbouw te voltooien en van China een groots socialistisch land te maken? We zullen nu geen strikte tijdslimiet instellen. Het zal waarschijnlijk een periode van drie vijfjarenplannen, of vijftien jaar, duren om de basis te leggen. Wordt China dan een groots land? Niet noodzakelijk. Ik denk dat een groot socialistisch land opbouwen ons waarschijnlijk ongeveer vijftig jaar, of tien vijfjarenplannen zal kosten. Tegen die tijd zal China er goed voorstaan en heel anders zijn dan nu.

Wat kunnen we op dit moment maken? We kunnen tafels en stoelen maken, theekopjes en theepotten, we kunnen graan verbouwen en het tot meel malen, en we kunnen papier maken. Maar we kunnen geen enkele auto, vliegtuig, tank of tractor maken. We moeten dus niet opscheppen en verwaand zijn. Natuurlijk bedoel ik daarmee niet dat we verwaand kunnen worden als we onze eerste auto afleveren, verwaander als we tien auto’s maken en nog verwaander als we steeds meer auto’s maken. Dat is niet genoeg. Zelfs na vijftig jaar, als ons land er goed voorstaat, moeten we net zo bescheiden blijven als nu. Als we tegen die tijd verwaand worden en op anderen neerkijken, zou dat slecht zijn. Zelfs over honderd jaar moeten we niet verwaand worden. We mogen nooit verwaand worden.”

Deze toespraak maakt drie belangrijke punten. Ten eerste dat het tijd zal kosten om het socialisme op te bouwen, omdat een revolutie in een arm land als China de staat, de partij en het volk nodig heeft om de materiële basis voor het socialisme op te bouwen. Geduld is een centrale waarde van het nationale bevrijdingsmarxisme. Ten tweede dat China wetenschap, technologie en industriële capaciteit nodig had om de keten van afhankelijkheid te doorbreken en hoogwaardige, moderne goederen te produceren. Om dit te doen moest China zowel vertrouwen op de import van wetenschap en technologie als zijn eigen wetenschappelijk en technologisch personeel opleiden. Ten derde is nederigheid een even centrale waarde als geduld, omdat China niet streeft naar vooruitgang uit nationaal chauvinisme, maar ten behoeve van het internationale socialisme.

De poging om het hardnekkige probleem van afhankelijkheid te doorbreken werd ondernomen (en mislukte grotendeels) tijdens de Grote Sprong Voorwaarts (1958-1962) en de Culturele Revolutie (1966-1976). Er werden toen veel lessen geleerd evenals tijdens de periode van twee jaar na de dood van Mao (1976-1978). In mei 1976 publiceerde Hu Fuming (1935-2023), een CPC-lid en professor aan de Universiteit van Nanjing, een artikel met de interessante titel ‘De praktijk is het enige criterium om de waarheid te beoordelen’. Dit filosofische standpunt, dat voor veel mensen in de CPC aantrekkelijk was, werd door Deng Xiaoping (1904-1997) overgenomen in zijn toespraak in 1978 voor de derde plenaire zitting van de elfde Centrale Commissie van de CPC, met de titel ‘Emancipeer de geest’. “Zoek de waarheid in de feiten. Samen als één de toekomst tegemoet”. Wat misschien pragmatisme mag lijken, was in feite een vasthouden aan het materialisme, waarbij de koers van het Chinese socialisme op het spoor van de actualiteit werd gezet in plaats van te proberen de zaken te bespoedigen door een overmaat aan subjectivisme. Het hervormingstijdperk, dat in 1978 begon, werd op deze filosofische basis gebouwd.

Volgens een onderzoek uit 2020 van de Harvard-universiteit ligt de waardering voor de centrale overheid op 93,1 procent.

In januari 1963 had Zhou Enlai een programma opgesteld voor China om zich te richten op de Vier Moderniseringen, namelijk het moderniseren van landbouw, industrie, defensie, en wetenschap en technologie. In zijn toespraak in 1978 kwam Deng terug op deze Vier Moderniseringen en zei dat ze niet konden plaatsvinden “als er geen einde werd gemaakt aan het verstarde denken”. Het jaar daarop zei Deng dat China ernaar moest streven een “gematigd welvarende samenleving” (xiaokang) te worden, wat alleen mogelijk was door de industriële basis te verbeteren. Door de nadruk te leggen op de openstelling en het beleid van China om technologisch geavanceerde industrieën naar het land te halen, is het tijdperk van de hervormingen, dat in 1978 begon, ongelijk geëvalueerd.

Verschillende aspecten worden verwaarloosd, maar twee moeten worden benadrukt: de landbouwproductiviteit moest worden verhoogd door middel van een systeem van gezinsverantwoordelijkheid (waardoor collectieve boerderijen werden verzwakt in het streven naar een grotere socialisatie van arbeid en een hogere vorm van collectiviteit). De rol van de CPC in de VRC en de samenleving moest worden versterkt met een betere politieke opleiding en discipline voor de kaderleden. (In 1980 hield Deng een toespraak waarin hij de belangrijkste misstanden benadrukte, zoals “bureaucratie, overconcentratie van macht, patriarchaal gedrag en leidende kaderleden die een levenslange ambtstermijn en allerlei privileges genieten”). Het land zou nooit in staat zijn om de uitdaging van de Vier Moderniseringen aan te gaan en door te stoten naar het socialisme als het de problemen zou negeren die ontstaan door China’s afhankelijke plaats in de neokoloniale wereldorde, evenals de verrotting die vaak optreedt wanneer macht een doel op zich wordt.

Buitenlands privékapitaal kwam eerst van de Chinese diaspora, later van Oost-Aziatische kapitalisten (Japan voorop) en ten slotte van westers kapitaal. Deze investeringen konden de VRC binnenkomen om te profiteren van de hoogopgeleide en gezonde beroepsbevolking op voorwaarde dat ze wetenschap en technologie overdroegen, wat een basis vormde voor de groei van China’s eigen wetenschaps- en technologiesector. De Volksrepubliek China legde aanzienlijke beperkingen op aan het kapitaal, zoals dat het moest voldoen aan de productieve behoeften van Chinese plannen, dat het technologie moest overdragen en dat het niet zoveel van de winst kon repatriëren als het wilde. Deze vasthoudendheid doorbrak de afhankelijkheid en baseerde zich op de eerste decennia van de Chinese Revolutie. Als gevolg van het lange traject van de Chinese revolutie was ze in staat om hoge groeipercentages te laten zien (bijna 10 procent op jaarbasis) in de periode sinds 1978, slaagde ze erin om de absolute armoede uit te roeien, en kon ze in de decennia daarna de consumptie van huishoudens en de totale consumptie – inclusief voor onderwijs – verhogen. De keten van afhankelijkheid werd verzwakt maar niet verbroken, en de hervormingsperiode bracht haar eigen problemen met zich mee, zoals grotere ongelijkheid en een verzwakt sociaal weefsel.

De kronkelingen van de Chinese revolutie

In 2012, vierendertig jaar na het begin van de opendeurpolitiek, zei CPC-leider Hu Jintao (geboren in 1942) op het 18e Nationale Congres dat corruptie een sleutelprobleem was geworden. “Als we deze kwestie niet goed aanpakken”, waarschuwde hij, “kan dit fataal zijn voor de partij en zelfs leiden tot de ineenstorting van de partij en de val van de staat”. Tijdens dat congres werd Hu opgevolgd door Xi Jinping (geboren in 1953), wiens eerste taak erin bestond om deze kwestie aan te pakken en de socialistische cultuur in China nieuw leven in te blazen. In zijn openingstoespraak als hoofd van de partij beloofde Xi “tijgers en vliegen tegelijk te treffen”, verwijzend naar de corruptie die zich van de hoge rangen tot aan de basis had verspreid.

De partij lanceerde een actieplan met acht punten voor haar leden, om praktijken zoals nutteloze vergaderingen en exuberante recepties te beperken, en pleitte voor ijver en spaarzaamheid. Binnen een jaar werd 25 procent van de officiële vergaderingen geannuleerd, 160.000 “spookmedewerkers” werden van de loonlijst van de overheid gehaald en 2.580 onnodige officiële bouwprojecten werden stopgezet. Tegen mei 2021 werden meer dan vier miljoen kaderleden en ambtenaren aan een onderzoek onderworpen en 3,7 miljoen van hen werden gestraft door de Centrale Commissie voor Discipline-inspectie. Minstens drieënveertig leden van het Centraal Comité en zes leden van het Politbureau werden gestraft voor corruptie, onder wie voormalige ministers, provinciegouverneurs en voorzitters van de grootste staatsbanken.

De opmerkingen van Hu en de acties van Xi weerspiegelen de bezorgdheid dat de leden van de CPC tijdens de periode van grote groei na 1978 steeds verder van het volk af kwamen te staan. Tijdens de eerste maanden van zijn presidentschap lanceerde Xi de “massalijncampagne” om de partij dichter bij de basis te brengen. In het kader van de in 2014 gelanceerde Campagne voor Gerichte Armoedebestrijding werden drie miljoen partijkaderleden naar 128.000 dorpen gestuurd om daar te wonen en te werken. In 2020 heeft China, ondanks de Covid-19-pandemie, met succes extreme armoede uitgeroeid en bijgedragen aan 76 procent van de wereldwijde vermindering van armoede in de afgelopen vier decennia. Het 19e Nationale Congres van de CPC in 2017 luidde een verschuiving in in de belangrijkste tegenstelling waar de Chinese samenleving mee te maken heeft, van het snel ontwikkelen van de productiekrachten naar het aanpakken van onevenwicht en onaangepaste ontwikkeling. Met andere woorden, de periode van hervorming en openstelling werd gezien als een voorwaarde voor het opbouwen van een moderne socialistische samenleving, maar het werk is nog altijd niet voltooid.

Naast de zelfcorrectie van de partij droegen Xi’s krachtige woorden en daden tegen de corrupte “vliegen en tijgers” bij aan het vertrouwen van het Chinese volk in de regering. Volgens een onderzoek uit 2020 van de Harvard-universiteit ligt de waardering voor de centrale overheid op 93,1 procent, waarbij de grootste groei te zien is in de minder ontwikkelde plattelandsregio’s. Dit toegenomen vertrouwen in plattelandsgebieden is het resultaat van meer sociale voorzieningen, vertrouwen in lokale ambtenaren en de campagne tegen armoede.

In 2016 zei Xi over de voortdurende Chinese afhankelijkheid, dat de “afhankelijkheid van kerntechnologie het grootste verborgen probleem voor ons is. Zware afhankelijkheid van geïmporteerde kerntechnologie is als het bouwen van ons huis boven op het huis van iemand anders”. De handelsoorlog van de VS tegen China, die in 2018 begon, kwam na het instorten van het vertrouwen in landen als China, India en Brazilië dat de VS de koper in laatste instantie kan zijn (dit vertrouwen daalde na het begin van de Derde Grote Depressie in 2007). Deze fenomenen – het gebrek aan vertrouwen en de handelsoorlog – zetten China op een pad dat zou afwijken van het Westen, met de uitrol van de Nieuwe Zijderoute (2013) en vervolgens de ontwikkeling van New Quality Productive Forces (2023).

De Nieuwe Zijderoute toont China’s interesse in het opbouwen van nieuwe markten weg van de Verenigde Staten en Europa. Het proces moet ook helpen bij de ontwikkelingsdoorbraken in landen in het Globale Zuiden. Het tweede concept, dat centraal staat in het gedachtegoed van Xi Jinping, wil China ertoe bewegen om “de ontwikkeling van strategische opkomende industrieën en toekomstige industrieën te leiden”, zoals Xi het in september 2023 verwoordde. De handelsoorlog met de VS zette de Chinese wetenschap onder druk om vooruitgang te boeken op nieuwe gebieden, zoals kunstmatige intelligentie, biogeneeskunde, nanotechnologie en de productie van computerchips.

De Nieuwe Zijderoute toont China’s interesse in het opbouwen van nieuwe markten weg van de Verenigde Staten en Europa

Twee voorbeelden van de snelle vooruitgang zijn dat China’s digitale economie in 2022 goed was voor 41,5 procent van zijn bbp, terwijl de 5G-penetratiegraad in 2023 meer dan 50 procent bedroeg. Hoewel de groei van deze strategische industrieën essentieel is geweest voor de ontwikkeling van China, heeft de regering de afgelopen jaren doortastende maatregelen genomen om de “wanordelijke expansie van het kapitaal” in te dammen, met name gericht op Big Tech-monopolies en andere particuliere sectoren en op speculatie met onroerend goed. Tegelijkertijd is er meer nadruk komen te liggen op het bestrijden van de “drie bergen” waar de Chinese bevolking mee te maken heeft, namelijk de hoge kosten voor onderwijs, huisvesting en gezondheidszorg.

De Chinese revolutie blijft een proces. Ze is onvoltooid omdat de geschiedenis verdergaat en er nog veel problemen op te lossen zijn, waaronder de aard van China’s relatie met de rest van het Mondiale Zuiden in zijn zoektocht naar een nieuwe ontwikkelingsarchitectuur na de complete mislukking van de bezuinigings- en schuldenaanpak van het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldbank. Dat China in staat is geweest om tegelijkertijd de absolute armoede af te schaffen en geavanceerde technologie op te bouwen, geeft aan dat de Volksrepubliek China onder leiding van de CPC het evenwicht tussen investeringen en consumptie goed heeft weten te bewaren. De stabiliteit en kracht van China heeft het land in staat gesteld om zich nu op het wereldtoneel te begeven en leiderschap aan te bieden om hardnekkige problemen op te lossen, zoals de spanningen tussen Iran en Saoedi-Arabië en in Palestina.

Dit is een goede periode om na 75 jaar eens terug te gaan naar Mao’s toespraak uit 1954, waarin hij benadrukte dat China onafhankelijke wetenschap en technologie, geduld en nederigheid moest ontwikkelen. In 2021, met de uitroeiing van extreme armoede en op de 100e verjaardag van de oprichting van de CPC, kon China zijn “eerste honderdjarige doel” bereiken, namelijk het opbouwen van “een in alle opzichten gematigd welvarende samenleving” – met andere woorden, het bereiken van xiaokang voor een land van 1,4 miljard mensen. Nu bevindt de Volksrepubliek China zich op een ongebaande weg om haar tweede honderdjarige doel te bereiken, namelijk het opbouwen van “een modern, welvarend, sterk, democratisch, cultureel geavanceerd en harmonieus socialistisch land” tegen 2049, de 100ste verjaardag van de oprichting van de Volksrepubliek China. Dit zijn belangrijke kenmerken van elk ontwikkelingsproces, maar vooral van een proces dat geworteld is in de socialistische traditie.

Tings Chak en Vijay Prashad werken bij Tricontinental: Institute for Social Research en zijn beiden redacteur van de internationale editie van Wenghua Zongheng: A Journal of Contemporary Chinese Thought.