De grote strijd van liberale regeringen tegen ‘nepnieuws’ begon na de Brexit-stemming en de verkiezing van Donald Trump in 2016. Hij gaat uit van een vooronderstelling: als mensen wél goed geïnformeerd waren, zouden ze goed stemmen, dat wil zeggen voor hén. Maar drukt de soms uitzinnige betwisting van het dominante discours niet eerdere een authentiek volksverlangen uit naar echte verandering?

Enkele dagen na de inauguratie van de tweede ambtstermijn van Donald Trump onder het welwillende oog van de oligarchen van Silicon Valley, waarschuwde paus Franciscus voor “desinformatie”. “Te vaak,” zo merkte de paus toen op, “vereenvoudigt communicatie de werkelijkheid om instinctieve reacties uit te lokken.” 1 Hoewel we geen glimlach kunnen onderdrukken bij het idee dat de katholieke kerk – die van de Onbevlekte Ontvangenis, de opstanding van de doden en de verandering van water in wijn – zich in de voorhoede van de strijd voor de waarheid nestelt, wordt deze diagnose niettemin gedeeld door grote delen van de intellectuele en de mediawereld.
Sinds de overwinning van het Brexit-referendum over het EU-lidmaatschap in het Verenigd Koninkrijk (juni 2016) is de wildgroei aan pakkende krantenkoppen over nepnieuws en ‘post-waarheid’ op enkele variaties na gebaseerd op hetzelfde verhaal. Dat verhaal luidt dat algoritmen die viraliteit, polarisatie en eenheid van gelijkgestemden bevorderen, onze cognitieve vooroordelen versterken en nepnieuws bevoordelen ten koste van ‘feiten’. De publieke sfeer zou op die manier opgesplitst worden in talloze ‘stammen’ die naar zichzelf verwijzen en zich verschansen in gecompartimenteerde media: academici in verzet op Bluesky, neofascisten die het uitschreeuwen op X.

Elke stroming heeft zijn eigen YouTube-kanaal en Instagram-accounts 2. In deze configuratie maakt het vermogen om te argumenteren, naar elkaar te luisteren en conflicten met behulp van de rede op te lossen, geleidelijk plaats voor een digitale burgeroorlog, gevoed door de politieke ambities van een handvol miljardairs. Het belangrijkste slachtoffer daarbij is de waarheid zelf. Of, om preciezer te zijn, ons vermogen om waarheid te onderscheiden van leugen.
Deze ommekeer zou op zijn beurt twee opmerkelijke ontwikkelingen teweeg hebben gebracht. De eerste werd treffend beschreven door de Amerikaanse journalist Matt Taibbi: niet alleen is politiek “niet langer een kwestie van ideologie, maar van informatie,”, bovendien is “onze relatie tot feiten nu vergelijkbaar met onze relatie tot goederen: het gaat om een markt van feiten” 3. In de publieke ruimte concurreren niet langer ideeën met elkaar, maar de feiten zélf. Deze worden tegen steeds hogere of lagere prijzen verhandeld, afhankelijk van hun vermogen om de aandacht te trekken op platforms. Op die manier zou de markt de publieke sfeer hebben veroverd: wat het best verkoopt, is waar. Tweede verandering: door leken toegang te geven tot het domein van professionele expertise, doorbreken sociale netwerken een monopolie dat tot nu toe werd opgeëist door de grote media. Geconfronteerd met een dergelijke ‘desintermediatie’, klinkt de roep om meer regulering steeds luider. Die regulering moet de kennishiërarchie herstellen en de bevolking tegen leugens beschermen.
De gebruikelijke verklaring omdraaien
Hoewel deze interpretaties een kern van waarheid bevatten, blijven ze toch zeer onbevredigend. Ten eerste extrapoleren ze in grote mate de effecten van desinformatie op de hedendaagse politieke dynamiek. Tijdens de verkiezing van Trump in 2016 is er buitensporig veel aandacht besteed aan Russische nepaccounts. Er wordt echter zelden vermeld dat de inhoud van deze accounts slechts 0,004 % uitmaakte van wat Facebookgebruikers tijdens de presidentscampagne op hun tijdlijn te zien kregen 4. Een studie in het prestigieuze tijdschrift Nature, gepubliceerd aan de vooravond van Trumps tweede ambtstermijn, stelt dat de onbetrouwbare inhoud van nieuwssites in 2016 slechts 5,9 % bezoekers kon lokken. Als we de televisiezenders meerekenen, daalt dat zelfs tot “0,1 % van het mediagebruik van Amerikaanse burgers” 5. Ten slotte blijkt uit een ander onderzoek, gepubliceerd in Science, dat deze valse informatie vooral een kleine groep kiezers aanlokt die sowieso al relatief extreme meningen hadden. Op Twitter bleek 1 % van de gebruikers verantwoordelijk te zijn voor 80 % van de blootstelling aan nepnieuws 6. Zij werden dus minder vaak misleid door informatie die zij niet zochten, maar door informatie die hun eigen ‘fout(en)’ bevestigde.
Het grootste deel van de literatuur over ‘desinformatie’ verbergt een onuitgesproken gedachte: als de mensen ‘goede’ informatie hadden gekregen, zou het Verenigd Koninkrijk nog steeds lid zijn van de Europese Unie en zouden de Amerikaanse democraten nog steeds in het Witte Huis zitten. Als ze X hadden ingeruild voor de New York Times, zou de geschiedenis een andere wending hebben genomen. Deze literatuur gaat dus uit van de veronderstelling dat een goed geïnformeerd persoon niet zou kunnen stemmen voor de uittreding uit de EU of voor protectionisme. Met andere woorden, elke kritiek op het liberale kader zou uitsluitend voortkomen uit een onwetendheid over de ‘feiten’. Dit argument stuit op twee bezwaren. Ten eerste is het onwaarschijnlijk dat aanhangers van meer traditionele kandidaten zich per definitie meer door hun verstand zouden laten leiden. Ten tweede is het moeilijk om het bijzondere succes van extreemrechts te verklaren aan de hand van psychologische modellen.
Na de Eerste Wereldoorlog, waaraan hij als infanteriesergeant had deelgenomen, boog de Franse historicus Marc Bloch zich over het ontstaan en de verspreiding van het ‘valse nieuws’ dat het conflict had aangewakkerd. “Een fout verspreidt zich alleen en wordt alleen versterkt,” zo analyseerde de stichter van de Annales-school, “als ze in de samenleving waarin ze zich verspreidt een gunstige voedingsbodem vindt. Daarin uiten mensen onbewust hun vooroordelen, hun haat, hun angsten, al hun sterke emoties.” Hij voegde daar nog aan toe: “Een gebeurtenis, bijvoorbeeld een verkeerde perceptie die niet aansluit bij de heersende opinie, kan hooguit aanleiding geven tot een individuele fout, maar niet tot wijdverbreid nepnieuws.” 7
Dit perspectief roept om een omkering van de verklaring. Het zijn niet de algoritmen en onze cognitieve vooroordelen die de legitimiteit van instellingen ondermijnen; maar het is juist door het verval van deze legitimiteit dat radicalere aspiraties voor verandering de kop opsteken. Bovendien leidt het afbrokkelend vertrouwen in liberale democratieën niet tot een gebrek aan kritische geest. Integendeel: steeds grotere delen van de bevolking vinden dat ze wetenschappers of deskundigen niet langer kunnen vertrouwen. Ze baseren hun oordeel voortaan op eigen onderzoek. In zekere zin zijn sceptici ten aanzien van vaccins of aanhangers van complottheorieën beter geïnformeerd – niet noodzakelijk beter – dan mensen die vertrouwen hebben in de voorschriften van hun arts of in het discours van de instellingen. Als u gelooft dat 9/11 een complot was van de regering-Bush om een reeks ‘oorlogen tegen terrorisme’ te ontketenen, hebt u waarschijnlijk veel tijd besteed aan het bestuderen van documenten en video’s om zelf te bepalen wat waar is en wat niet.
Tenzij je zelf expert wordt op vaak zeer technische gebieden, is deze zoektocht natuurlijk gedoemd te mislukken. Onze omgang met kennis verloopt altijd via een delegatie van vertrouwen. Als ze hun vertrouwen niet langer aan erkende specialisten schenken, moeten sceptici andere actoren vertrouwen die zij geloofwaardiger vinden (influencers, bloggers, enz.). Politicoloog Henrik Enroth vat het als volgt samen: “De post-truth-situatie heeft niets te maken met een afwijzing van feiten of een verval van de waarheid als zodanig,” maar eerder met “een algemeen en intensief wantrouwen” jegens de autoriteiten die belast zijn met het vaststellen van die kennis. In het tijdperk van fake news botsen we niet op een “afstand nemen van het zoeken naar bewijzen, maar op een pathologische zoektocht ernaar” 8. De relevante scheidslijn loopt dus niet tussen voor- en tegenstanders van de waarheid, maar tussen een “persoonlijke of onpersoonlijke houding ten opzichte van bewijsbronnen.” 9 In een steeds minder ‘verzuilde’ samenleving, waarin individuen niet langer lid zijn van politieke partijen, vakbonden of verenigingen, wordt ook onze houding ten opzichte van ‘de waarheid’ steeds individueler. Algoritmes vullen bij de burgers de leegte op die is ontstaan door het verval van de politieke en sociale kaderstructuren. Ze vullen die leemte echter meer op dan dat ze er de oorzaak van zijn.
Sociale veranderingen hebben de individualisering sinds de jaren 1980 versterkt, maar ook herhaalde politieke teleurstellingen hebben hieraan bijgedragen. Het gevoel dat er geen alternatief is voor het economisch liberalisme en dat de publieke sfeer machteloos is, heeft het wantrouwen tegenover verkozenen en hun woorden versterkt. De wildgroei aan media-experts die rond de eeuwwisseling hun mening voortdurend als feiten presenteerden, terwijl het internet hun monopolie doorbrak, heeft bijgedragen aan de diskredietering van een bepaalde vorm van ‘discoursregulering’. Je hoeft geen ‘Covid-scepticus’ te zijn om te begrijpen dat gezondheidsnormen niet alleen op feiten zijn gebaseerd, maar ook op morele overwegingen en afwegingen tussen vrijheden en rechten: ze zijn een politieke aangelegenheid. Wanneer deze keuzes worden voorgesteld als wetenschappelijke verworvenheden, neemt het risico op een meer algemene afwijzing van het wetenschappelijke discours toe. Het zou absurd en gevaarlijk zijn om elke vorm van expertise te verwerpen, maar de vervanging ervan door ‘politiek’ levert meer problemen op dan dat het ze oplost.
Om nog zin te kunnen geven aan de werkelijkheid ontstaat uit dit ‘ongeloof’ een zoektocht naar andere theorieën. De concurrentie speelt niet tussen ‘feiten’ en nepnieuws, maar tussen de verschillende intellectuele constructies die beschikbaar zijn om de feiten te verklaren. De Brexit en de verkiezing van Trump hebben minder te maken met een crisis van de waarheid dan met een crisis van het liberalisme en van de technocratie. De interpretatie van de wereld die zij bieden, komt niet meer overeen met de individuele ervaring van de burger. Zo wekken de drie centrale componenten van het neoliberalisme – de commercialisering van steeds grotere delen van het sociale leven, het onttrekken van economische beslissingen aan democratische controle en het vrije verkeer van arbeid en kapitaal – steeds meer vijandigheid op. Sinds de economische crisis van 2008 proberen de twee uitersten van het politieke spectrum elkaar hierin te overtreffen. Links hamert op de ongelijkheid en op het verval van de overheid en komt met een soms verwarrende kritiek op de globalisering, helaas zonder veel samenhang (en vooral als het om de Europese Unie gaat). Extreemrechts stelt de economische orde niet ter discussie, maar hekelt de mobiliteit van arbeid en pleit voor een herbevestiging van traditionele familiewaarden, culturele identiteit en morele normen. Zíj́ worden gezien als bolwerken tegen de liberalisering van de zeden die onze ‘levenswijze’ zou ondermijnen.
Terug naar de toekomst
Het falen van links heeft dan ook minder te maken met algoritmen dan met de enorme obstakels waar linkse project inherent mee kampt. De transformatie van het economische stelsel stuit immers op veel grotere beperkingen dan die van de identiteitspolitiek. Het ene lijkt onhaalbaar, het andere laat zich gemakkelijk in scène zetten met krachtige maatregelen op het gebied van immigratie. Trump, Viktor Orbán en Giorgia Meloni danken hun succes niet zozeer aan ‘alternatieve feiten’ als wel aan hun alternatieve politieke theorie. Die theorie – hoewel sociaal giftig – biedt een breed publiek een perspectief dat individuen in staat stelt hun eigen ontreddering te interpreteren. Zoals historicus Adam Tooze opmerkte, overtuigt het trumpisme “meer dan de Democraten (de enige andere, echt bestaande weg in de VS vandaag) omdat zij in gedurfde en kleurrijke bewoordingen over de toekomst durven praten.” 10 Een strategie die Trump in eerste instantie en zonder aarzelen als potentieel een stuk soberder heeft voorgesteld. De Amerikanen, zo verklaarde hij op 30 april 2025, zouden misschien moeten besluiten om voor hun kinderen slechts twee poppen te kopen in plaats van dertig, als dat de manier was om de invoer van Chinese producten te beteugelen. De president rechtvaardigt zijn ambitie om het wereldhandelssysteem te hervormen niet met onmiddellijke economische voordelen, maar met een langetermijnvisie die de hegemonie van zijn land moet waarborgen. De overwinning van Trumps project kan dus niet worden teruggebracht tot het effect van algoritmen of Russische inmenging. En gezien de obstakels die een linkse politiek in de weg staan – obstakels die veel groter zijn dan een eventuele rantsoenering van Chinese poppen – zal beroep doen op ‘feiten’, ‘expertise’ of ‘rede’ niet volstaan.
In samenwerking met Le Monde Diplomatique, juli 2025. Vertaald door Jan Reyniers.
Footnotes
- Paus Franciscus, Rome, 24 januari 2025.
- Zie Lee McIntyre, Post-Truth, The MIT Press, Cambridge (Massachusetts), 2018; Jonathan Rauch, The Constitution of Knowledge: A Defense of Truth, Brookings Institution Press, Washington, DC, 2021.
- Sean Illing, “Matt Taibbi on Donald Trump’s strange appeal”, Vox, 1 februari 2017, www.vox.com
- Olivia Solon en Sabrina Siddiqui, “Russia-backed Facebook posts ‘reached 126 million Americans’ during US election”, The Guardian, Londen, 31 oktober 2017.
- Ceren Budak, Brendan Nyhan, David M. Rothschild, Emily Thorson en Duncan J. Watts, “Misunderstanding the harms of online misinformation”, Nature, vol. 630, nr. 8015, Londen, 6 juni 2024.
- Nir Grinberg, Kenneth Joseph, Lisa Friedland, Briony Swire-Thompson en David Lazer, “Fake news on Twitter during the 2016 U.S. presidential election”, Science, vol. 363, nr. 6425, 25 januari 2019.
- Marc Bloch, Réflexions d’un historien sur les fausses nouvelles de la guerre, Allia, Parijs, 2025 (1921).
- Henrik Enroth, “Crisis of authority: the truth of post-truth”, International Journal of Politics, Culture, and Society, vol. 36, nr. 2, juni 2023.
- Diana Popescu-Sarry, “Post-truth is misplaced distrust in testimony, not indifference to facts: implications for deliberative remedies”, Political Studies, vol. 72, nr. 4, Londen, november 2024.
- Adam Tooze, “Trump’s futurism: Elon’s rockets and fewer dolls for ‘baby girl’. Part I”, Chartbook, 6 mei 2025.