Artikels

De Chinese geschiedenis onder vuur

Julia Haes

+

Klaus Mühlhahn

—10 december 2025

In 1945 was er geen enkele Europeaan die niet op de hoogte was van de rol die de Sovjet-Unie had gespeeld in de overwinning op de nazi’s. Door een langdurig proces van geschiedenisvervalsing denkt een deel van de bevolking nu dat de Verenigde Staten in hun eentje het oude continent hebben gered. Hetzelfde fenomeen dat de feiten herschrijft, herhaalt zich vandaag met betrekking tot de gevechten in Azië.

Shutterstock

Ter gelegenheid van de Chinese viering van de 80e verjaardag van de overwinning op Japan maakten en verspreidden westerse media analyses die de rol van de Chinese Communistische Partij (CCP) tijdens de Tweede Wereldoorlog bagatelliseerden. De meest radicale standpunten suggereren dat China in het conflict gewoonweg geen rol heeft gespeeld. Op 4 september jongstleden gaf Kaja Kallas, de hoge vertegenwoordiger van de Europese Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, zelfs toe dat ze verbaasd was toen een Russische vertegenwoordiger haar zei dat Moskou en Peking in 1945 tot de overwinnaars van de Tweede Wereldoorlog behoorden. Waar haalde die man dát vandaan?

Die verontwaardiging kon ze uiteraard niet aanhouden zonder haar geloofwaardigheid in gevaar te brengen. De gevechten op het Chinese toneel waren verwoestend, tijdens wat het langste conflict was dat een van de geallieerden heeft meegemaakt. Voor China was de Tweede Wereldoorlog al in 1937 begonnen met de aanval van het Japanse keizerrijk op Noord-China. Acht jaar later waren 20 miljoen Chinezen omgekomen en waren er tot 100 miljoen ontheemden.

Dr. Julia Haes studeerde bedrijfskunde aan de LMU München. Aan de Freie Universität Berlin bouwde ze samenwerkingen op met Chinese universiteiten. Ze richtte haar eigen bedrijf, Finiens, op, dat trainingen en seminars in Duitsland aanbiedt voor Chinese besluitvormers. Met haar nieuwste oprichting, het China Institute for German Business, biedt ze China-expertise en China-advies aan Duitse bedrijven. Ze is coauteur van Hong Kong: Embattled Metropolis.

Pierre Haski (France Inter) ontwikkelde op 3 september jongstleden een tweede interpretatie. Hij gaf toe dat China goed gevochten had, maar “de meeste serieuze historici zijn het erover eens dat de communisten tijdens de oorlog hun krachten tegen de Japanners hebben gespaard en dat zij het nationalistische leger van Chiang Kai-shek op de voorgrond lieten treden. (…) Tijdens de Tweede Wereldoorlog bereidden de communisten zich in feite voor op de gevechten die zich later zouden aandienen: de burgeroorlog die volgde op de Japanse capitulatie en die eindigde met de overwinning van Mao en de uitroeping van de Volksrepubliek op 1 oktober 1949.”

Verenigd front tegen Japan

Die analyse sluit aan bij die van Steve Bannon, voormalig adviseur van de Amerikaanse president Donald Trump, de dag nadien. Tijdens de National Conservatism Conference verwees hij naar de top van de Shanghai Cooperation Organisation in 2025. Dat evenement had volgens Bannon geen ander doel dan “de CCP een imago van winnaar van de Tweede Wereldoorlog te geven, terwijl ze eigenlijk niets anders deed dan de nationalisten bestrijden (…) haar plan was altijd al om, zodra de strijd met de Japanners voorbij was, de macht te grijpen en het land te veroveren.”

Acht jaar na de Japanse invasie waren 20 miljoen Chinezen omgekomen en waren er tot 100 miljoen ontheemd

Over het algemeen is dit soort verhalen gebaseerd op één feit: de toename van het aantal communistische troepen, van ongeveer 40.000 soldaten in 1937 tot meer dan 900.000 in 1945. Om in die mate te groeien, moest de partij de gevechten wel heel erg uit de weg zijn gegaan… Voor anti-communisten heeft dit verhaal het voordeel dat het de machtsovername door de CCP verklaart door opportunisme en niet door de steun van het volk. Helaas wordt dit verhaal niet ondersteund door enig historisch bewijs.

Klaus Mühlhahn is een Duitse historicus en sinoloog die professor en vicevoorzitter was aan de Freie Universität Berlin. Sinds 2020 is hij president van de Zeppelin University. In 2009 ontving hij de John K. Fairbank Prize voor zijn boek Criminal Justice in China: A History.

De Chinees-Japanse oorlog werd gevoerd door een diep verdeeld China. De Nationalistische Partij (of Kuomintang, KMT) had aanzienlijke vooruitgang geboekt bij de wederopbouw van het land.1 Toen Tokio de vijandelijkheden begon, stond de KMT zelfs op het punt haar belangrijkste interne tegenstander, de communistische beweging, te vernietigen. De Japanse inval veranderde alles. Zowel binnen de regering als onder de bevolking klonken dringende oproepen tot een brede nationale coalitie. Chiang Kai-shek – de sterke man van de KMT – weigerde aanvankelijk elke samenwerking. Hij was van mening dat het communisme een grotere bedreiging vormde dan Japan. Om hem te dwingen een alliantie te vormen, werd hij in december 1936 in Xi’an ontvoerd door een van zijn eigen generaals. Die dwong hem in te stemmen met de vorming van een verenigd front.

Op papier trok een verenigd en vastberaden China de oorlog in om zijn grondgebied te verdedigen. Er begon een lange en bittere verzetsstrijd, die enorme offers vergde. De wijdverbreide verwoestingen vernietigden een groot deel van de economische vooruitgang die vóór de gevechten was geboekt. Tijdens de eerste jaren van het conflict kreeg China bitter weinig hulp van buitenaf. Enkel de Sovjet-Unie steunde Peking in de vorm van adviseurs, geld, uitrusting en munitie. Japan controleerde al snel bijna de hele oostkust: de Chinese regering moest in 1937 naar Chongqing vluchten. Vanaf 1939 nam de steun van de USSR af (als gevolg van het Molotov-Ribbentrop-pact werd hij zelfs stopgezet). De Chinese vooruitzichten versomberden dan ook. Een nederlaag leek nabij. Tot grote ergernis van Tokio bleven de Chinezen echter weerstand bieden en stopten ze de Japanse opmars.

Tsjang Kai-shek weigert aanvankelijk een nationale coalitie, omdat hij van mening is dat het communisme een grotere bedreiging vormt dan Japan

Haski en Bannon suggereren dat de CCP de strijd overliet aan de KMT. Wie dat stelt, gaat echter voorbij aan de dynamiek van de alliantie en aan de strategische taakverdeling die daaruit voortvloeide. De KMT – officieel aan de macht – leidde inderdaad de conventionele oorlogsinspanningen en de gevechten in grote steden zoals Shanghai, Nanking of Wuhan. Daar was zij inderdaad machtig. De CCP speelde echter een belangrijke aanvullende rol, met name in de uitgestrekte landelijke gebieden in het noorden, waar de traditionele legers moeilijk konden opereren. Het vermogen van de CCP om arme boeren te mobiliseren was veel groter dan dat van de KMT. Daarin maakte de CCP het verschil. Het communistisch beleid – landbouwhervormingen, organisatie van de basis, enz. – maakte het mogelijk om bolwerken achter de Japanse linies op te richten en vervolgens uit te breiden. In 1940 telde het (communistische) Achtste Leger alleen al 400.000 soldaten, georganiseerd in verschillende divisies. Het opereerde in uitgestrekte gebieden in het noorden van China. Met andere woorden, de CCP groeide niet door gevechtssituaties te vermijden, maar door actief deel te nemen aan verzetsactiviteiten die haar de steun opleverden van het volk.

De door de CCP gecontroleerde gebieden vormden operationele, administratieve en militaire centra die verschillende functies vervulden. Ze voorzagen de communisten van informatie over de bewegingen van de Japanse troepen, maakten het mogelijk nieuwe soldaten te rekruteren en op te leiden, en vergemakkelijkten de bevoorrading met materiële middelen. Dat was een doorn in het oog van de Japanners, die voortdurend gedwongen werden om aanzienlijke middelen in te zetten tegen de guerrillacampagnes van de CCP. Het verzet achter de vijandelijke linies hield 600.000 Japanse soldaten (of zelfs meer) vast op Chinees grondgebied. Daardoor konden ze niet worden ingezet op andere oorlogstonelen.

Het vermogen van de CCP om arme boeren te mobiliseren – veel groter dan dat van de KMT – maakte het verschil

De militaire bijdragen van de CCP bleven niet beperkt tot schermutselingen of een vorm van passief verzet. Het Achtste Leger en het Nieuwe Vierde Leger, de twee belangrijkste communistische eenheden, voerden een breed scala aan militaire operaties uit, variërend van sabotage tot grote campagnes waar honderdduizenden soldaten bij betrokken waren. De omvang en de verfijning van deze operaties spreken het idee tegen dat de CCP zich tevreden stelde met het behoud van haar troepen. Er bestonden ongetwijfeld meningsverschillen binnen de communistische leiding over de vraag of alle troepen moesten worden ingezet in de strijd tegen het Japanse keizerlijke leger. Maar dergelijke meningsverschillen bestonden ook binnen de KMT: beide partijen gingen ervan uit dat er een burgeroorlog zou uitbreken van zodra Japan verslagen was.

Niettemin besloot de CCP door te gaan. Het ‘Offensief van de Honderd Regimenten’, dat op 20 augustus 1940 van start ging, was misschien wel het meest spectaculaire bewijs van de militaire capaciteiten van de CCP en van haar inzet in de strijd. Bij deze grootschalige en gecoördineerde campagne zette generaal Peng Dehuai 105 regimenten en meer dan 400.000 soldaten in. Het offensief richtte zich in het noorden van China tegen de spoorlijnen, mijnen en vestingwerken die door de Japanners werden gecontroleerd. De campagne boekte aanzienlijke successen. Ze was opgezet als een grootschalige sabotageoperatie om het Japanse transportnetwerk te verstoren en de controle van Tokio over de bezette gebieden te verzwakken. Japan werd erdoor gedwongen honderden kilometers spoorwegen, bruggen en communicatie-installaties te herbouwen. De CCP betaalde een hoge prijs voor het offensief: de Japanse represailles namen toe en ze moest bepaalde bases opgeven. Toch toonde de campagne aan dat de partijstrategen in staat waren om tegelijkertijd in meerdere provincies een grootschalige militaire operatie te voeren.

Westerse arrogantie

Naast dit soort grootschalige initiatieven bleken de guerrillatactieken van de CCP zeer effectief in de dagelijkse strijd tegen de Japanse bezetting. De communistische strijdkrachten opereerden in kleine, mobiele eenheden die zich konden mengen onder de lokale bevolking. Zij waren in staat om de Japanse bevoorradingslijnen te hinderen, patrouilles in hinderlagen te lokken en de Japanse controle over het platteland te verstoren. Deze voortdurende druk dwong de Japanners om een groot aantal soldaten in te zetten voor garnizoenswerkzaamheden. De doeltreffendheid van de guerrilla-operaties van de CCP moet niet alleen worden gemeten in termen van onmiddellijke tactische successen, maar ook in termen van strategische impact op de middelen en het moreel van de Japanners. De keizerlijke strijdkrachten waren niet in staat een definitieve controle over de plattelandsgebieden te vestigen, ondanks hun overweldigende conventionele militaire superioriteit.

Het verzet van de CCP achter de vijandelijke linies hield minstens 600.000 Japanse soldaten op Chinees grondgebied vast, waardoor ze zich niet op andere oorlogstonelen konden inzetten

De guerrillaoorlog van de CCP was dus geen bijzaak in het Chinees-Japanse conflict. Hij maakte integraal deel uit van de totale oorlogsinspanning. Hij speelde een cruciale rol, waarvan het strategische belang pas duidelijk wordt als men de bredere context van de Tweede Wereldoorlog bekijkt. Elke Japanse divisie die in China vastzat, was een divisie die niet kon worden ingezet in het Pacifische theater tegen de Amerikaanse strijdkrachten of in het noorden, langs de grens met de Sovjet-Unie (in Mantsjoerije, onder Japanse controle). De spanningen langs deze grens waren groot, vooral na de conferentie van Teheran in 1943, waar Joseph Stalin beloofde Japan de oorlog te verklaren van zodra Duitsland verslagen was. Het idee dat de CCP zich afzijdig zou hebben gehouden, is een verdraaiing van de geschiedenis, ingegeven door hedendaagse politieke en ideologische overwegingen. Hoewel de KMT ongetwijfeld een centrale rol speelde in de conventionele oorlogsinspanningen, leverde de CCP een belangrijke bijdrage.

De strijd die China toen voerde, toonde ook de kracht aan van het nationalisme. Dat was blijkbaar in staat zowel studenten als soldaten en het publiek te verenigen, ongeacht hun politieke overtuiging. Chiang Kai-shek profileerde zich als de erkende nationale leider in het conflict met Japan, maar op lange termijn verwierven ook de communisten legitimiteit. Ze werden niet langer als ‘bandieten’ beschouwd en hadden hun plaats in de patriottische coalitie verdiend. Die ontwikkeling zorgde voor een omwenteling in het Chinese politieke landschap.

Het voortdurende discours dat (communistisch) China zijn krachten zou hebben ‘gespaard’, illustreert de neiging van het Westen om de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog te herschrijven. Het Westen lijkt het conflict alleen te willen bekijken door een prisma dat de bijdragen van de niet-westerse geallieerden minimaliseert. En het probleem beperkt zich niet tot een debat tussen wetenschappers. Deze houding heeft zeer concrete gevolgen op het gebied van de hedendaagse internationale betrekkingen, waar historische verhalen ieders perceptie bepalen.

De rol van de CCP in de oorlog ontkennen komt neer op het betwisten van de betrokkenheid van een deel van het Chinese volk bij zijn eigen verzet en op het voortzetten van een discours uit de Koude Oorlog

De coalitie die nazi-Duitsland en keizerlijk Japan versloeg, was heterogeen: de landen waaruit zij bestond, hadden weinig meer gemeen dan dat zij met dezelfde vijanden te maken hadden. Alle partijen die toen aanwezig waren in China, destijds een van de armste en minst ontwikkelde regio’s ter wereld, droegen niettemin een onevenredig zware last. Het ontkennen van de rol van de CCP in de oorlog komt neer op het betwisten van de inzet van een aanzienlijk deel van het Chinese volk in zijn eigen verzet en op het voortzetten van een discours uit de Koude Oorlog.

Aan het einde van zijn column op France Inter citeerde Haski Victor Louzon, een historicus die kritisch staat tegenover Peking: “De controle over de interpretatie van de geschiedenis is altijd een fundamentele uitdaging geweest voor de Chinese machthebbers.” Deze opmerking geldt uiteraard ook voor andere landen en andere machthebbers. (Vertaald door Jan Reyniers)

Footnotes

  1. Noot van de vertaler: Tussen de val van het Keizerrijk (1912) en 1926 kende China politieke chaos. Rivaliserende regeringen en krijgsheren maakten het leven van de gewone Chinezen tot een hel. In 1926 nam Chiang Kai-shek het roer van de Kwomintang over. Hij werd de nieuwe ‘sterke man’ van China. Hij bouwde er een machtige militaire basis op, schakelde (bijna alle) rivalen uit, onderdrukte de Communisten en leidde een succesvolle nationale eenwording via de Noordelijke Veldtocht tegen de krijgsheren (1926-1928). Hij verwierf ook internationale steun – vooral van de VS. Dit alles stelde hem in staat om vanaf eind jaren 1920 als de dominante politieke en militaire leider van de Republiek China op te treden. In 1949 namen de communisten o.l.v Mao Zedong de macht over in China. Chiang Kai-shek en zijn volgelingen vluchtten naar Taiwan, een voor de Volksrepubliek China nog steeds ‘opstandige provincie’.