Een halve eeuw na haar oprichting is het Rassemblement National de grootste partij van Frankrijk. Haar ideologische prioriteiten – strenger strafrecht, de strijd tegen immigranten en “bijstandtrekkers” – inspireren het beleid van president Emmanuel Macron. Maar extreemrechts voedt zich al langer met de afstandelijkheid en de compromissen van de regeringspartijen.
Het Rassemblement National (RN) staat in het centrum van het spel; de politieke orde is uit mekaar geslagen: hoe zijn we hierbij aanbeland? Emmanuel Macron besloot na de Europese verkiezingen op 9 juni het parlement te ontbinden nadat de partij van Jordan Bardella er twee maal meer zetels won dan zijn eigen partij. De ontbinding van de Nationale Vergadering bekrachtigt niet alleen het bittere falen van de centrumpartijen die ervan overtuigd zijn dat je een land runt zoals je een bank runt. Ze illustreert ook de mislukking van de impulsieve en arrogante figuur die, toen de deuren van de macht zich voor hem openden, beweerde een bolwerk te zullen zijn tegen extreem rechts. “Als wij winnen,” beweerde hij op 20 maart 2017 in La Plaine Saint-Denis, “zullen ze de dag erna instorten. Geen twijfel mogelijk.”
De grillen van de heer Macron sluiten een lange cyclus van hypocrisie af van. Die cyclus kwam op gang in een reeks opeenvolgende regeringen sedert de eerste opkomst van extreem-rechts. Deze regeringen stelden telkens opnieuw de gevolgen aan de kaak waarvan zij zelf de oorzaken creëerden. De eerste successen van het Front National (FN) bij de lokale verkiezingen in 1983 vielen samen met de knieval van de socialisten voor de beperkingen die Europa het land oplegde. Het beleid van “breken met het kapitalisme” – zoals dat in hun programma stond – ging op de schop. Hoewel er geen verband was tussen de twee gebeurtenissen, vormde de gehoorzaamheid van zowel linkse als rechtse partijen aan de regels van de (“gelukkige”) globalisering een vruchtbare voedingsbodem voor een partij die bij de algemene verkiezingen van 1981 (slechts) 100.000 stemmen kreeg. Terwijl de heersende klassen steeds meer van hun economische, monetaire en juridische soevereiniteit overgaven aan supranationale organen, werd het publieke debat, dat tot dan toe werd gedomineerd door de tegenstelling tussen liberalisme en socialisme, geherformuleerd in termen van nationaliteit, cultuur, veiligheid, identiteit en zelfs beschaving.
De heersende klassen gaven meer van hun economische soevereiniteit over aan supranationale organen. Het publieke debat werd geherformuleerd in termen van nationaliteit, cultuur, veiligheid, identiteit.
De kleine groep die in 1972 werd opgericht door aanhangers van Vichy en van Frans Algerije bloeide op in de sociale chaos die ontstond door de deïndustrialisatie en de massale werkloosheid. De woede die groeide tegen een liberale of socialistische oligarchie die de managers van de globalisering waren geworden, zette zich om in wrok. Die wrok richtte zich naar boven tegen de opeenvolgende leiders en hun intellectuele en mediabondgenoten. Ze richtte zich echter ook naar beneden in een groeiende haat tegen enkele van de meest kwetsbaren. Tijdens de eerste golf van massale werkloosheid richtte ze zich tegen Arabische arbeiders “die onze banen inpikken”; na 11 september 2001 richtte ze zich tegen moslims “die onze waarden bedreigen” en ze deden dat nog meer na de terroristische aanslagen in Frankrijk (2012-2016). Het succes van extreemrechts wordt – ten dele – bepaald door werkloosheid, baanonzekerheid, de desorganisatie van het leven en de onzekerheid over de toekomst. Maar het succes van extreem rechts is ook het resultaat van cynische politieke manipulatie. Omdat ze het FN en vervolgens het RN toch als electortaal verwaarloosbaar beschouwden, hoopte de heersende klasse zichzelf te kunnen belonen door campagne te voeren tegen de paria-partij. Ze deed dat zonder eerst haar eigen prioriteiten op het gebied van immigratie en veiligheid op een rijtje te zetten1. Het thema van de “strijd tegen de extremen”, alomtegenwoordig sinds 9 juni, reactiveerde het oude refrein van de partij van de gulden middenweg. Dat refrein is bedoeld om het enige “centrale, progressieve, democratische en republikeinse blok” – zoals Macron het onlangs nog noemde – het recht te geven het land voor eeuwig te regeren.
De ontbinding van de Assemblée Nartionale markeert ook het einde van een politiek schimmenspel. De dramaturgie ervan volgt een logica waarvan de premissen sedert het begin van de jaren ’90 door de spelers zijn aanvaard. Enerzijds is er de opkomst van het nationalisme – in dit geval die van het FN – dat grotendeels het politieke bijproduct is van de globalisering en van de beroering en angsten die ze veroorzaakt. Anderzijds achten de politieke leiders deze ontwikkeling onvermijdelijk en zelfs wenselijk, want dan kunnen ze het democratische leven voortaan verder zetten met het verkondigen – stembus na stembus – dat extreemrechts niet aan de macht mag komen; dat extreemrechts “geblokkeerd” moet worden. In de loop der jaren zijn het FN en vervolgens het RN een bron van inkomsten geworden voor de traditionele partijen. Die partijen hebben al geprofiteerd van een stemsysteem dat in hun voordeel werd aangepast. Tot 2022 had het RN slechts een handjevol parlementsleden; zelfs vandaag heeft het in geen enkele van de dertien Franse regio’s geen enkele uitvoerende controle. Kortom, de formaties van de “republikeinse boog” wisselden elkaar af tegen de FN-RN met de virtuele zekerheid altijd te winnen en dus geen oog meer te hoeven hebben voor de wortels van het FN-RN-succes.
“De enige fascistische Internationale is rood, niet bruin.” (Raymond Aron, 1983).
Het benadrukken van de openlijk racistische rand van FN-activisten en kaderleden werd gebruikt als een voorwendsel om het groeiende deel van de arbeiders- en vervolgens middenklasse, uit het electorale spel te elimineren. Kiezers van het FN, of later het RN, lieten de elites even schrikken, voordat ze, net als zij die weigerden nog te stemmen, naar de politieke vergetelheid werden verwezen. De “republikeinse” eis om de “democratie” te omzeilen die onderhevig was aan angsten, die bedreigd werd door ongebreidelde politieke passies, en meer recentelijk door nepnieuws en buitenlandse inmenging maakte het mogelijk de uitspraken van deskundigen tegen de keuzes van het volk te rechtvaardigen. Veel belangrijker dan een stem voor extreemrechts, heeft minachting voor “populistische” stemmen de plaats ingenomen van politieke deugdzaamheid. De eisen van Brussel, van Moody’s en van McKinsey worden door oud-studenten van Sciences Po, de École nationale d’administration (ENA) of Polytechnique als vanzelfsprekender geaccepteerd dan die van de 54,8% neenstemmers in het referendum van 29 mei 2005. Er werd niet geluisterd naar de ”gele hesjes”, naar de verzorgers, naar de stakers. Er werd niet geluisterd naar de 70% Fransen die tegen de laatste pensioenhervorming zijn… In de loop van de decennia hebben politici van zowel rechts als links nochtans laten zien dat ze nog steeds snel en krachtig kunnen handelen. Zo lapten ze zogenaamd onwrikbare Europese regels aan hun laars toen hun tegenstanders er de toepassing van eisten en konden ze alles bij het oude laten. Er werd onderhandeld over nieuwe vrijhandelsakkoorden; banken werden gered en de economie werd extra gefinancierd tijdens de pandemie.
Frankrijk is geen uitzondering, want de grote economische en sociale trends in de westerse landen zijn allemaal op elkaar afgestemd. De universele concurrentie tussen arbeiders en bedienden, leidinggevenden en overheidsdiensten heeft overal dezelfde nationale tegenstellingen gecreëerd tussen de stabielen en de onzekeren, tussen de werkenden en de werklozen, tussen de verbonden, tussen de grootsteden en het verlaten platteland, tussen de geschoolde klasse en de ongeschoolden2. En, in verschillende vormen, was er de opkomst van extreemrechtse formaties die een nationaal kapitalisme voorstaan dat geleid moet worden door lokale elites. De ontwikkeling van het FN heeft echter zijn eigen specifieke kenmerken. Om het meanderende pad te volgen dat leidt van de sluiting van een fabriek, een postkantoor of een verlies aan koopkracht tot de 31,4% van de stemmen die op 9 juni werden uitgebracht voor een xenofobe partij, moeten we het gedrag van de elites van alle strekkingen herbekijken. Veertig jaar lang hebben zij de aanwezigheid van een boeman verrast bekeken en gedacht dat het volstond hem te negeren om hem te laten verdwijnen.
Op 24 april 1988 vierde Jean-Marie Le Pen, die net 14,39% van de stemmen had gewonnen in de eerste ronde van de presidentsverkiezingen, op televisie de “grote dynamiek van de nationale wederopstanding”” die de “voorstanders van verval en decadentie” zou wegvagen. Hij haalde slecht 2% minder dan voormalig premier Raymond Barre en verpletterde de communist André Lajoinie (6,76%). Sinds zijn oprichting in 1972 heeft het FN een klassiek extreemrechts programma verdedigd dat een combinatie is van afwijzing van de Franse Revolutie, fel anticommunisme, uitzetting van immigranten en herinvoering van de doodstraf. De morele orde werd niet vergeten: patriarchaal, fel gekant tegen vrije abortus en tegen de rechten van seksuele minderheden. Op economisch vlak verzette het FN zich tegen het marxisme en de gemengde economie van Valéry Giscard d’Estaing op het ministerie van Financiën (1959-1966, 1969-1974) en vervolgens tegen zijn economisch liberalisme toen hij president werd (1974-1981). Hij streefde ernaar om de nationale economie (protectionisme) te verzoenen met de ontmanteling van de welvaartsstaat, lagere belastingen en de afschaffing van de sociale zekerheid, omslagpensioenen en grootschalige privatisering. Het is een programma dat is geïnspireerd door zowel de Amerikaanse president Ronald Reagan, met wie Le Pen graag op de foto gaat, als door de Chileense dictator Augusto Pinochet, van wie hij beweert dat hij “zijn land heeft gered”.
Het eerste nationale succes van het Front kwam er tijdens de Europese verkiezingen van 1984 (11%), waarbij Le Pen zijn beste resultaten behaalde onder kleine ondernemers en managers met technische en commerciële kwalificaties. Ook onder een reactionaire bourgeoisie bleek hij te scoren, een bourgeoisie die vaak katholiek was en nostalgisch naar een Frans Algerije. Vier jaar later sloot een groeiend deel (27%) van de ambachtslieden, winkeliers en bedrijfsleiders die bedreigd werden door de deïndustrialisatie zich aan bij het electoraat van het Front, samen met een aanzienlijk deel (19%) van de arbeiders. Deze vermenging van bevolkingsgroepen met uiteenlopende belangen zou twee decennia lang aanhouden.
Het benadrukken van de openlijk racistische rand van FN-activisten en kaderleden werd gebruikt als een voorwendsel om het groeiende deel van de arbeidersklasse uit het electorale spel te elimineren.
Voor de partij was de context belangrijker dan haar programma. Zodra François Mitterrand was verkozen, werd de sociale kwestie van gastarbeiders en hun kinderen geherformuleerd als een probleem van openbare orde en etnisch-religieuze afscheiding. De conflicten in de autofabrieken in 1982-1984, waarbij duizenden arbeiders werden ontslagen, veroorzaakten een xenofobe golf in de conservatieve pers. De socialistische premier, Pierre Mauroy, versterkte die toen hij in januari 1983 sprak over “geïmmigreerde arbeiders (…) opgehitst door religieuze en politieke groeperingen”. De massale werkloosheid, die vooral geschoolde arbeiders van allochtone origine trof, de verwarring bij de linkse regering, het opbod van rechts rond het thema wanorde en delinquentie en de grote aandacht van de media voor de thema’s immigratie en onveiligheid, droegen allemaal bij tot de verkiezingsgroei van het FN. In het 20ste arrondissement van Parijs haalde het in maart 1983 11,26% van de stemmen met de slogan: “immigratie, onveiligheid, werkloosheid, belastingen: Foert!” De herfst daarop won het FN 16,72% bij de gemeenteraadsverkiezingen in Dreux. “De enige fascistische Internationale is rood, niet bruin”, zei de vooraanstaande gematigde intellectueel Raymond Aron, die het naar verluidt nooit bij het verkeerde eind had. Het feit dat “vier metgezellen van [Jean-Marie] Le Pen” in de gemeenteraad van Dreux zitten “lijkt hem minder erg dan vier communisten toelaten in het kabinet”. Socialistisch links van zijn kant bestreed deze vooruitgang eerder op culturele dan op sociale gronden: de media stortten zich op de “culture beure” (de tweede generatiecultuur, vert.) en de Socialistische Partij (PS) sponsorde SOS Racisme, waarvan veel kaders lid werden. Een van hen, Harlem Désir, stond zelfs aan het hoofd van de PS aan het begin van de vijfjarige ambtstermijn van François Hollande, voordat hij viceminister werd voor Europese zaken.
Het FN is een onmisbare vogelverschrikker geworden voor de socialisten: het helpt om activisten die bedwelmd waren door de grote liberale ommekeer van 1983-1984 opnieuw te mobiliseren en creëert een hefboom om tweedracht te zaaien bij de vijand. “Het is in ons belang om het FN te pushen”, verklaarde Pierre Bérégovoy, minister van Sociale Zaken, in juni 1984. “Het maakt rechts onverkiesbaar. Hoe sterker rechts is, hoe onverslaanbaarder wij zijn. Dit is een historische kans voor de socialisten”. Anticiperend op een rechtse vloedgolf bij de parlementsverkiezingen van 1986, drukte Mitterrand het systeem van evenredige vertegenwoordiging door, waardoor er vijfendertig parlementsleden van de Frontpartij in het Palais-Bourbon kwamen. Om het FN aan te moedigen en zo het electorale succes van parlementair rechts te belemmeren, zwaaien de socialisten regelmatig met de rode vlag om immigranten stemrecht te geven bij lokale verkiezingen, zonder daar ooit wetgeving voor te maken. Vader Le Pen heeft zijn eerste mediasuccessen te danken aan de man die in het Élysée de lakens uitdeelde. Als reactie op een brief van de oprichter van het FN, die aanstoot nam aan zijn onzichtbaarheid in de media, greep Mitterrand in juni 1982 persoonlijk in om hem live op het televisiejournaal te krijgen en vervolgens, in februari 1984, om hem uit te nodigen te gast te zijn bij “L’Heure de vérité”, het mediaforum voor politieke inwijding. Op dat moment zag de socialistische president Jean-Marie Le Pen als niet meer dan een onschuldige “notabele”. Hij kon niet vermoeden dat in 2022 in Nièvre, in zijn electorale bolwerk, een meerderheid zou stemmen voor… Marine Le Pen.
Ondertussen heeft de partij twee kenmerken aangenomen die haar handelsmerk zullen blijven. Enerzijds maakte ze gebruik van de veranderingen in de media om de actualiteit te presenteren als een bevestiging van haar stellingen: de radicalisering van de rechtse veiligheidsagenda onder Charles Pasqua en Robert Pandraud (1986-1988); de rellen in Vaulx-en-Velin in oktober 1990, live op televisie beschreven als een “Intifada van de buitenwijken”; de eerste islamitische hoofddoekaffaire in Creil en de fatwa die Ayatollah Rouhollah Khomeiny een jaar eerder uitvaardigde tegen de schrijver Salman Rushdie. De media-politieke achtergrond voedde de angst voor een tweede generatie immigranten die minder trouw zou zijn aan Frankrijk dan aan hun Arabische afkomst, en aan de islam. Anderzijds compenseert het FN zijn nationalistische dogmatisme met een verontrustende tactische flexibiliteit. De oprichting van de interne markt (1986-1993), waar rechts en de socialisten voorstander van waren, en het daarmee gepaard gaande einde van de Koude Oorlog inspireerde vader Le Pen tot een scherpe bocht. Aanvankelijk was hij tot halverwege de jaren tachtig voorstander van een gemeenschappelijke Europese munt en verzette hij zich fel tegen de “dreiging” van de Sovjet-Unie. Daarna hekelde hij “een globalistisch, derdewereld-Europa”, de “federalisten” in Brussel en de “statenloze bankiers” achter het Verdrag van Maastricht3. Net zoals hij tegen het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), de vrijhandelsovereenkomsten, het Europese Grondwettelijke Verdrag in 2005 en, twee jaar later, tegen het Verdrag van Lissabon was.
Op dit punt werd het economische programma van FN in 1992 geactualiseerd. De partij legde nu de nadruk op de strijd tegen het “ongebreidelde liberalisme” en de “notie van een nieuwe wereldorde die wordt gesteund door de grote multinationals die door hun belangen streven naar een veralgemeende en gedereguleerde wereldwijde vrijhandel”. Op het moment dat een nipt “ja” in het referendum over Maastricht (51%) aan een bijna unanieme politieke en mediaklasse de zeer relatieve populariteit onthulde van het Europa van de markten dat zij zich als consensueel had voorgesteld, begroef het FN het ultraliberalisme van Reagan. Het herontdekte zichzelf als de verdediger van de “vele openbare diensten, politiebureaus, kraamafdelingen en ziekenhuisdiensten” die bedreigd worden door de EU. De pro-Europese toewijding van het bedrijfsleven, de opgeleide klassen, de media en de regeringspartijen gaven het FN een virtueel monopolie op radicale kritiek op een steeds impopulairdere Brusselse architectuur. In tegenstelling tot links beweert het FN niet dat het hervormt in de richting van een “sociaal Europa”. Het Euromanifest van het FN uit 2009 stelt: “De Europese Unie is een totalitair systeem geworden en haar staat van dienst is er een van economische en sociale rampspoed: recessie, bedrijfsverplaatsingen, minachting voor de mensen, een explosie van de prijzen sinds de invoering van de euro, het verdwijnen van onze landbouw (…) en onze openbare diensten, massale immigratie, de vernietiging van onze nationale identiteit.” Mevrouw Le Pen breidde deze aanpak uit door op te roepen tot een vertrek uit de euro, wat haar standpunt zou blijven tot 2018.
Verschillende factoren vertragen periodiek de opkomst van extreemrechts. Ten eerste zijn er de interne splitsingen of crises. De breuk tussen Le Pen en Bruno Mégret in 1998-1999 beroofde het FN van veel van zijn leiders en droeg ertoe bij dat het FN slecht scoorde bij de presidentsverkiezingen in 2002. Het haalde de tweede ronde wel, maar behaalde minder dan 18% van de stemmen, nauwelijks meer dan in de eerste ronde… Het “glazen plafond” leek toen bijzonder laag, bijna onoverbrugbaar. Vijf jaar later, dankzij een campagne rond de thema’s onveiligheid, immigratie en nationale identiteit in de nasleep van de rellen van november-december 2005, won minister van Binnenlandse Zaken Nicolas Sarkozy een deel van het Front-kiezerspubliek voor zich, waardoor de presidentiële score van Jean-Marie Le Pen werd teruggebracht tot 10,4% in zijn vijfde en laatste poging voor het hoogste ambt. Voor alle betrokkenen leek het gevaar geweken. Temeer daar een andere factor lijkt aan te tonen dat het voortaan linkse activisten zijn die nu de beste belichaming zijn van protest tegen neoliberale hervormingen. Het FN lijkt de aansluiting kwijt met het groeiende aantal sociale bewegingen.
In april 2015 beweerde parlementslid Éric Ciotti (partij van Sarkozy) dat “het economische programma van mevrouw Le Pen heel precies lijkt op dat van de heer [Jean-Luc] Mélenchon en dat van de heer [Olivier] Besancenot”, leider van de Nieuwe Anti-Kapitalistische Partij (NPA). Zeker niet “heel precies”. Maar de electoraten van rechts en uiterst rechts, die dicht bij elkaar stonden als het ging om islam en immigratie, dreven steeds meer uit elkaar als het ging om de terugkeer van het pensioen op 60 jaar, de afschaffing van de vermogensbelasting, een “diepgaande” hervorming van het kapitalistische systeem of zelfs “sociale rechtvaardigheid door van de rijken aan de armen te geven”. In elk van deze gevallen steunden ongeveer twee keer zoveel rechtse mensen hervormingen die door links en de vakbonden werden gevraagd4. Een alliantie tussen de rechtse partijen lijkt dus onmogelijk; mevrouw Le Pen wil er zelfs geen.
Sinds zijn oprichting in 1972 heeft het FN een klassiek extreemrechts programma verdedigd dat een combinatie is van afwijzing van de Franse Revolutie, fel anticommunisme en uitzetting van immigranten.
Maar als het gaat om mobilisatie tegen het neoliberale beleid van zowel conservatieve als socialistische regeringen, is het FN-RN nergens te bekennen. Natuurlijk wijzen de vakbonden extreem rechts af. Die afwijzing is nogal gênant voor het FN-RN aangezien de vakbonden door het samenbrengen van “Fransen” en immigranten de op identiteit gebaseerde verdeeldheid naar de achtergrond verdringen en laat dat nu net de core business zijn van het FN-RN. Of het nu gaat om de grote sociale beweging van november-december 1995, die gedeeltelijk werd gewonnen, de pensioenhervorming in 2010, de staking van de spoorwegarbeiders in 2014, de arbeidswet in 2016, de “gele hesjes”-beweging in 2018 of een nieuwe pensioenhervorming het jaar daarop, FN-RN is er niet bij in zijn element. Het moet dicht bij zijn kiezers staan, solidair zijn met sociale protesten maar tegelijkertijd moet het verbonden blijven met de “partij van de orde” die uitbarstingen van betogers tegenover de politie moet bekampen. Om deze tegenstrijdigheid op te lossen, beweert het dat het neoliberale sociale beleid, waar zij ook tegen strijden, het gevolg is van de Europese verdragen die sommige vakbonden en linkse activisten steunden, en van de opeenvolgende regeringen die zij kozen om extreemrechts tegen te houden (2002, 2017, 2022). Het feit dat Mitterrand en Jacques Chirac al in 1992 campagne voerden voor het Verdrag van Maastricht, net zoals dertien jaar later de heren Sarkozy en Hollande het Europees Grondwettelijk Verdrag zouden steunen, leek deze constatering te bevestigen: tussen 1981 en 2017 had Frankrijk vier presidenten van de Republiek, twee van rechts, twee van links, en toch maakten ze alle vier dezelfde keuze met betrekking tot Europa, ook al bepaalde Brussel steeds meer economische en sociale oriëntaties. “UMPS”: door het acroniem van de belangrijkste rechtse partij (Union pour un mouvement populaire, UMP) te koppelen aan dat van de PS, die beide dezelfde meerderheid hebben in het Europees Parlement, toonde FN-RN haar eigenheid zonder al te veel afbreuk te doen aan de realiteit.
Dezelfde steun voor de Europese verdragen, dezelfde meerderheid in Brussel, dezelfde strijd binnen een “republikeins front” tegen extreem rechts bij grote verkiezingen: waarom zouden we verbaasd zijn dat het FN-RN verschijnt als de grote kracht voor verandering, en de “vote barrage” (het cordon sanitaire, vert.) ziet als een coalitie van de status quo in dienst van een unie van zittende partijen? Temeer omdat een dergelijke strategie, die begrijpelijk was wanneer ze werd gebruikt om de weg naar de macht van een buitenparlementaire en fascistische formatie te blokkeren – zoals het geval was met het Front Populaire in 1936 – mettertijd minder overtuigend leek. Enerzijds omdat extreemrechts steeds gewoner werd, zijn argumenten afrondde en zelfs beweerde filosemitisch te zijn. Anderzijds omdat de partijen die ertegenin gingen belangrijke elementen van haar programma bleven plagiëren. Op 16 november 2016 verklaarde president Hollande voor een vergadering van het Parlement: “We moeten een individu dat veroordeeld is voor een aanslag op de fundamentele belangen van de natie of voor een terroristische daad, zelfs als ze geboren zijn als Fransman, ik herhaal: zelfs als ze geboren zijn als Fransman, hun Franse nationaliteit kunnen ontnemen zodra ze een andere nationaliteit verwerven.” Mevrouw Le Pen verwelkomde meteen het feit dat een socialistische president dit onderscheid maakte tussen Franse burgers op basis van hun afkomst: “Het FN heeft een realistisch en serieus programma dat zelfs een bron van inspiratie is voor François Hollande,” zei ze. Met Macron wordt het Kerstmis voor extreemrechts: ongebreideld politieoptreden, verboden demonstraties, een immigratiewet, een andere wet tegen “separatisme”, het gebruik van de termen “verwildering”, “uitburgeren”, “immigrationisme”. Deze keer was RN-parlementslid Jean-Philippe Tanguy opgetogen: “Het valideren van onze stellingen maakt het in de ogen van het Franse volk mogelijk, waarschijnlijk en wenselijk dat wij aan de macht komen. Het origineel wint het altijd van een slechte kopie, of zelfs van een overdreven kopie in het geval van [minister van Binnenlandse Zaken Gérard] Darmanin”. Deze laatste had Marine Le Pen “te soft” bevonden ten opzichte van het islamisme…
Op 11 september 2001 kwam de kwestie van terrorisme en radicale islam centraal te staan in Frankrijk. De aanslagen van Al-Qaeda luidden een tijdperk in van internationale instabiliteit. Dat leidde tot een sterke stijging van de migratie, waarvan extreemrechts kon profiteren. In 1980 waren er 8,4 miljoen ontheemden in de wereld. Daarna volgden er 17,3 miljoen in 1990, 19,1 miljoen in 2001 en 41 miljoen in 2013. Eind april 2024 was dit aantal gestegen tot 120 miljoen. Tegelijkertijd kwamen de debatten over de hoofddoek en de burka in het nieuws, vooral na de moorddadige aanslagen op een joodse school, op de redactie van Charlie Hebdo, op de Bataclan, in Nice, tegen Samuel Paty, enz. Vervolgens paste het FN zijn discours aan aan een intellectuele stroming die, van Nederland tot Italië, de islam voorstelde als een doodsvijand van de Europese beschaving. Alle nieuwszenders hebben hieraan bijgedragen. Dit stelt het FN-RN in staat om immigratie uit het Zuiden te bestrijden zonder al te veel nadruk te moeten leggen op racistische vooroordelen, verplicht als het is om te demoniseren. Het legt eerder de nadruk op het verdedigen van vrijheden en samenleven (gendergelijkheid, homo- en lesbische rechten, vrijheid van meningsuiting en van karikatuur). Die zouden allemaal bedreigd worden door “moslimseparatisme” in de “verloren gebieden van de Republiek”. De convergentie tussen deze ideologie en het “secularisme”, dat na de bloedbaden van Charlie Hebdo als een nieuwe seculiere religie in het leven werd geroepen, verleent de retoriek van extreemrechts een republikeins aureool.
De groeiende ideologische hegemonie heeft zich echter nog niet vertaald in machtsposities. De crisis van 2008 en haar sociale schokgolven moesten dit verhelpen door de invloedssfeer van het FN-RN uit te breiden. Terwijl de naschokken van de oliecrisis in de jaren 1980 de megafabrieken in de grootsteden hadden weggevaagd, decimeerde de ineenstorting dit keer de bescheiden vestigingen op het platteland en in kleine steden: de hout-, karton-, transportmiddelen-, agrovoedings- en farmaceutische sector, enz. De staat laat toe dat het productieweefsel dat zich eerder tegen bedrijfsverplaatsingen had verzet, uiteenvalt. De kloof tussen de geglobaliseerde metropolen, die al snel weer op de been waren, en de rest van het land werd groter.
Met Macron wordt het Kerstmis voor extreemrechts: ongebreideld politieoptreden, verboden demonstraties, een immigratiewet, het gebruik van de termen “verwildering”, “uitburgeren”, “immigrationisme”.
Het resultaat is een gevoel van onrechtvaardigheid dat nog wordt versterkt door de gedwongen digitalisering en de bezuinigingen die door Brussel worden opgelegd en door Parijs worden verdedigd. Daardoor ontstaat een wantrouwen jegens de overheid.5 In enkele jaren tijd sluiten honderden scholen, stations, rechtbanken, kraamafdelingen, hulpdiensten en belastingkantoren hun deuren, niet alleen in grote steden maar vooral in kleine steden en dorpen: tussen 2011 en 2016 sloot de helft van de postkantoren in de regio Sarthe. De staat verdwijnt uit het landschap. Het FN rolde vervolgens moeiteloos zijn strategie uit om de armen tegen elkaar op te zetten: in zijn ogen komt overheidsgeld niet ten goede aan degenen die het verdienen, maar aan de buitenlanders die misbruik maken van de sociale bescherming en aan de voorsteden die weigeren zich te onderwerpen aan de wetten van de Republiek… Eind 2014, vertelt historica Valérie Igounet, “was Thierry Lepaon, toen algemeen secretaris van de Confédération générale du travail (CGT), op een vergadering van het confederale bureau van zijn vakbond. Hij las een pamflet voor met als belangrijkste punten de noodzaak van protectionisme en de verdediging van openbare diensten door een strategische staat die zijn soevereiniteit – aan Brussel “verkocht” – terugwint. Hij kreeg de algemene goedkeuring van zijn kameraden. “Er is maar één probleem,” legt hij uit, “deze folder is geschreven door mensen van het Front National. Wat doen we daarmee?”6
De verarming van het platteland versnelt het territoriale netwerk van het RN
Geïnspireerd door de stellingen van geograaf Christophe Guilluy over “perifeer Frankrijk” en door de analyses van opiniepeiler Jérôme Fourquet, is deze positionering als verdediger van degenen die uitgesloten zijn door de globalisering en veracht worden door de hogere klassen, des te effectiever omdat ze gebaseerd is op een nauwkeurige observatie. In feite zijn stedelijke elites vaak tevreden met een vakantierelatie met het platteland, waarvan ze de zorgen negeren. En toch, met het groeiende belang van milieukwesties, is Frankrijk getransformeerd. Lang geroemd als ideaal – in tegenstelling tot de stadsbewoner die vervreemd raakt van de “metro-werk-dodo”-routine – is het model van de kleine vrijstaande huiseigenaar door de klimaatnood veranderd in een anti-model. De toekomst is aan de eco-verantwoordelijke burger, die zich verplaatst met de fiets, biologische groenten eet, de voorkeur geeft aan een korte distributieketen en… van zijn dure deugd een moreel gebod maakt. Deze nieuwe progressieve moderniteit, die door de bezuinigingen beperkt blijft tot de grootsteden, veroordeelt hele delen van de arbeidersklasse tot economische achterstand. Voor hen restte niets anders dan de slechtst mogelijke stemkeuze te maken… Het FN zal zich nu wenden tot deze plattelandsbevolking om zijn aanwezigheid uit te breiden. Voorbij is de tijd dat het twee decennia lang geconcentreerd bleef rond zijn bolwerken in het zuidoosten en noordoosten van het land.
De onverschilligheid van Macron voor het platteland, zijn minachting voor “mensen die niets voorstellen”, zijn ingrijpende hervormingen van de pensioenen, de werkloosheidsverzekering, de arbeidswetgeving en niet te vergeten de brandstofbelasting, hebben een politieke volksopstand ontketend tegen de verarming van het niet-grootstedelijke Frankrijk. De “gele hesjes-beweging”, die qua sociale samenstelling en actiemethoden haar weerga niet kent, stuitte op de vijandigheid van de media, op het wantrouwen van een deel van links en op de repressie van de regering. Vervolgens kwam de heropleving van extreemrechts. “Ik ben hier om u toe te spreken namens een Frankrijk dat zich vernederd voelt omdat ze te horen hebben gekregen ‘jullie zijn niets, jullie zijn nobodies’”, ging Marine Le Pen tekeer (Europa 1, 29 november 2018). “Genoeg is genoeg: de politieke klasse geeft al jaren voorrang en zelfs exclusieve aandacht aan elke denkbare minderheid in ons land. Wij zijn de meerderheid en wij verdienen consideratie en respect.”
Wij? Het populaire electoraat waar Le Pen naar verwijst, heeft er net zo vaak voor gekozen om zich te onthouden als om te stemmen. Als sommigen van hen op extreemrechts stemmen, is dat ook om in de weg te staan van een globalisering die de wereld van arbeiders, werknemers en de kleine middenklasse heeft verwoest. Het is een gok die zeker verloren zal worden. Want terwijl ze rechts en het centrum besmet met haar obsessies voor veiligheid en migratie, voltooit de partij van Le Pen haar economische normalisering, met name wat betreft de Europese kwestie. Haar machtsovername zou dus de xenofobe maatregelen met zich meebrengen waar sommige van haar kiezers naar zouden kunnen verlangen: “de kleinen, de vertrapten, de uitgeslotenen, de mijnwerkers, de metaalarbeiders, de arbeiders, de boeren die vastzitten aan ellendige pensioenen”, zoals de vader Le Pen het op 21 april 2002 uitdrukte. Aan de andere kant zou de overwinning van extreemrechts niets veranderen aan het momentum dat hen heeft verpletterd. Een linkse partij die dat eindelijk voor elkaar zou krijgen, zou geen rivalen meer hebben, alleen een pad bezaaid met valkuilen die vermeden moeten worden en een lege pagina om op te schrijven. Een succesvolle weddenschap?
Het is de enige die overblijft.
In samenwerking met Le Monde Diplomatique, juli 2024. Vertaald door Jan Reyniers.
Footnotes
- Zie Serge Halimi, ” Le Front national verrouille l’ordre social “, Le Monde diplomatique, januari 2016.
- Zie het dossier ” Pourquoi la gauche perd “, Le Monde diplomatique, januari 2022.
- Geciteerd door Emmanuelle Reungoat, ” Le Front national et l’Union européenne “, in Sylvain Crépon, Alexandre Dézé en Nonna Mayer, Les Faux-Semblants du Front national, Presses de Science Po, Parijs, 2015.
- Le Figaro, Parijs, 8 april 2015.
- Zie Benoît Coquard & Clara Deville, “Vous avez dit ” sentiment d’abandon ” ?”, Le Monde diplomatique, juli 2024.
- Valérie Igounet,” La conversion sociale du FN, mythe ou réalité? “, Projet, n° 354, Parijs, oktober 2016.