Artikel

De migranten-arbeiders treden uit de schaduw

Daniel A. Gordon

—5 april 2018

PDF-versie

In 1968 staan ook de Franse migrantenarbeiders op. Hun deelname aan de protesten zal de migrantenbeweging en de Franse samenleving diepgaand beïnvloeden.

“We zijn dus niet langer nullen in Frankrijk?” Dat zeiden Portugese bewoners van een pension voor arbeiders die voor Citroën auto’s produceerden. Die woorden illustreren een belangrijk aspect van mei 68, de grootste arbeidersrevolte in de Franse geschiedenis. Toen de directeur van het Citroën-pension tijdens de algemene staking arbeiders probeerde te overtuigen om voor werkhervatting te stemmen, weigerden veel Portugese arbeiders dat te doen. De directeur had hen vaak gezegd: “Jullie buitenlanders zijn nullen in Frankrijk!” Maar toen ze zagen dat hij voor hen fonkelnieuwe bussen liet voorrijden om de staking te breken antwoordden de Portugezen: “We zijn dus niet langer nullen in Frankrijk?” 1

Door de directeur zijn eigen uitspraak naar het hoofd te slingeren, ondermijnden de arbeiders de stelling van de directeur dat zij enkel economische werkeenheden waren. Door hun arbeidskracht niet te verlenen waren ze in Frankrijk niet langer nullen. Omdat de Franse arbeidersklasse ook drie miljoen migranten telde – en kan dus eerder spreken over de ‘arbeidersklasse van Frankrijk’ dan over de ‘Franse arbeidersklasse’2 – is de reactie van migranten op stakingen belangrijk.

Als hij er al niet elders mee in aanraking kwam, moet elke migrantenarbeider zeker op zijn werk met de gebeurtenissen geconfronteerd zijn. Maar in welke mate hebben zij aan de stakingen deelgenomen? De Confédération française démocratique du travail (CFDT) heeft onderzocht hoeveel vakbondsleden met een migratieachtergrond hebben deelgenomen. En ook heel wat lokale afdelingen van de linksgeoriënteerde katholieke jongerenbeweging Jeunesse Ouvrière Chrétienne (JOC) en de Franse tak van de officiële Algerijnse vakbondskoepel, de Association Générale des Travailleurs Algériens, hebben dat onderzocht. Uit de analyses blijkt dat deelname de norm was. Door ook andere bronnen te raadplegen kan de historicus inschatten hoe ver die deelname ging.3

Een elementaire rol in de stakingen

Vóór 1968 was de organisatiegraad van migrantenwerkers in Frankrijk belabberd, maar door de staking veranderde dat, op zijn minst tijdelijk. Dat was heel duidelijk in de fabrieken waar Citroën zijn auto’s produceerde, in de westelijke voorsteden van Parijs, Levallois, Choisy en Nanterre en in de stad zelf. Voor mei 68 was Citroën een klassiek voorbeeld van de manier waarop migranten werden ingezet om een personeelsbestand op te bouwen met meegaande, onderdrukte arbeidskrachten. Paradoxaal genoeg bleek de staking bij Citroën even fel te zijn als op andere plaatsen, en ze duurde ook langer: er werd gestaakt tot 20 juni, arbeiders op andere plaatsen waren toen allang weer aan het werk gegaan. Er is bewezen dat immigranten daarin een belangrijke rol hebben gespeeld.

Toen de staking eenmaal begonnen was, zijn er heel wat bewijzen dat ook Spaanse en Portugese arbeiders eraan meededen. Een pamflet van het stakingscomité: “Sinds maandag 20 mei zijn de fabrieksarbeiders van Citroën, zowel Franse als buitenlandse, in staking”.4 Op 23 mei, in een artikel voor de maoïstische krant La Cause du Peuple, vestigde een groep arbeiders uit Choisy de aandacht op de solidariteit die hun migrantencollega’s hen betoonden. Zelfs de communistische krant L’Humanité vond dat een van de meest opvallende dingen aan de staking bij Citroën, de ‘vastberadenheid’ van de migrantenarbeiders was.5 Iedereen stelde meertalige flyers en affiches op voor de stakers, van vakbonden tot maoïsten.6 Het is goed mogelijk dat stakende arbeiders van Citroën hebben meegewerkt aan een van de beroemdste posters van mei 68, ‘Franse arbeiders en migrantenarbeiders verenigd’.7 Minstens twee arbeiders van Citroën, de Algerijn Amar Daoud en de Spanjaard Nicolas Del Rio, werden uit Frankrijk uitgewezen vanwege de rol die ze tijdens de staking hadden gespeeld.8

Anders dan Citroën was Renault een echt bastion van de Franse arbeidersbeweging. Maar Billancourt was ook een van de meest kosmopolitische fabrieken van Europa, er werkten liefst 60 verschillende nationaliteiten. Mensen uit die tijd noemden de fabriek de ‘Kasbah op het Île Seguin’ en ‘de toren van Babel van de uitgebuitenen’.9 Daarom is het verhaal van de arbeiders van Billancourt niet alleen het verhaal van de Franse communisten. Er zijn tal van bewijzen dat de migranten in 68 hebben meegedaan met de staking in Billancourt. Maar net zoals bij Citroën zijn de migranten niet alleen aan de staking begonnen. Op 13 mei riepen de vakbonden op tot een algemene staking van één dag om te protesteren tegen het politiegeweld tijdens de ‘Nacht van de barricades’. Een waarnemer die niet wist wat er aan de hand was en de arbeiders zag aankomen, stond versteld van het grote aantal Algerijnse en zwarte arbeiders10 onder de mensen die eruitzagen alsof ze gingen werken en niet op weg waren naar massabijeenkomsten. Op 16 mei begon bij Renault een algemene staking en bezetting in de afdelingen waar de Franse arbeiders in de meerderheid waren. Maar eens de staking begonnen was, sloten de migrantenarbeiders zich bij hen aan. Een van hen formuleerde het zo: ‘Wij stapten massaal en vol overgave in de strijd’.11

Toen ze zagen hoe talrijk de stakers waren, gooiden zwarte arbeiders in een werkplaats hun handschoenen neer en sloten zich bij de staking aan. De muren van de fabriek hingen vol affiches in drie of vier talen waarop men zich solidair verklaarde met de migranten. Het comité dat het amusement voor de stakers organiseerde, liet ook de Spaanse zanger Leny Escudero optreden. Op een bijeenkomst waar zesduizend buitenlandse arbeiders kwamen opdagen, werden er toespraken gehouden in het Spaans en in het Portugees.12 De krant van de CGT die zich specifiek op Algerijnen richtte, schreef: “In deze sector heten de helden van de staking Mohammed, Hocine, Vendidi of Martinez.”13

De migranten waren het meest zichtbaar in de grootschalige confrontaties in de auto-industrie, maar er werkten ook veel migranten in kleine werkplaatsen, vooral in de bouwsector. Spanjaarden, Portugezen, Marokkanen, Joegoslaven en Italianen, ze namen allemaal deel aan stakingen op wegen-werven waar knooppunten werden aangelegd, op werven in de oostelijke voorsteden van Parijs waar nieuwe woningen, ziekenhuizen en administratieve gebouwen werden opgetrokken, op de plek waar buiten de stad een nieuwe groothandelsmarkt voor levensmiddelen werd gebouwd – ter vervanging van de oude markt in Les Halles – en in andere steden zoals Perpignan en Lyon – waar één staking er zelfs toe leidde dat migrantenarbeiders het recht kregen om twee maanden vakantie te nemen om tijd door te kunnen brengen bij hun familie. Migrantenarbeiders deden ook mee aan stakingen in schrijnwerkerijen, textielfabrieken en bij vuilophaaldiensten.14 Overal in Frankrijk vond je stakingsposten met migranten, van een Spaanse arbeider in een koekjesfabriek in de Parijse voorstad Ivry tot Noord-Afrikaanse mijnwerkers in de noordelijk gelegen stad Lens. Vaak maakten ze ook deel uit van stakingsdelegaties, want ze waren belangrijke communicatiekanalen naar de buitenlandse werkkrachten toe. Die essentiële rol ontkrachtte het idee dat migranten stakingsbrekers waren: “En achteraf zullen er mensen zijn die zeggen dat migranten stakingsbrekers zijn, dat ze ons brood komen opeten!” 15

In 1968 bestond de overgrote meerderheid van migranten die betaald werk leverden uit mannen. Maar ook de vrouwelijke arbeiders, onder andere Portugese telefonistes en zelfs Spaanse huishoudhulpen, gingen in staking. In een atelier in Toulouse werd de staking op gang getrokken door een Spaanse vrouw die ontslagen was omdat ze een toespraak had gehouden over uitbuiting. Vrouwen en mannen met uiteenlopende politieke meningen deelden de overtuiging dat het nuttig was zich te verenigen om betere arbeidsvoorwaarden af te dwingen. Een Italiaanse in de Citroënfabriek in Nanterre was onvermurwbaar, ze vond dat ze met de staking moesten doorgaan totdat alle eisen ingewilligd waren, ook al was ze zelf niet bij een vakbond aangesloten en prefereerde ze het gaullisme boven het communisme. Dat waren rationele gevoelens, want de redenen waarom de arbeiders ontevreden waren, vooral de lage lonen, troffen de migranten het hardst.

Klassensolidariteit

Maar er werd niet alleen gestaakt om er materieel op vooruit te gaan. Er was nog een andere motivatie, de klassensolidariteit. Naar verluidt waren de Spaanse arbeiders het erover eens dat, als zij baat zouden hebben bij de staking, het dan ook maar eerlijk was dat ze eraan meededen.16 De solidariteit kon ook altruïstisch zijn. Velen staakten mee ook al dachten ze dat ze niet lang genoeg in Frankrijk zouden blijven om er de voordelen van te plukken, bijvoorbeeld een hoger pensioen. Manuel, een Portugese arbeider bij Citroën formuleerde het zo: “Wij zijn arbeiders en we moeten actie voeren, niet met politieke betogingen, maar voor alles wat de leefomstandigheden van de arbeiders aangaat, zelfs voor pensioenen waar wij geen aanspraak op kunnen maken.”17

Veel onderzoekers stelden vast dat de werkgevers er niet in slaagden hun ‘traditionele wapen’18 te gebruiken, namelijk migranten dwingen de staking te breken. Er is zelfs een geval bekend waarbij de omgekeerde tactiek werd toegepast, de directie probeerde een staking te breken door een deal te sluiten met Franse, geschoolde arbeiders en niet met buitenlandse, ongeschoolde arbeiders. Uiteindelijk kwam er geen deal en de Franse arbeiders nodigden lokale Noord-Afrikaanse families uit om in de fabriek te eten.19

Een paar migranten pasten zich aan aan de hoge verwachtingen van Nieuw Links over hoe een revolutionaire arbeider zich moest gedragen, maar velen gaven blijk van een hoge mate van klassenbewustzijn: ze identificeerden zich met de arbeidersklasse als geheel. Er werden banden gesmeed tussen Franse arbeiders en migrantenarbeiders, iets wat vroeger nooit had bestaan. Een van de kenmerken van de staking was dat de Franse arbeiders zich zo goed als nooit op racisme lieten betrappen. Er was soms wel wat kritiek op de aanwezigheid van buitenlanders bij stakingsposten, maar vergeleken met de sfeer in Franse fabrieken tijdens de Algerijnse Oorlog en de gewelddadige herfst van 1973 was de verstandhouding bijzonder positief. In één fabriek werd zelfs gemeld dat “alle sporen van racisme zo goed als verdwenen zijn”.20 Een Spaanse arbeider in Nanterre beschreef hoe uitzonderlijk de situatie was: “Het enige moment waarop ik echt bevriend was met Franse arbeiders was in mei 68. Toen heerste er onder alle arbeiders eensgezindheid.”21 Een arbeider bij Citroën voelde het ook zo aan, voor hem was meer geld echt niet de kern van de staking: “De menselijke waardigheid, dat is waar het hier om gaat.” 22

De meerderheid van de mensen streefde duidelijk naar meer eenheid, maar dat proces verliep niet altijd vlot en was ook niet onwankelbaar. De pied noirs, de anticommunistische vluchtelingen uit Oost-Europa en sommige Italianen buiten beschouwing gelaten23 waren er maar weinig migranten die zich actief tegen de opstand verzetten. Een reactie die veel vaker voorkwam was thuisblijven, zich gedeisd houden tot de crisis voorbij was. Dat kan geïnterpreteerd worden als passieve deelname, want veel arbeiders die thuisbleven, staakten al dan niet uit vrije wil. Bernard Hanrot, een Franse priester-arbeider, woonde in een hut dicht bij Duinkerken, samen met drie Turkse fabrieksarbeiders. Hij was eropuit getrokken om solidariteitsgeld in te zamelen voor hen en andere stakers en toen hij naar de hut terugkeerde, waren de drie er vreselijk aan toe, ze hadden immers drie dagen niet gegeten omdat ze geen geld hadden.24

Migrantenarbeiders waren niet de revolutionaire voorhoede zoals de maoïsten ze romantisch voorstelden. Sommigen zagen de regering de Gaulle als een goede regering voor buitenlanders – niet onbegrijpelijk, want ze moedigde immigratie actief aan – maar een slechte regering voor de Fransen. Sommigen waren ongerust dat de Communistische Partij aan de macht zou kunnen komen: “Veel Algerijnen denken: als de communisten aan de macht komen, kunnen wij onze koffers pakken.”25

De Gaulle’s radioboodschap over de gevaren van het ‘totalitaire communisme’ richtte zich vooral tot de Franse burgerij. Maar sommige Spaanse en Portugese arbeiders dachten er net zo over, zij waren immers opgegroeid onder regeringen die uitgesproken anticommunistisch waren. De rode vlaggen die boven bezette gebouwen wapperden, versterkten dat gevoel nog: “Abdelraouf legde aan vrienden uit waar de rode vlag die sommigen op de fabriekspoort hadden geplant voor stond: sommigen maakten zich zorgen over de vlag, ze vreesden dat de communisten de boel zouden overnemen.”26 Abdelraouf, een activist van JOC, antwoordde hen en probeerde hen ervan te overtuigen dat de rode vlag symbool stond voor de Parijse Commune en de stakingen van 1936 en niet enkel voor de Sovjet-Unie. Maar verwijzingen naar 1936 waren niet echt bemoedigend. Enerzijds had je de oudere Franse arbeiders die met genoegen terugdachten aan het jaar van het Front populaire, het Volksfront, vanwege de behaalde overwinningen, zoals het recht op betaalde vakantie. Sommige migranten gingen daarin mee. Maar de Spanjaarden associeerden 1936 anderzijds met heel andere dingen, een opstand die niet had geleid tot een socialistische utopie, of betaalde vakantiedagen, maar tot burgeroorlog en een dictatuur. “Thuis staat 1936 in het collectieve geheugen gegrift. Ze zijn bang voor elke burgeroorlog.”27

Er deden veel geruchten de ronde en de mensen geloofden dat er veel meer geweld was dan er in werkelijkheid was. In één barakkenkamp werd ten onrechte gefluisterd dat stakers vijf Portugezen hadden gedood. Toen die verhalen tot in de thuislanden waren doorgesijpeld, waar televisie, radio en kranten meestal in negatieve zin berichtten over de revolte, werden ze nog verder aangedikt. Er werd gemeld dat op een boerderij in Portugal het volgende werd verteld: “Mijn zoon is gedood”, vertelde een moeder ons. “Er zijn treinladingen vol lijken”.28

Maar dat viel niet echt toe te schrijven aan goedgelovigheid. Ook de Fransen reageerden op geruchten. Zo gingen velen weer aan het werk toen het gerucht de ronde deed dat er rond Parijs tanks waren gesignaleerd. Er was ook wel degelijk geweld, getuige de zeven doden en duizenden gewonden. En als de Franse burgers al redenen hadden om bang te zijn dat de overheid geweld zou gebruiken, dan gold dat extra voor de migranten. Het was nog maar zesenhalf jaar geleden, van 17 oktober 1961, dat migranten betoogd hadden. En er was toen helemaal niet naar hen geluisterd, integendeel, ze waren doodgeslagen en in de Seine gegooid.

Gezien die omstandigheden was het verrassend dat er zoveel migranten meededen. Het stereotype van de bedeesde Portugezen werd ontkracht in een bottelarij voor mineraalwater waar de Portugese arbeiders de staking verhardden en verder gingen dan de Franse vakbondsmilitanten van plan waren. Ook van de Spanjaarden werd beweerd dat ze passief waren, maar in de Citroënfabriek in Levallois waren zij het meest standvastig.29

De migranten waren dus niet eenduidig revolutionair, maar ook niet eenduidig passief. Er waren tal van uitzonderingen, maar tijdens de algemene staking van 1968 ontstond er een tijdelijke eenstemmigheid tussen Franse arbeiders en migrantenarbeiders. In het begin waren ze niet talrijk en ze deden het met de nodige aarzeling, maar daarna sloten migrantenarbeiders zich massaal, op nooit eerder geziene wijze aan bij de stakingsgolf. Mogelijks was het die collectieve sterkte die politici en activisten dwong te reageren op de aanwezigheid van de migranten, iets wat daarvoor altijd onopgemerkt was gebleven. De betrokkenheid van de migrantenarbeiders was een belangrijk moment voor Links. Franse activisten waren er in theorie van overtuigd dat het belangrijk was de Derde Wereld te bevrijden en nu maakten ze, vaak voor het eerst, in levenden lijve kennis met de migrantenarbeiders.

De deelname aan de debatten

De sfeer van mei 68 is vaak beschreven als een periode van oeverloos gepalaver en discussies, een “eindeloos politiek praatfeest”.30 Er werd over de meest uiteenlopende onderwerpen gediscussieerd en vooral in de bezette universiteitsgebouwen ging men daar tot diep in de nacht mee door. Altijd en overal besprak men wat in het linkse jargon bekend werd als ‘de band tussen studenten en arbeiders’. De migranten hadden zich dus als stakers bij de beweging aangesloten, maar in welke mate zetten ze de volgende stap en mengden ze zich in de interne debatten van de beweging? En werd er naar hen geluisterd?

Er waren tal van stemmen die het woord wilden richten tot de migrantenarbeiders, maar soms spraken ze ook in hun naam. De vakbonden waren enthousiast, de CFDT verdeelde in Parijs meer dan 30.000 meertalige flyers met opruiende leuzen zoals “Migrantenarbeiders en Franse arbeiders, samen verenigd in dezelfde strijd die we zullen winnen”.31 De maoïstische krant La Cause du Peuple doorbrak taboes, met name het model van individuele integratie dat de Franse overheid hanteerde, door te eisen dat alle migranten de Franse nationaliteit moesten krijgen, “collectief, meteen en onvoorwaardelijk”.32 Er werden tal van comités opgericht die allerlei thema’s moesten onderzoeken, zoals het bestaan van barakkenkampen, discriminatie tegen buitenlanders, en hoe Franse arbeiders en migrantenarbeiders in de beweging samengebracht konden worden.33 Activisten uit andere landen richtten comités op, zoals het Comité d’Action maghrébin, die niet lang bleven bestaan.34

Sommige critici hebben het feit dat links in Frankrijk zich opeens voor de migranten interesseerde, afgedaan als revolutionair opportunisme. Frederick Ivor Case, een zwarte Britse leraar die mei 68 in de omgeving van Lille meemaakte, zei dat de kreten die hij hoorde, zoals “De migranten behoren bij ons!”, leeg en hypocriet waren, omdat er concreet niets werd gedaan om hun toestand te verbeteren.35 Ongetwijfeld was het voor een deel retoriek, maar het feit dat Franse activisten eisen formuleerden voor migranten was mee een gevolg van hun concrete ervaring, hun ontmoetingen met migranten: die ervaringen hadden extra veel impact omdat het meestal hun eerste kennismaking met migranten was. Een Portugese arbeider zei het zo tegen een studentenpubliek: “Vroeger beseften velen van jullie niet welke moeilijkheden migranten hebben, of jullie wisten niet eens dat ze bestonden. We lopen langs jullie heen zonder dat jullie ons zien.” 36

Een voorbeeld van die relatie tussen ervaring en ideologie waren de affiches die in de bezette École des Beaux-Arts gemaakt werden en waarbij op verschillende affiches de migranten speciaal vermeld werden. De beroemdste is die waarop de kapitalist met hoed, tevergeefs probeert twee gestileerde arbeiders uit elkaar te houden, een Franse arbeider en een migrantenarbeider die de armen tegen elkaar drukken. Die affiche had het opschrift “Franse arbeiders en migrantenarbeiders verenigd” en was blijkbaar erg gegeerd bij buitenlandse arbeiders in mei en juni.37 Tekenend is dat de affiche op 22 mei werd gemaakt met medewerking van stakende Citroënarbeiders en dat geldt waarschijnlijk ook voor een tweede affiche met de slogan “Gelijk loon voor gelijk werk”.38 Dat was een voorloper van de eisen voor gelijkheid die zouden opduiken in stakingen die in het begin van de jaren 1970 door migranten werden geleid.

De gebeurtenissen inspireerden dus soms tot pogingen om actief op zoek te gaan naar grieven van migranten en die behoorlijk gedetailleerd voor te stellen. Door de contacten die Fransen en migranten tijdens de protestperiode legden, begonnen er gedurende een korte periode kranten te verschijnen die uitdrukkelijk de eisen van de migranten een platform boden. Maar het gebeurde anoniem om represailles van de overheid te vermijden.39

Deelnemen aan bijeenkomsten die speciaal voor migrantenarbeiders waren georganiseerd was één ding. Maar het was iets heel anders om op gelijke voet het woord te voeren op algemene bijeenkomsten, waar ze qua aantal overklast werden door de Franse activisten, die bovendien de spelregels kenden. Toch waren er migranten die heel vaak aanwezig waren. Er waren bijvoorbeeld Vietnamezen die bijna 24 uur per dag naar debatten luisteren aan de bezette Sorbonne-universiteit.40 Zij participeerden enkel passief, maar er waren er ook die het woord namen en niet enkel luisterden, hoewel dat vaker voorkwam bij buitenlandse studenten dan bij buitenlandse arbeiders. De deelname van buitenlanders werd van harte verwelkomd en betekende dat ze nauwelijks angst voelden om in zulke ‘bevrijde zones’ te spreken. Gamé Guilao, een student uit Guinee, herinnerde zich dat na een toespraak die hij had gegeven voor studenten in Poitiers: “de zaal trilde van het langdurige applaus en de enthousiaste vreugdekreten”.41

Bovendien was wat buitenlanders zeiden vaak vrank, uitdagend of ze namen andere sprekers op de korrel. Een Spaanse arbeider zei in zijn procommunistische toespraak dat studenten geen besef hadden van de werkelijkheid op straat42, wat bewijst dat de sfeer zo goed was dat buitenlanders hun mening durfden te geven. Het is niet zo dat er helemaal geen racisme was tegenover buitenlandse sprekers, maar er lag in die omgeving wel een streng taboe op. Toen een Afrikaanse spreker in het Odéon onderbroken werd met de kreet: “Ga terug naar je jungle, Zoeloe!”, reageerde het publiek fel, werd de roeper uitgejouwd en verzocht te vertrekken. Het publiek in het Odéon jouwde ook een racist uit die de toespraak van een Portugese arbeider verstoorde en zei: “Jij bent een buitenlander, jij hebt het recht niet om in ons land te revolteren!”43

Betogen kon leiden tot uitzetting

Door de openbaarheid was op straat betogen riskanter dan staken of in bezette gebouwen spreken. Voor buitenlanders betekende dat dat ze het traditionele verzoek van de Franse staat overtraden om politiek strikt neutraal te zijn. Dat kon leiden en heeft ook geleid, tot arrestaties en uitzettingen. Daarom hadden veel migranten, zelfs als ze staakten, het gevoel dat ze niet het recht hadden om in Frankrijk te betogen.44 Het was bekend dat de politie veel geweld gebruikte tegen betogers (en soms ook tegen niet-betogende toeschouwers) en de xenofobie maakte dat nog erger. Van bij het begin van de studentenopstand werd dat nog versterkt en werd de politie onder druk gezet om het beeld te schetsen dat “personen die geen Fransen waren en niet tot de universiteit behoorden” een belangrijke rol speelden.45 Er wordt gezegd dat één politiecommissaris zijn mannen beval ervoor te zorgen dat bij de gearresteerden 40 % buitenlanders waren.46

Vanaf de eerste en de tweede dag van de echte rellen in het Quartier Latin, op vrijdag 3 en maandag 6 mei, werden er al buitenlanders gearresteerd. De meesten waren studenten, maar op 6 mei was al bijna de helft van de gearresteerden geen student. Er zijn duidelijke bewijzen dat op zijn minst buitenlandse intellectuelen aan de opstand deelnamen. De bewijsstukken voor het feit dat buitenlandse arbeiders deelnamen aan 10 mei, de ‘Nacht van de barricades’, zijn minder sluitend. Toch zijn er bronnen die de betogers gunstig gezind zijn en zeggen dat ook migrantenarbeiders mee betoogden. De maoïstische L’Humanité nouvelle schreef dat Algerijnse arbeiders aanboden bloed te geven aan gewonde soldaten en ermee instemden pamfletten uit te delen.

De afkeer tegen het politiegeweld leidde tot de algemene staking van 13 mei en honderdduizenden trokken door de straten van Parijs. Voor die gebeurtenis zijn er tal van bewijzen dat migrantenarbeiders in die mars hebben meegelopen. Op één spandoek stond: “Laten we komaf maken met de isolatie van de barakkenkampen. Leve de verenigde strijd van Franse arbeiders en migrantenarbeiders”.47 Anders dan bij de chaotische taferelen in het Quartier Latin, konden mensen zich wel veilig voelen tijdens een vreedzame mars waarin massa’s mensen meeliepen, die georganiseerd was door de vakbonden en waarbij veel deelnemers uit de rode voorsteden naar Parijs kwamen.

Op 22 en 23 en vooral op 24 mei kwam het in Parijs opnieuw tot gewelddadige betogingen. Eerder die dag hadden Marokkanen, Algerijnen en Afrikanen zich in de noordelijke voorstad Saint-Ouen aangesloten bij de vreedzame betogingen van de CGT. Maar’ s avonds werd er overal in Parijs gevochten: hoewel het verhaal de ronde doet dat een groep Arabieren de slogan “Wij zijn allemaal Duitse Joden” scandeerde, wordt er verrassend genoeg nergens gesuggereerd dat migrantenarbeiders relletjes hadden geschopt.48 Er school een grond van waarheid in wat de Algemene Inlichtingendienst beweerde: “Buitenlandse arbeiders zijn passieve stakers, de meesten lieten zich niet met rellen in.”49

Op 24 mei ging de aandacht meer uit naar de rol van de criminele onderwereld en de blousons noirs. Dat er niet veel migranten deelnamen is begrijpelijk, want het feit dat sommige betogers al te zeer bereid waren geweld te gebruiken schrikte de migranten af. Ook al kon de beweging hun sympathie wegdragen, veel migrantenarbeiders vonden dat geweld gebruiken een tactische fout was en vonden het vreemd dat studenten auto’s op hun dak rolden en in brand staken, auto’s die zij als arbeiders maakten en die ze misschien zelf ook ooit hoopten te bezitten. Dat kon niet verhinderen dat het politiegeweld tegen buitenlanders hoog oplaaide, naar verluidt werden Noord-Afrikaanse, zwarte, Chinese en Vietnamese omstanders flink toegetakeld in politiebusjes en op politiebureaus.50

Immigranten bleven meelopen in vreedzamere marsen, onder andere Spaanse, Italiaanse, Portugese, Algerijnse en Afrikaanse arbeiders van Citroën en Renault tijdens een mars door Parijs die de CGT op 29 mei organiseerde.51 Maar na de Gaulle’s radiotoespraken en zijn dramatische terugkeer naar Parijs, de tegenbetoging op 30 mei en de oproep tot verkiezingen, begon de regering weer grip te krijgen op de situatie en de interetnische solidariteit begon af te brokkelen. In Belleville, algemeen bekend vanwege zijn geschiedenis van wederzijdse verdraagzaamheid tussen verschillende migrantengroepen, gingen Noord-Afrikanen, joden en moslims elkaar van 2 tot 4 juni te lijf.52

Schattingen over de deelname van migranten moeten met de nodige voorzichtigheid gehanteerd worden. Het is beter te kijken naar de graad van deelname van de Franse arbeiders. Uit een studie van Amerikaanse politieke wetenschappers blijkt dat slechts 8 % van de totale Franse bevolking in mei 68 aan een betoging heeft deelgenomen. Voor jonge mannen steeg dat percentage naar 30 %, maar de participatiegraad bij de arbeidersklasse lag lager dan die voor beroepsgroepen en managers.53

Zo bekeken verschilt de daadwerkelijke, zij het bescheiden participatie van buitenlandse arbeiders in betogingen niet zoveel van de participatiegraad van de arbeidersklasse als geheel. Veel migrantenarbeiders namen deel zonder gearresteerd te worden: ze wilden hun stem laten horen, maar hoedden zich voor een riskante confrontatie met de politie. Veel uitgewezen buitenlanders – bijvoorbeeld Richard Tôle, een Malinese arbeider bij Citroën in Lyon – gaf toe dat hij betrokken was bij politieke en vakbondsactiviteiten (in zijn geval bij de CFDT), maar ontkende dat hij aan rellen had deelgenomen of zich met studenten had ingelaten.54 Migrantenarbeiders konden dus soixante-huitards zijn in de breedste zin van dat begrip zonder zich te conformeren aan het enggeestige stereotype van internationale subversiviteit waarmee de overheid het activisme van buitenlanders doorgaans gelijkstelde. De betogingen in het Quartier Latin waren slechts de top van een sociale beweging van verschillende nationaliteiten, een beweging die de vorm van een ijsberg had, zowel boven als onder het oppervlak.

Aansluiten bij politieke organisaties is risicovol

De laatste logische stap voor migranten was misschien wel zich bij een linkse groep aan te sluiten. Maar voor buitenlanders ware het onverstandig geweest zich openbaar te uiten als lid, want dan liepen ze echt het risico uitgezet te worden. Dat was dus wel de minst voor de hand liggende manier om deel te nemen. Sommige in het buitenland geboren intellectuelen van Nieuw Links, zoals Cornelius Castoriadis, André Gorz en Nicos Poulantzas, hielden zich erg gedeisd tijdens de revolte.55 Toch kunnen we enkele individuen identificeren als actieve gauchisten, al zijn dat overwegend studenten en intellectuelen, en die zijn een afspiegeling van de sociale samenstelling van de betrokken groepen. Omar Diop bijvoorbeeld, de eerste Senegalees die was afgestudeerd aan de École Normale Supérieure, had al geacteerd in La Chinoise, de film die Jean-Luc Godard in 1967 maakte over maoïstische studenten, en was een prominent lid van het in Nanterre opgerichte Mouvement du 22 Mars.56

Maar naast het kosmopolitisme van revolutionair links in Frankrijk was er ook de activiteit van buitenlandse revolutionaire groeperingen. Bij die laatste zijn er meer voorbeelden van arbeiders-activisten. In de banlieue van Saint-Denis zouden Portugese maoïsten leuzen op de muren hebben geschilderd die dictator Salazar en zijn geheime politie hekelde.57 De Algemene Inlichtingendienst vermeldt in zijn bestand ‘buitenlandse agitatoren’ van mei 68 gegevens over maoïstische activisten die in Frankrijk woonden, vier Latijns-Amerikaanse, twee Italiaanse en één Portugese, en van 35 mensen die in West-Duitsland uit het leger van de VS waren gedeserteerd. Er wordt ook gewag gemaakt van 11 Spanjaarden die in Frankrijk woonden en lid waren van verschillende maoïstische, trotskistische, anarchistische en Guevara-gezinde groeperingen. Atypisch voor dat bestand is dat zes van de Spanjaarden als handarbeider werkten: een schilder-decorateur, een arbeider in een chocoladefabriek, twee arbeiders bij Citroën, een kok en een plaatslager. Van de Spanjaarden en Portugezen zouden er een paar aan de bezetting van de Cité Universitaire deelgenomen hebben. Hoewel de in ballingschap opererende Spaanse anarchistisch-syndicalistische CNT nauwelijks een rol lijkt te hebben gespeeld in de mei-opstand, noteerde de Algemene Inlichtingendienst dat drie jonge arbeiders in Parijs lid waren van de CNT en bij acties betrokken waren.58

Toen de rook van het traangas was opgetrokken, was het duidelijk dat tal van migranten op tal van manieren bij de gebeurtenissen in mei betrokken waren geweest. Slechts een kleine minderheid waren actieve gauchisten en deelnemen aan betogingen was riskant. Toch bewijzen de grote aantallen die meededen aan de stakingen en de bezetting van gebouwen, dat de beweging wel degelijk internationaal was. Jazeker, veel spectaculaire acties waren het werk van activisten uit de middenklasse die geen voeling hadden met de barakkenkampen rond Parijs. Maar dat soort revolutionaire minderheden zou er nooit in geslaagd zijn de gebeurtenissen te beïnvloeden zoals ze dat in Parijs in 1968 hebben gedaan als ze er niet in geslaagd waren het bredere gevoel van onvrede te kanaliseren. Veruit de meeste migranten namen niet deel als agenten van een internationale revolutie, maar als gewone inwoners van Frankrijk. Dat bracht een indrukwekkende golf op gang die resulteerde in eenheid. Mensen die erbij waren, zoals Sally n’Dongo van de Senegalese UGTSF erkende het belang van die doorbraak: “Opeens waren we zichtbaar”.59

Samengevat, de arbeidersklasse die de grootste arbeidersopstand in de Franse geschiedenis op gang bracht, was een multinationale klasse. Door te staken had ze bewezen dat ze een kracht was waarmee rekening gehouden moest worden. Migranten waren écht, al duurde het maar enkele weken, ‘geen nullen in Frankrijk’.

Het artikel is een ingekorte versie van hoofdstuk 2 van Daniel A. Gordon, Immigrants and Intellectuals: May 68 and the Rise of Anti-Racism in France, uitgegeven bij Merlin Press, 2012.

Footnotes

  1. Henri le Boursicaud, “Mai-juin 68 … et trois millions d’étrangers”, Masses Ouvrières, oktober 1968, p. 40-41.
  2. Le Paria, december 1969.
  3. CFDT Archives Confédérales, Parijs, Parijs (CFDT), 7 H 733, P. Manghetti aan de Commission Confédérale des Travailleurs Immigrés, 24 juni 1968, P. Manghetto to R. Duvivier, R. Salanne, O. Ouhadj en P. Gonzalez, 27 juni 1968, Sécrétariat des Travailleurs Immigrés aan “Cher Camarade”, rondschrijven, 11 september 1968 en Sécrétariat des Travailleurs Immigrés, Session nationale des responsables, algériens du 11 oktober 1968, à Bierville; L’ Ouvrier Algérien, 7 september 1968; Archives Départementales des Hauts-de-Seine, Nanterre (ADHS), 44 J 227 (“JOC et immigrés: monographies – bilans 1968”).
  4. Bibliothèque Nationale, Tracts de mai, nr. 6080, flyer stakingscomité, 26 mei 1968.
  5. La Cause du Peuple, 23 mei 1968; L’ Humanité, 22 juni 1968.
  6. Bibliothèque Nationale, Tracts de mai, nos 4646, 5601, 5605-5608, 6080, 6085-88, 6707-08, 6710-11, 8339 en 8342; L’ Humanité, 28 mei 1968.
  7. Zie verder onder “Discussies en debatten”.
  8. Tangui Perron, Histoire d’un film, mémoire d’une lutte. 2: Etrange étrangers, Parijs, Scope, 2009, p. 105.
  9. Fremontier, Forteresse ouvrière, p. 84; L’Humanité, 18 mei 1968.
  10. Anon, Parijs: May 1968, Londen, Solidarity, 1986, p. 12.
  11. Action, 18 mei 1968.
  12. Fremontier, Forteresse ouvrière, p. 350; John Gretton, Students and Workers, Londen, Macdonald, 1968, p. 191; Pierre Andro e.a., Le mai de la révolution, Parijs, Julliard, 1968, p. 115; Anon, Parijs, p. 12; Témoignage Chrétien, 23 mei 1968. Er waren echter minder meertalige flyers dan bij Citroën, mogelijks omdat de kans dat veel Algerijnen bij Renault Frans kenden, groter was dan bij arbeiders die niet uit voormalige Franse kolonies kwamen.
  13. La Tribune du Travailleur Algérien, juni 1968.
  14. “JOC immigré espagnole de Perpignan”; ADHS 44 J 227, Fédération Vosges, “1. Face au racisme. L’ accueil des immigrés”; Michèle Manceaux, Les maos en France, Parijs, Gallimard, 1972, p. 30-33.
  15. ADHS 45 J 189, Jeunesse Ouvrière, mei 1968; ADHS 44 J 227, R. Mossant, “Travailleurs immigrés et événements: région parisienne mai juin 1968”; L’Humanité, 24 mei 1968; Olivier Kourchid en C. Eckert, “Les mineurs des houillères en grève: L’ insertion dans un mouvement national”, in Mouriaux, Exploration du mai français, Vol. 1, p. 103.
  16. ADHS 44 J 227, “Groupe pastorale ‘italiens’”; ADHS 44 J 227, “Travailleurs immigrés et événements”.
  17. ADHS 44 J 227, “Les jeunes travailleurs portugais”.
  18. Bulletin de Liaison du CEDETIM, november 1968; Stephen Castles en Godula Kosack, Immigrant Workers and Class Structure in Western Europe, Oxford, Oxford University Press, 1973, p. 171.
  19. Bibliothèque de Documentation International Contemporaine, Nanterre (BDIC) F DELTA RES 813/7, Tribune du 22 mars, “Premières remarques sur la commission permanente de mobilisation pour le soutien des entreprises occupées”, 5 juni 1968.
  20. Jean-Marie Leuwers, Un people se dresse, Parijs, Éditions Ouvrières, 1969, p. 91.
  21. Juliette Minces, Les travailleurs étrangers en France, Parijs, Seuil, 1973, p. 159. De bewering van Maud Bracke, “May 1968 and Algerian immigrants in France: trajectories of mobilization and encounter”, in Gurminder Bhambra and Ipek Demir, eds, 1968 In Retrospect, Basingstoke, Palgrave Macmillan, 2009, p. 122-123, dat “relaties tussen organisaties van migrantenarbeiders en de grote vakbonden gedurende mei-juni 1968 verslechterden toen migrantenarbeiders merkten dat het racisme bleef voortduren” blijkt niet te worden ondersteund door bronnen uit eerste hand die wij geraadpleegd hebben.
  22. Le Boursicaud, “Trois millions d’étrangers”, p. 40.
  23. Jean Bertolino, Les trublions, Parijs, Stock, 1969, p. 130, 132-133; Roger Gascon, La nuit du pouvoir, Parijs, Debresse, 1968, p. 48; CAC 19820599, artikel 41, “Travailleurs étrangers lors des événements”; Le Boursicaud, “Trois million d’ étrangers”, p. 37.
  24. Bernard Hanrot, Les sans-voix dans le pays de la liberté, Parijs, Éditions Ouvrières, 1976, p. 40-43.
  25. ADHS 44 J 227, “JOC – Belfort 68”; Kergoat, Bulledor, p. 120, 126.
  26. ADHS 45 J 331, P. Grangeon, “Weekend – Nogent 26-27 octobre 1968: quelques aspects du dialogue avec les J.T. maghrébins”.
  27. ADHS 44 J 227, “Travailleurs immigrés et événements”; CAC 19820599, artikel 41, “Travailleurs étrangers lors des événements”.
  28. Le Boursicaud, “Trois millions d’étrangers”, p. 37; ADHS 44 J 227, “Groupe pastorale ‘portugais’”.
  29. Leuwers, Un peuple se dresse, p. 186. Dat verslag, aan de hand waarvan Seidman, Workers in a repressive society of seductions, p. 268, generaliseert en beweert dat de Spaanse arbeiders als groep in 1968 actiever waren dan de Noord-Afrikanen, zou op een vooroordeel kunnen berusten, want het werd opgesteld door een katholieke activist die Noord-Afrikanen afschilderde als ‘veeleisend’ en ‘doortrapt’ als het erop aankwam solidariteitsgeld te ontvangen. Vigna, Emancipation invisible?, p. 89 haast zich ook om te beweren dat de Spaanse arbeiders zich het meeste mobiliseerden, op basis van één enkele werkplek.
  30. Paul Werner, David’s basket: art and agency in the French Revolution, Doctoraatthesis, City University of New York, 1997, p. 239.
  31. Flyers in CFDT 7 H 61; document in CFDT 7 H 43, P. Manghetti, “Les camarades immigrés du Secrétariat”, n.d. [mei-juni 1968].
  32. La Cause du Peuple, 29 mei 1968.
  33. Voor meer details, zie Daniel Gordon, “Reaching out to immigrants in May 68: specific or universal appeals?”, in Julian Jackson e.a., eds, May 68, Basingstoke, Palgrave Macmillan, 2011.
  34. Partisans, nr. 42 (mei-juni 1968), p. 84-85, Comité d’ Action maghrébin, “Nous, travailleurs maghrébins”, 20 mei 1968; Vladimir Fisera, Writing on the Wall, Londen, Alison & Busby, 1978, p. 25.
  35. La Tribune Socialiste, 28 november 1968.
  36. Droit et Liberté, juni 1968.
  37. Atelier Populaire, Mai 68, Londen, Dobson, 1969, affiche nr. 151.
  38. Génériques, Les étrangers en France, 3 vols, Parijs, Génériques, 1999, p. 2326; Atelier Populaire, Mai 68, nr. 154, beweert dat de tweede poster “aangevraagd was door Bidonville”, maar de slogan, die meer betrekking heeft op werk en niet op huisvesting, laat vermoeden dat de Citroën-verklaring de meer plausibele is, net zoals het gebruik van Servo-Kroatisch, Italiaans, Grieks en Spaans (naast Frans, Portugees en Arabisch), aangezien er bij Citroën arbeiders werkten die al die talen spraken, terwijl in de barakkenkampen vooral Noord-Afrikanen en Portugezen leefden.
  39. E.g. Nous Les Immigrés, n.d. [zomer 1968].
  40. CAC 19890519, artikel 10, bundel 3, item in folder “Agitateurs étrangers mai-juin 1968”; Les travailleurs immigrés parlent, speciale uitgave van Cahiers du Centre d’ études socialistes, nrs. 94-98, (september-december 1969), p. 161.
  41. Gamé Guilao, France, terre d’ acceuil, terre de rejet, Parijs, L’ Harmattan, 1994, p. 44.
  42. Patrick Ravignant, La prise de L’Odéon, Parijs, Stock, 1968, p. 95-97.
  43. ADHS 44 J 227, “Groupe pastorale ‘portugais’”; Jean-Claude Kerbouc’h, Le piéton de mai, Parijs, Julliard, 1968, p. 63.
  44. ADHS 45 J 594 Fédération Grand Quenilly, “Rencontre des meneuses 14-17”, mei 1968.
  45. Le Figaro, 9 mei 1968.
  46. Lucien Rioux en René Backman, L’explosion de mai, Parijs, Laffont, 1968, p. 600; Paul Werner, e-mail aan de auteur, 15 januari 2002.
  47. Le grand mouvement.
  48. L’Humanité, 25 mei 1968; L’Aurore, 25-26 mei 1968; Posner, Reflections on the Revolution in France, p. 95; Andro, Mai de la révolution, p. 149-161; Caute, Sixty-Eight, p. 210-211; Danièle Tartakowsky, Les manifestations de rue en France, Parijs, Sorbonne, 1997, p. 115-124; Seale en McConville, French Revolution, p. 172; Viénet, Enragés et situationnistes, p. 133.
  49. CAC 19820599, artikel 41, “Travailleurs étrangers lors des événements”.
  50. Paris-Presse L’ Intransigeant, 26-27 mei 1968; France-Soir, 26-27 mei 1968; Kergoat, Bulledor, p. 130-131; Le Nouvel Observateur, 30 mei 1968; University of Sussex, mei 1968 archief, map 17, “Paris May 1968 Repression”; UNEF / SNESUP, Ils accusent, p. 162, 168-175, Fisera, Writing on the Wall, p. 30-31.
  51. L’ Humanité, 30 mei 1968.
  52. Daniel Gordon, Acteurs trans-méditerranéens dans un quartier cosmopolite. Juifs et musulmans à Belleville (Paris 20e), entre tolérance et conflitCahiers de la Méditerranée, nr. 67 (december 2003), p. 287-298.
  53. Philip Converse en Roy Pierce, Political Representation in France, Cambridge, MA, Harvard University Press, 1986, p. 422-424.
  54. UNEF-SNESUP, Ils accusent, p. 197; Gordon, “Il est recommandé”, p. 53-58.
  55. Castoriadis schreef “La révolution anticipée”, in Edgar Morin en anderen, Mai 1968, la brèche, Parijs,Fayard, 1968, p. 89-142, maar gebruikte daarvoor het pseudoniem Jean-Marc Coudray; Arthur Hirsh, The French Left, Montreal, Black Rose, 1982, p. 147; Bob Jessop, Nicos Poulantzas, Basingstoke, Macmillan, 1985, p. 7-13.
  56. Gilles de Staal, Mamadou m’a dit, Parijs, Syllepse, 2008, p. 90-91, 103.
  57. ADHS 44 J 227, “Groupe pastorale ‘portugais’”.
  58. CAC 19890519, “Agitateurs étrangers”; CAC 19910194, artikel 3, bundel 3, Confédération nationale du travail espagnole (Confederación national del trabajo), december 1968.
  59. Sally n’Dongo, “Itinéraire d’ un militant africain”, Partisans, nr. 64 (maart-april 1972), p. 101.