Artikel

De revolutie in Soedan: de kronkelige weg naar democratie

Staf Henderickx

—20 mei 2022

Sinds de onafhankelijkheid hebben de Soedanese volksbewegingen militaire staatsgrepen en onderdrukking gekend. Hoe komt het dat desondanks dit verzet niet gebroken is en wat zijn zijn perspectieven?

Herdenking aan de revolutie één jaar na dato, Khartoum | Shutterstock

Om de opstand van het Soedanese volk tegen het militaire regime te begrijpen is het noodzakelijk om de geschiedenis van het land te schetsen. Sinds de onafhankelijkheid van Soedan in januari 1956 wordt Soedan afwisselend geregeerd door kortstondige burgerregeringen telkens onderbroken door een langdurig militair regime.

Deze vicieuze cirkel heeft zich in de recente geschiedenis nogmaals herhaald: op 25 oktober 2019 pleegde generaal Al-Burhan een staatsgreep, waardoor het leger opnieuw de overgang naar een burgerregering saboteerde.

Staf Henderickx
Staf Henderickx was 40 jaar huisarts en praktijkopleider bij Geneeskunde voor het Volk in Lommel. Recent verscheen van hem Van mammoet tot Big Mac (EPO, 2017). Hij is ook auteur van onder andere De zoete dood (EPO, 1983), Zwartboek orde van geneesheren (EPO, 1986), Steentjes (EPO, 2003), Dokter, ik ben op (EPO, 2009) en Help, mijn kind heeft een eetstoornis (EPO, 2015).

Soedan is een enorm land met uitgestrekte landbouwgebieden en onontgonnen minerale hulpbronnen en olie. Zijn strategische ligging aan de Rode Zee, de belangrijkste zeeroute in de wereld, is een extra troef. Daarom strijden alle grote mogendheden om de controle over Soedan. En daarom draait de strijd van het Soedanese volk niet langer alleen om democratie, maar ook om vrede, onafhankelijkheid en soevereiniteit. Waarom blijft de Soedanese revolutie standhouden ondanks ongekende repressie en buitenlandse inmenging? Dat is de vraag die ik in dit artikel zal trachten te beantwoorden.

De geschiedenis van Soedan begon 5300 jaar geleden

Soedan, wat in het Arabisch ‘het land van de zwarten’ betekent, is een van de elf landen aan de langste rivier ter wereld, de Nijl. Eeuwenlang voerden de overstromingen elk jaar slib aan, die de woestijn in vruchtbare landbouwgrond omtoverde. Zo vruchtbaar dat er vanaf 3300 voor Christus machtige faraonische rijken ontstonden aan de Boven-Nijl. Na de Romeinse bezetting ontstonden er drie onafhankelijke christelijke koninkrijken. Rond 700 na Christus veroverden de Arabieren deze gebieden. In 1821 viel het Ottomaanse leger Soedan binnen vanuit Egypte, dat al veel vroeger was veroverd. De bezetter legde torenhoge belastingen op en onderdrukte op bloedige wijze elk verzet. Een rebellenleger onder leiding van de Mahdi (“de verlosser”), verdreef de Turkse bezetter in 1883. De onafhankelijkheid duurde niet lang, want vijftien jaar later versloeg een Anglo-Egyptisch leger de Mahdisten. Tijdens honderdvijftig jaar kolonisatie vormden de Britten de landbouw om tot een roofeconomie. De opbrengsten van de spoorwegen, een eerste dam op de Nijl, plantages en geldgewassen zoals katoen vloeiden naar Londen.

Tijdens honderdvijftig jaar kolonisatie vormden de Britten de landbouw om tot een roofeconomie waarvan de opbrengsten naar Londen vloeiden.

Onder druk van nationale onafhankelijkheidsbewegingen verleenden de Britten in 1952 Soedan een beperkte autonomie en benoemden ze een afstammeling van de familie Mahdi tot premier. Bij de eerste verkiezingen in 1954 was het echter niet de UMMA1-partij van de Mahdisten die de verkiezingen won, maar de National Unionist Party (NUP), een partij die eenheid met Egypte in het vaandel droeg. Omdat de premier vreesde dat het verwezenlijken van die eenheid tot grote onlusten in het land zou leiden, riep hij tegen de verwachtingen in op 1 januari 1956 de onafhankelijkheid van Soedan uit.

Soedan, immens en immens rijk

Soedan is een enorm land, ongeveer 60 keer de oppervlakte van België. Het land heeft 597 stammen die 400 verschillende talen spreken. Arabisch is de taal van het Noorde, waar de meeste van de 45 miljoen Soedanezen wonen.

Soedan is niet alleen enorm groot, maar ook enorm rijk aan mineralen, natuurlijke hulpbronnen, landbouwproducten en vee. Door de oliewinning sinds de jaren 1990 steeg het bruto binnenlands product (bbp) van Soedan jaarlijks met twaalf procent. Men schatte de oliereserves op 531.000 ton. Soedan is ook rijk aan allerlei mineralen en grondstoffen. Enorme reserves wachten op exploitatie. 400.000 ton fosfaat in het oosten van Nuba, graniet en 2 miljard ton ijzererts in het Wadi Halfa gebied, een miljoen ton chroom in het Nuba-gebergte, een miljoen ton chroom in het Ingessana-heuvelgebied en 60 miljoen ton zinkerts in het Rode Zeegebied. Ook ertsen van lood, aluminium, nikkel en kobalt wachten in verschillende gebieden op ontginning. Volgens een Soedanees regeringsrapport uit 2010 herbergt het land 1,5 miljoen ton uraniumreserves, voornamelijk in het westen van Darfur en in het Nuba-gebergte. De monsters van fosfaat bevatten een concentratie uranium van 310,3 μ g /g, wat 2,6 keer hoger is dan het wereldgemiddelde.

De eerste staatsgrepen

De moderne geschiedenis van Soedan is een aaneenschakeling van burgerregeringen, telkens omvergeworpen door een militaire staatsgreep. Drie partijen spelen daarin tot de dag van vandaag een centrale rol: de UMMA, opgericht in 1945, de National Unionist Party (NUP) opgericht in 1952 en de Sudanese Communist Party (SCP), opgericht in 1946. Na de onafhankelijkheid in 1956 werd een coalitieregering van deze drie partijen onder leiding van de NUP al na twee jaar burgerbestuur omvergeworpen door een eerste militaire staatsgreep. Een enorme uitbarsting van volkswoede op 21 oktober 1964 – nog steeds bekend als ‘de tien dagen die Soedan deden beven’ – bracht de militairen ten val. De NUP kreeg opnieuw het premierschap toegewezen.

Tijdens de zesdaagse oorlog tussen Israël en Egypte in juni 1967 stuurde president Numeiri Soedanese troepen naar Egypte om tegen Israël te vechten en verbrak hij alle diplomatieke banden met de VS.

Vier jaar later werd ook deze regering ten val gebracht door het legerofficieren onder leiding van kolonel Jafaar Numeiri. Alle politieke partijen werden verboden. Een Revolutionary Command Council nam alle beslissingen. Tijdens de zesdaagse oorlog tussen Israël en Egypte in juni 1967, stuurde Numeiri Soedanese troepen naar Egypte om tegen Israël te vechten en verbrak hij alle diplomatieke banden met de Verenigde Staten. Numeiri verbeterde de betrekkingen met de Sovjet-Unie en nam communistisch gezinde generaals in de commandoraad op. Omdat Numeiri een conservatief beleid bleef voeren, zetten deze generaals hem in 1971 aan de kant. Maar Numeiri pleegde met de hulp van conservatieve generaals een bloedige putsch. De progressieve legertop werd afgeslacht en met hen vele communistische leiders, waaronder de secretaris-generaal van het SCP, Abdelkhaleg Mahgoub. Numeiri verbood de SCP en richtte nog in 1971 zijn eigen partij op, de Socialist Sudanese Union (SSU), sindsdien de enige toegelaten partij. Numeiri keerde zich af van de Sovjet-Unie en Soedan werd vanaf 1972 een trouwe bondgenoot van de Verenigde Staten. Ook het economisch beleid werd meer pro-Westers, met de gedeeltelijke privatisering van een aantal staatsbedrijven en de aanmoediging van buitenlandse investeringen.

Driemaal neen wordt driemaal ja

In 1967 kwam de top van de Arabische Liga bijeen in Khartoem en deze nam een resolutie aan die bekend staat als de ‘drie NO's’: Nee tegen vrede met Israël, Nee tegen erkenning van Israël en Nee tegen onderhandelingen met Israël. Op maandag 26 oktober 2021 kwam het nieuws uit de lucht vallen dat generaal El Burhan van plan was de betrekkingen met Israël te herstellen. Uit een perslek bleek dat de legertop een paar maanden eerder geheime gesprekken had gevoerd met de Israëlische premier Netanyahu in Oeganda. Kort daarop pochte Donald Trump dat hij de peetvader van deze overeenkomst was en als pasmunt beloofde hij Soedan van de lijst van Staatssponsors van Terrorisme (SST) te schrappen. Op voorwaarde dat de Soedanese regering 335 miljoen dollar betaalde als compensatie voor slachtoffers van terreur. Ondanks het gat in de staatskas en ook al draagt Soedan geen enkele verantwoordelijkheid voor die terroristische aanslagen, betaalde de legertop. Wat decennia onmogelijk leek, werd nu vliegensvlug bedisseld.

De Verenigde Staten en Israël willen snel toegang krijgen tot de landbouw, de watervoorraden van de Nijl en de minerale grondstoffen van Soedan. Ze willen militaire basissen oprichten en de havens aan de Rode Zee inpalmen. Israël plant zelfs de deportatie van Palestijnen naar het Noorden van Soedan, waar ze land zouden toegewezen krijgen. Als reactie op deze bocht van 180 graden verklaarde eerste minister Hamdok dat de erkenning van Israël en de schrapping van Soedan van de lijst van terroristische naties niets met elkaar te maken hebben. De volkscomités, de Sudanese Professionals Association (SPA) en de Soedanese Communistische Partij stelden dat de legertop over geen enkel mandaat beschikt en het akkoord met Israël daarom onwettig is. Ze riepen op om te demonstreren tegen deze kuiperijen. Hun oproep werd massaal opgevolgd.

Eind jaren zeventig begon Numeiri het islamitisch fundamentalisme te omarmen. In 1983 voerde hij de sharia in en benoemde hij Moslimbroederleider Hassan al-Turabi tot procureur-geeraal. Het Moslimbroederschap werd Numeiri’s belangrijkste bondgenoot. Elk verzet werd meedogenloos bestraft. De sharia-wetten terroriseerden de minderheden en armen: van vele beschuldigden werden de handen afgehakt en vrouwen hadden geen rechten.

In maart 1985 brak er een massale volksopstand tegen de militaire dictator uit. Sommige generaals gingen in op de spreekkoren van de demonstranten en wierpen het 16-jarig bewind van Numeiri omver.

Alle partijen steunden de Militaire Raad, die beloofde via verkiezingen de weg vrij te maken voor een volledig burgerbestuur. In mei 1986 kwam voor de derde keer in de Soedanese geschiedenis een burgerregering aan de macht, met Sadiq al-Mahdi als premier. Voor het eerst werd een overeenkomst gesloten met de Sudan People’s Liberation Army (SPLA), die al sinds 1955 in Zuid-Soedan voor autonomie vocht. Sinds de onafhankelijkheid hadden alle militaire regimes Zuid-Soedan verwaarloosd en onderdrukt. Later werd dit akkoord tenietgedaan door de coalitieregering van de UMMA-partij en het National Islamic Front (NIF) onder leiding van de Moslimbroederleider Hassan al-Turabi.

Dertig jaar terreur en genocide onder dictator Al-Bashir

Maar ook de burgerregering van Al-Mahdi was een kort leven beschoren: al na drie jaar kwam ze abrupt aan haar einde door een vierde staatsgreep op 30 juni 1989, deze keer onder leiding van Omar al-Bashir. De generaal benoemde zichzelf tot president, opperbevelhebber van het leger en voorzitter van de Revolutionary Command Council for National Salvation. Al-Bashir verzoende zich met de Moslimbroeders en gebruikte de groeiende populariteit van het National Islamic Front om zijn beleid een massabasis te geven. In 1992 probeerde Al-Bashir zijn regime op te poetsen met de oprichting van een parlement, volgestouwd met leden of sympathisanten van het NIF.

De klasse rond Al-Bashir verrijkte zich met de petrodollars. De militaire dictator kocht er wapentuig mee, maar liet ook grootschalige infrastructuurwerken uitvoeren. In de hoofdstad Khartoem rezen wolkenkrabbers, luxe villa’s en hotels als paddenstoelen uit de grond. Ondanks deze economische groei bleef de meerderheid van de bevolking onder de armoedegrens leven. Door de onafhankelijkheid van Zuid-Soedan in 2011 verloor het regime een groot deel van zijn inkomsten, omdat 75 procent van de olieproductie zich in Zuid-Soedan bevindt.

Toen het regime van Al-Bashir in de Golfoorlog (1990-1991) de kant van Irak koos, kelderden de betrekkingen met de VS en belandde Soedan in 1993 op de lijst van terroristische staten.

Toen het regime van Al-Bashir in de Golfoorlog (1990-1991) de kant van Irak koos, kelderden de betrekkingen met de Verenigde Staten en belandde Soedan in 1993 op de lijst van terroristische staten. De VN-Veiligheidsraad legde Soedan tal van sancties op, die Soedan economisch en financieel isoleerde. Vanaf 1995 begonnen de VS met wapenleveringen aan de Sudan People’s Liberation Army en lanceerden ze een offensief gericht op de afscheuring van Zuid-Soedan. De zware kosten aan materieel, financiën en mensenlevens dwongen het regime van Al-Bashir in 2005 tot een vredesakkoord met de SPLA. In het kader daarvan had in 2009 een referendum plaats: een overgrote meerderheid van de zuiderlingen stemde voor onafhankelijkheid.

Het regime van Al-Bashir is ook verantwoordelijk voor de genocide in de regio Darfur. Hiervoor gebruikte het regime de Janjaweed (‘strijders te paard’), van oorsprong Arabische veehouders. In 1990 sloten de Janjaweed uit Tsjaad en Libië zich aan bij de nomadische Janjaweed van Darfur. Ze waren uit Libië naar Darfur gevlucht na hun nederlaag aan de zijde van Kaddafi’s leger tijdens de oorlog tegen Tsjaad, dat steun kreeg van Frankrijk en de VS. Het regime van Al-Bashir bewapende de Janjaweed, die carte blanche kregen om hele dorpen af te slachten. Het aantal dodelijke slachtoffers wordt ruwweg geschat op 300.000, terwijl het aantal vluchtelingen en intern ontheemden steeg tot 2,5 miljoen. Voor deze misdaden tegen de menselijkheid werd Al-Bashir gedagvaard voor het Internationaal Strafhof in Den Haag. In 2007 werd een vredesakkoord gesloten. Een gezamenlijke vredesmacht van de Afrikaanse Unie en de Verenigde Naties moest waken over de toepassing ervan. Maar dit vredesleger kon de bloedbaden en schendingen van de mensenrechten niet voorkomen. Zijn mandaat eindigde trouwens in 2020.

In 2009 viel Al-Bashir een onverhoopt geluk te beurt. Toen goudzoekers ontdekten dat in de bergen van Jebel Amer in Noord-Darfur het goud er a.h.w. voor het rapen lag, kwam er een ware goudrush op gang. Aanvankelijk reikte de sultan van de Beni Husseinstam de exploitatievergunningen uit, maar al snel belandden ze in handen van Musa Hilal, de lokale leider van de Janjaweed-milities. Minstens 800 stamgenoten kwamen om het leven bij zuiveringsoperaties. Al-Bashir pookte het vuur van de oorlog in Darfur terug op in de hoop dat het meeste goud naar de staatsbank zou vloeien. Dat was naast bendeleider Hilal gerekend, die in Jebel Amer zijn eigen koninkrijkje vestigde en het goud illegaal langs buurland Tsjaad naar de Verenigde Arabische Emiraten en Frankrijk smokkelde. Al-Bashir bevorderde de Janjaweed tot reguliere troepen en doopte hen om tot Rapid Support Forces (RSF) met aan het hoofd Hemeti. Hij bracht het hoofdkwartier van deze paramilitaire militie over naar Khartoem. Daar fungeerden de RSF als presidentiële lijfwacht en als tegenmacht tegen mogelijke staatsgrepen van het reguliere leger. In juli 2017 zette Hemeti orde op zaken en maakte hij manu militari een einde aan de rebellie van zijn neef Hilal. Het goud zou terug naar Khartoem vloeien. Maar Al-Bashir misrekende zich. In plaats van het goud naar de staatsbank te sturen, organiseerde Hemeti zelf de illegale en lucratieve goudhandel. Met dat fortuin bouwde Hemedti een privémilitie van 70.000 soldaten uit, die hij royaal kon betalen. Hij stuurde zijn huurlingen zelfs uit naar Libië om samen met generaal Khalifa Hafter te vechten en naar Jemen om samen met de Saoedi-Emiraten-coalitie de Houthibevolking te bestoken. Als beloning stortte Saoedi-Arabië in april 2021 2,7 miljard euro op de rekening van Hemedti.

Al-Bashir werd zo zenuwachtig om zijn eigen lot dat hij in november 2017 naar Moskou vloog om president Poetin om bescherming te vragen “tegen de agressieve acties van de VS”.

Al-Bashir werd zo zenuwachtig om zijn eigen lot dat hij in november 2017 naar Moskou vloog om president Poetin om bescherming te vragen “tegen de agressieve acties van de VS”. Een maand later trainden huurlingen van de Wagner-groep, een Russische privémilitie, Soedanese rekruten. Zij werden ook ingezet voor de beveiliging van goud-, diamant- en uraniummijnen. De Russische vloot kreeg toegang tot Port Sudan aan de Rode Zee en daarmee een toegangspoort tot Oost-Afrika. Het Russische kartel M Invest en zijn Soedanese dochtermaatschappij Meroe Gold verwierf concessies in de mijnbouw. Daardoor kon Rusland zijn goudreserves flink aanvullen.

Ondanks de hoge inkomsten duwden systematische corruptie en torenhoge legeruitgaven Soedan in een diepe economische crisis. Het regime van Al-Bashir startte de afgelopen decennia de uitverkoop van de nationale rijkdom, vooral aan de rijke landen van de Perzische Golf. Met de landroof van vruchtbare regio’s door bepaalde landen zoals Saoedi-Arabië, de Verenigde Arabische Emiraten, Qatar en Turkije, probeerde het corrupte regime de kassa te spijzen, maar veel geld verdween in de zakken van de rijke topelite en in de uitbouw van paramilitaire veiligheidstroepen.

De val van Al-Bashir

In augustus 2018 liepen de politieke spanningen op toen Omar al-Bashir besloot de grondwet te wijzigen zodat hij een derde termijn als president kon aanblijven. De voornaamste oorzaak van de straatprotesten was echter te vinden in de begroting van 2018. 75 procent van het budget werd opnieuw toegewezen aan het leger, het veiligheidsapparaat en de milities, terwijl de subsidies op basisproducten werden afgeschaft. Op een paar maanden tijd steeg daardoor de prijs van een brood van een half pond naar drie Soedanese ponden. Ook de brandstofprijzen swingden de pan uit, terwijl de bevoorrading stokte. De inflatie piekte tot 70 procent. De bankautomaten stonden leeg en aan het bankloket kon slechts een beperkte som cash worden afgehaald.

De golf van protesten begon op 19 december in Atbra, een stad met een decennialange revolutionaire geschiedenis en sloeg over naar de andere steden. De broodrellen kregen al snel het karakter van een regelrechte opstand tegen het regime. De economische eisen sloegen om in politieke eisen: weg met het regime van Al-Bashir, weg met de militaire dictatuur. Uit honderdduizenden monden klonk met één stem: “Just fall, that’s all” of “Tasgut Bas” in het Soedanese Arabisch. De oproep tot mobilisatie door de Sudanese Professionals’ Associations (SPA), een koepel van vakbonden, vond brede weerklank bij de hele bevolking. Aanvankelijk was het de bedoeling van de SPA om de regering een protestnota te overhandigen waarin economische veranderingen werden geëist. Uiteindelijk werd het een open brief waarin werd opgeroepen tot het aftreden van president Omar Hassan Al Bashir. Verschillende oppositiegroepen besloten op een bijeenkomst op 25 december 2018 om hun meningsverschillen opzij te zetten en hun krachten te bundelen. Het was de eerste keer sinds de staatsgreep van 1989 dat zo’n verscheidenheid aan bewegingen, organisaties en politieke oppositiepartijen erin slaagde een verenigd front te vormen. Het ging meer bepaald om de Nida’a Al-Sudan-coalitie (waaronder de Umma), de Sudanese Communist Party, het Sudan Revolutionary Front (SRF, een alliantie van rebellengroepen uit Darfur, Zuid-Kordofan en de Blauwe Nijl) en de National Consensus Forces (NCF, een coalitie van 20 politieke oppositiepartijen uit alle regio’s van het land),

De oproep tot mobilisatie door de Sudanese Professionals’ Associations (SPA), een koepel van vakbonden, vond brede weerklank bij de hele bevolking.

De Soedanezen, die dertig jaar geterroriseerd waren, overwonnen hun angst. De leuzen waren glashelder: “Vrijheid, vrede en gerechtigheid” en “Evolutie is de keuze van het volk”. In de ochtend van 25 december was de Soedanese hoofdstad getuige van de meest indrukwekkende demonstratie sinds 1989. De hele oppositie was aanwezig. Ondanks de onnoemelijke repressie bleven daarna de demonstraties doorgaan. Al-Bashir riep op 22 februari 2019 de noodtoestand uit, maar de storm van protesten raasde door.

De omverwerping van het regime werd gerealiseerd door een militaire coup onder leiding van dezelfde legertop die dertig jaar met het regime gecollaboreerd had.

Wat begon als een broodopstand, verspreidde zich als een lopend vuurtje over het hele land. Op 6 april 2019 bereikte de volksopstand zijn hoogtepunt. Die dag werd door de verzetsbeweging gekozen omdat het de verjaardag is van de historische volksopstand die de militaire dictator Jafaar Nimeiri in 1985 van de macht verdreef. Gelijktijdig organiseerden in alle wereldsteden de zeven miljoen Soedanezen uit de diaspora massademonstraties ter ondersteuning van de opstand in hun thuisland.

Op 11 april 2019, na vier maanden van onafgebroken protest, werd dictator Al-Bashir ten val gebracht en naar de gevangenis gestuurd. Maar deze overwinning van het volksverzet had een grote schaduwzijde. De omverwerping van het regime werd gerealiseerd door een militaire coup onder leiding van dezelfde legertop die dertig jaar met het regime gecollaboreerd had. Dankzij de interventies van de Afrikaanse Unie, de premier van Ethiopië Abiy Ahmed, de “trojka” (Noorwegen, Verenigde Staten en Verenigd Koninkrijk) werd het nieuwe militaire regime aan de onderhandelingstafel gedwongen. Uiteindelijk ondertekenden de Transitional Military Council (TMC) en de Forces of Freedom and Change (FFC, een alliantie die in januari 2019 was opgericht) op 4 augustus 2019 een overeenkomst die een civiel-militaire overgangsregering oprichtte. Dezelfde militairen die het land ten gronde hadden gericht en verantwoordelijk waren voor de brutale repressie en massamoorden, gaven tenslotte hun fiat.

Het akkoord dat de militaire putsch legaliseerde

De eerste twee jaar werd aanzien als een overgangsperiode, waarin de Soevereine Raad van elf leden – vijf officieren van de TMC en vijf burgers van de FFC en een voorzitter – gemachtigd was om alle beslissingen te nemen. Deze raad moest een nieuwe grondwet opstellen en na twee jaar verkiezingen uitschrijven. Generaal Abdel Fattah al-Burhan werd voorzitter van de Soedanese Soevereine Raad en econoom Abdalla Hamdok kreeg de rol van eerste minister van de burgerregering.

Het akkoord tussen de TMC en een deel van de FFC bevatte een aantal positieve elementen zoals de gelijkheid van elke burger, de vrijheid van meningsuiting, van vergadering en van informatie en de bewegingsvrijheid. De SCP, het SRF, dat alle gewapende verzetsbewegingen omvat, en een deel van de FFC verwierpen toch de overeenkomst omdat ze vonden dat twee essentiële eisen van de Soedanese revolutie niet waren opgenomen.

Ook al beloofde het akkoord dat de repressie was afgelopen, de Soedanezen hadden met scha en schande geleerd dat zolang de militairen de macht hebben, er geen enkele garantie bestaat op een democratische omwenteling.

De eerste was de eis van miljoenen Soedanezen om alle macht onvoorwaardelijk over te dragen aan een burgerlijke overgangsregering, de tweede was de ontwapening van de milities en het ter verantwoording roepen van de voormalige en huidige militaire leiders voor hun bloedbaden. In feite legaliseerde de overeenkomst de militaire putschisten. De SCP verklaarde dat er ook geen enkele garantie bestond op een vredesproces zolang er geen akkoord werd onderhandeld met het SRF en zolang de Soedanese milities uit Jemen en Libië niet werden teruggetrokken. “De uitgaven aan het leger en de staatsveiligheid bedragen minstens 76 procent van de nationale begroting. Zonder een grondige herschikking van deze staatsbegroting kan geen economisch herstel en sociale rechtvaardigheid worden bereikt”, stelde de SCP. Ze hekelde ook dat de TMC zonder mandaat internationale overeenkomsten bleef sluiten en militaire en financiële steun bleef accepteren: steun van buitenlandse regeringen en bedrijven die zich mengen in binnenlandse aangelegenheden. Vanwege deze onopgeloste meningsverschillen brak de SCP uiteindelijk met de FFC. Zo behield ze de vrijheid om te organiseren en te mobiliseren. Ze concentreerde al haar inspanningen op de versterking van de revolutionaire basisbewegingen.

De FFC waren verdeeld over de overeenkomst, maar het massale volksverzet was niet verlamd. De straat bleef een burgerlijke regering en de bestraffing van de militaire misdadigers eisen. De SCP bleef deze eisen met woord en daad ondersteunen: ‘De polsslag van de revolutie geeft onze richting aan.’ In de volkswijken werden verzetscomités opgericht die het voortouw namen bij het organiseren van de protesten. Jongeren verzamelden autobanden voor de barricades, dokters en verpleegsters zetten veldhospitalen op, vrouwen organiseerden gaarkeukens … De Soedanese demonstranten zwoeren: “wij zullen nooit de hand drukken van militairen wier handen besmeurd zijn met het bloed van onze kinderen, onze broers en zusters”. Ook al beloofde het akkoord dat de repressie was afgelopen, de Soedanezen hadden met scha en schande geleerd dat zolang de militairen de macht hebben, er geen enkele garantie bestaat op een democratische omwenteling.

Democratische strijd en overheidsrepressie

Een aantal democratische eisen van de revolutie werden gerealiseerd. Premier Hamdok verbood vrouwelijke genitale verminking, hief het alcoholverbod voor niet-moslims op, schafte de doodstraf voor lhbt’ers af en gaf Soedanese vrouwen toelating om zonder toestemming van de echtgenoot te reizen. Al-Bashir werd voor de rechter gedaagd op beschuldiging van corruptie en van de staatsgreep van 1989. Om de crisis te keren en de inflatie van het Soedanese pond te stoppen, gaf de premier aan dat negen miljard dollar dringend nodig was. Daarom wou hij drastisch besparen op de militaire uitgaven, die 75 procent van de overheidsuitgaven opslokken tegenover een miezerige twee procent voor gezondheidszorg en onderwijs. Hij plande de nationalisatie van de vele bedrijven in handen van de legertop. Maar van die belangrijke hervormingen kwam niets in huis.

De militaire hiërarchie bleef de economie en financiën controleren. De burgerlijke regering van Hamdok was vleugellam en slaagde er niet in het tij te keren. Integendeel, de crisis verdiepte zich nog. De staatsschuld steeg tot 250 procent van het bbp, de inflatie liep torenhoog op en de voedsel- en olieprijzen piekten. De internationale donorconferentie haalde slechts 1,8 miljard dollar op en dus niet de verwachte 8 miljard. Bovendien vereiste de Covid-19-pandemie de tijdelijke sluiting van winkels en markten. Een miljoen Soedanezen stond op de rand van de hongersnood.

Op 25 oktober 2021 toonde het hoofd van de Soevereine Raad, generaal Al-Burhan, zijn ware gelaat. Hij pleegde een putsch tegen de burgerregering van premier Hamdok, die samen met zijn ministers in de gevangenis belandde. Daarmee verbrak Al-Burhan op brute wijze de machtsdeling tussen het leger en het burgerverzet. Waarschijnlijk was de datum geen toeval, want er waren nog maar drie weken te gaan voor de generaal het voorzitterschap van de Soevereine Raad aan de burgerregering moest overdragen. Ondanks de zware repressie, arrestaties en moorden door sluipschutters die op de putsch volgde, bleef het Soedanese volk massaal op straat protesteren. Tijdens de March of Millions op 19 december 2021 doodden veiligheidstroepen minstens twee demonstranten en verwondden er 300. “We hebben zeer verontrustende berichten ontvangen over seksueel geweld en intimidatie door veiligheidstroepen tijdens de demonstraties van 19 december”, verklaarde de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN. De Sudanese Professionals’ Association riep de advocaten op om zich naar de detentiecentra te haasten om de vrijlating van de gevangenen te eisen.

Op 21 november 2021 deed generaal Al-Burhan een ongeloofwaardige zet: hij vroeg ex-premier Hamdok om zijn post van eerste minister terug op te nemen. Dat voorstel werd onderhandeld door Volker Perthes, speciaal gezant van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties en hoofd van de United Nations Integrated Transition Assistance Mission in Sudan (UNITAMS). De VN-Veiligheidsraad had Perthes gemandateerd om het dode akkoord nieuw leven in te blazen. Hamdok accepteerde het vernederende aanbod. Maar na hopeloze pogingen om een nieuw burgerkabinet te vormen diende hij op 2 januari 2022 zijn ontslag in. “Ik heb mijn best gedaan om te voorkomen dat het land zou wegzinken in een ramp”, zei hij in een televisietoespraak. Van toen af lagen de kaarten duidelijk op tafel: het verenigde volk tegen de militaire dictators.

Honderden jongeren werden afgeslacht tijdens de sit-in, 55 demonstranten werden gedood door sluipschutters, meer dan 700 mensen werden vermoord door de Rapid Support Forces van Hemeti in Jebel Moon, honderden demonstranten werden gearresteerd en gemarteld, tientallen werden vermist in de periode tussen de putsch en begin december 2021. Maar door drie jaar lang massaal te demonstreren, hun wijken te barricaderen en hun leven op te offeren, tonen de Soedanezen hun dagelijkse vastberadenheid om van Soedan een vrij, democratisch en verenigd land te maken. De drie “nee’s” verenigen de Soedanezen in hun volharding:

Nee tegen elk politiek partnerschap met het leger. Nee tegen onderhandelingen met het leger. Nee tegen alle compromissen met het leger.” “De kazerne is waar je thuishoort, Al-Burhan. Geen enkele militie mag een land regeren”, klonk het in de straten van Khartoem. Het Soedanese volk wou voor eens en voor altijd de vicieuze cirkel van langdurige militaire dictaturen en kortstondige burgerlijke regeringen doorbreken. Van de onafhankelijkheid in 1956 tot heden terroriseerden corrupte militaire regimes hun eigen bevolking gedurende 52 jaar van de 66 jaar. “Liever sterven door een kogel, dan creperen onder uw regime”, schreeuwden honderdduizenden tegen de milities.

Sinds de staatsgreep van 25 oktober 2021 is de Soedanese economie ingestort en verslechtert de levensstandaard dramatisch. De prijzen van elektriciteit en brood blijven stijgen. Sidgi Kaballo, economisch expert en een van de leidende figuren van de CPS, wees erop dat ondanks wurgende maatregelen het begrotingstekort bleef oplopen. De geldontwaarding was in vrije val: de waarde van het Soedanese pond is gedaald naar 600 pond voor één USD. De Soedanese staat stevent af op een faillissement.

De motoren van de Soedanese revolutie

De leiding van de opstand kwam na de putsch tegen de burgerlijke regering van Hamdok in handen van de Sudanese Professionals’ Association, andere vakbonden en de CPS. Jarenlang bundelden ze alle ervaringen van hun successen en mislukkingen. Ze zijn verenigd in de volkscomités, die zich actief en creatief wapenen tegen de harde repressie door de veiligheidstroepen. De verzetscomités zijn horizontaal per wijk georganiseerd, wat het moeilijk maakt voor het militaire regime om voortrekkers eruit te pikken. Ze sluiten straten af met brandende autobanden en met stalen pinnen in de wegen. Ze bekogelen de paramilitairen vanop de daken met stenen. Ze gaan van huis tot huis om iedereen erop te wijzen dat hun plaats op de straat is. Ze roepen op om te demonstreren, weliswaar vreedzaam om het regime geen alibi te verschaffen om massaal wapens in te zetten. Behalve de collaborateurs met de superrijke legerelite zijn alle lagen van de bevolking in het protest vertegenwoordigd. De huizen van collaborateurs worden beschilderd met de slogan ‘we kennen u’. De organisatie van de wijkcomités zorgt ervoor dat de milities en het leger de wijken niet permanent kunnen bezetten en dwingt zo de milities om uitsluitend vanuit hun kazernes te opereren. “Het verenigde volk zal nooit worden verslagen”.

De schaamteloze onderdrukking van vrouwen onder het bewind van de Moslimbroeders zijn die eersten nooit vergeten. De Soedanese revolutie is daarom ook de revolutie van de bevrijding van de vrouw.

Het verzet blijft niet beperkt tot massabetogingen en het afsluiten van de wijken. De voornaamste wapens zijn de algemene staking en de burgerlijke ongehoorzaamheid. Al drie jaar liggen grote delen van de economie vrijwel plat. De laatste weken worden alle grote transporten naar Port Sudan aan de Rode Zee en naar Egypte lamgelegd door wegblokkades. Daardoor schieten de voedselprijzen in Egypte de hoogte in, tot grote woede van Sisi. De voedseltransporten moeten noodgedwongen rechtsomkeer maken naar Khartoem. Zulke acties vergroten het geloof in de revolutie bij de actievoerders en bij de wijkbewoners die op hun tandvlees zitten. De winkels zijn terug gevuld. De solidariteit bloeit open. Grote gaarkeukens en geldelijke steun van rijkere Soedanezen in binnen- en buitenland proberen de gaten te vullen. Ondanks de 3,5 miljard dollar die de twee rijke oliestaten in het Soedanese regime hebben gepompt om het van de ondergang te redden, blijft het volksverzet de economie lam leggen.

Deze massabeweging heeft ook een erg vrouwelijk karakter: 70 procent van de demonstranten zijn vrouwen en sommige vrouwen verwierven het statuut van heldinnen van de revolutie. De Soedanezen eren hen met de koninklijke titel van “Kandakas”, de naam van prinsessen in de vroegere Kush-beschaving. Vermits de Moslimbroeders 46 jaar de dictaturen van Numeiri en Al-Bashir steunden en hun leiders aan hun regeringen deelnamen, kreeg deze volksopstand ook een bevrijdend karakter. Vandaag worden de Moslimbroeders en hun sharia-wetgeving door de overgrote meerderheid van de Soedanezen uitgespuwd als verraders en valse profeten van de Islam. De schaamteloze onderdrukking van vrouwen onder hun bewind zijn die eersten nooit vergeten. De Soedanese revolutie is daarom ook de revolutie van de bevrijding van de vrouw.

De Soedanese Communistische Partij heeft enorm aan respect gewonnen bij de bevolking. Ze is in de strategie en tactieken van de Soedanese revolutie niet meer weg te denken. Ze zit mee aan het stuur van de revolutie.

Binnen het volksfront is de CPS de enige partij die organisatorisch en ideologisch de volksopstand blijft ondersteunen en richting geven. De CPS verdedigde de eenheid van alle revolutionaire krachten en liet zich niet verleiden om de neoliberale Soft Landing Strategy te omarmen, zoals de traditionele partijen dat deden. Die geloofden dat de regering van Hamdok een omslag kon realiseren terwijl ze onder de knoet van het militaire regime zat. De CPS ondersteunt consequent de lijn van geweldloos verzet, nu al gedurende drie jaar. De geweldloze demonstraties versterken de eenheid van het volk omdat alle lagen, leeftijden en sociale groepen aan het verzet kunnen deelnemen. Met beperkte militaire middelen en ervaring de gewapende strijd aanbinden met getrainde milities zou trouwens zelfmoord betekenen. Tegelijk gaat de CPS een front aan met de gewapende verzetsbewegingen van Darfoer en Kordofan. Het is erg moeilijk voor het militaire regime om binnen zo’n brede massabeweging de CPS te isoleren. Het regime strooit nochtans permanent leugens over de communisten rond, maar die tactiek heeft geen succes meer. De CPS heeft daarentegen enorm aan respect gewonnen bij de bevolking. Ze is in de strategie en tactieken van de Soedanese revolutie niet meer weg te denken. Ze zit mee aan het stuur van de revolutie.

Een andere motor van de Soedanese revolutie is Sudanese Professionals’ Association, die in 2016 van start ging als een vereniging van artsen, journalisten en advocaten. Sinds haar ontstaan volgde ze een revolutionaire lijn. In sommige bedrijfstakken en steden staan ook de vakbonden van de arbeiders sterk. Zij leveren een grote bijdrage tot het welslagen van de revolutie. Vooral in de stad Atbra, het treincentrum van Soedan, bestaat een lange traditie van vakbondswerking. Na de massamoord op de deelnemers van de sit-in voor het hoofdkwartier van het leger op 3 juni 2019 riep de SPA op tot “totale burgerlijke ongehoorzaamheid en algemene staking”. In het verlengde van die lijn kondigde de SPA in augustus 2019 aan dat ze niet wou zetelen in het kabinet van de overgangsregering, maar wel wou deelnemen aan de Wetgevende Raad om de weg naar democratie voor te bereiden. Dokters organiseerden de opvang van gewonde en gefolterde verzetsmensen. Advocaten bestookten rechters met aanklachten. Journalisten waren actief op alle massamedia, zowel in binnen- als buitenland. In alle wereldsteden werden manifestaties georganiseerd en werden de ambassades bestookt met protesten, met als resultaat dat in verschillende landen het ambassadepersoneel zich distansieerde van het militaire regime. Zelf nam ik deel aan de massabetogingen in Londen als steun aan de revolutie. Alleen al in Londen werken er ongeveer zesduizend Soedanese dokters.

Ten slotte stuwt de jeugd de volksopstand vooruit. In vroegere opstanden speelden de traditionele partijen een centrale rol en werden jongeren geënthousiasmeerd met nationalistische en religieuze leuzen. Deze generatie jongeren is opgegroeid onder de verstikkende controle van de Moslimbroeders. Ze spiegelen zich niet langer aan die leiders, maar dromen van een vrije en democratische toekomst. Deze jongeren verachten de postjesjagers en kazakkendragers van de militairen. Zij hebben geen boodschap meer aan de politieke koehandel van compromissen en valse beloften. Naast een verandering van regime, eisen zij ook fundamentele maatschappelijke veranderingen. De Soedanese crisis kan volgens hen alleen opgelost worden binnen een rechtsstaat waar respect bestaat voor etnische, tribale, religieuze en andere culturele verschillen. De jongeren zijn op de hoogte van wat er in de wereld gebeurt en communiceren via de sociale media. Ze willen een moderne staat die gebouwd is op vrede, vrijheid en gerechtigheid.

Footnotes

  1. Umma betekent ‘gemeenschap’ in het Arabisch, en wijst op de wereldgemeenschap van de moslims.