Artikels

CIA versus Pentagon

Martin Barnay

—7 november 2025

De terugkeer van Donald Trump in het Witte Huis leek zuiveringen bij de inlichtingendiensten aan te kondigen. Maar door de groeiende rol van geheime operaties en geavanceerde technologieën, kan hij de CIA niet terzijde schuiven ten gunste van het Pentagon.

Onmiddellijk na de Tweede Wereldoorlog richtten de VS de CIA (Central Intelligence Agency) op. Het hoofdkwartier van het agentschap bevindt zich in Langley (Virginia). De CIA bevocht zich ondertussen een stevige plaats. Het deed dat o.m. door terrein over te nemen van zijn rechtstreekse confraters. Eerst nam het van de federale politie de verantwoordelijkheid over voor spionage in Latijns-Amerika. Toen het ministerie van Buitenlandse Zaken door de McCarthyistische zuiveringen van de jaren vijftig verzwakt was, palmde de CIA ook het Bureau voor Inlichtingen ervan over. De hardnekkigste ‘rivaal’ blijft echter het Pentagon; het hoofdkwartier van het ministerie van Defensie. Met de oprichting van de National Security Agency (NSA, 1952) probeerde Washington de scheidslijn van bevoegdheden duidelijker te maken: de CIA moest zich voortaan richten op het bespieden van personen. Het Pentagon kreeg als taak elektromagnetische inlichtingen in te winnen en conventionele operaties voor te bereiden.

Onder de bureaucratische ruzies komen twee visies op de Amerikaanse hegemonie naar voren. Aan de kant van het Pentagon: projectie van conventionele macht en wapenwedloop. In de rand van het CIA-domein: destabiliserende operaties en ‘kleine oorlogen’.

In de praktijk bleef de grens echter poreus. Onder het mom van ‘psychologische oorlogsvoering’ bouwde de CIA een lange paramilitaire ervaring op (Cuba, Iran, Congo, Laos, Chili, Afghanistan, enz. ). Tijdens de oorlog in Vietnam, geïrriteerd door de clandestiene operaties in Zuid-Vietnam en Laos, richtte het Pentagon in 1961 zijn eigen inlichtingendienst op, de Defense Intelligence Agency (DIA). Daarmee probeerde het Langley’s monopoliepositie te doorbreken. Via de DIA probeerde het Pentagon de al te pessimistische beoordelingen van de CIA over de weinig efficiënte militaire escalatie te weerleggen.

De CIA en de strijdkrachten hanteren verschillende opvattingen over ‘inlichtingen’. Voor de CIA gaat het om diplomatieke en strategische instrumenten, voor het Pentagon gaat het eerder om operationele ondersteuning. Deze divergentie weerspiegelt zich ook in hun maatschappelijke verankering. Langley cultiveert een eerder ‘patricische’ traditie. Het werft zijn kaderleden aan bij de universitaire elite en de grote advocatenkantoren van Wall Street. Het onderhoudt oude banden met multinationals en grote oliemaatschappijen. Van die laatsten was zij soms de gewapende arm, zoals bij de coup tegen de Iraanse premier Mohammad Mossadegh (in 1953).

Het leger blijft daarentegen een springplank voor de middenklasse: terwijl de CIA nog steeds overwegend blank is, is meer dan 30% van het actieve personeelsbestand van de krijgsmacht in de VS afkomstig uit etnische minderheden 1. Het leger leidt zijn eigen officieren op in gratis toegankelijke militaire academies. Na hun pensionering gaan die topmilitairen vaak aan de slag in het management van grote bedrijven, met name wapenbedrijven die afhankelijk zijn van overheidsopdrachten.

De haviken van ‘Team B’

Zowel de CIA als het Pentagon hebben hun eigen denktanks en invloedrijke contacten. Voor de CIA zijn dat de speciale Senaatscommissie voor Inlichtingen en de Council on Foreign Relations (een broeinest van liberaal internationalisme dat het tijdschrift Foreign Affairs uitgeeft). Voor het ministerie van Defensie zijn het de twee commissies van de strijdkrachten (die van de Senaat en die van het Huis van Afgevaardigden) en de RAND Corporation. De onderlinge, bureaucratische ruzies illustreren twee verschillende visies op de Amerikaanse hegemonie: het Pentagon legt de nadruk op conventionele macht en wapenwedloop; de CIA is eerder voor destabilisatieoperaties en ‘kleine oorlogen’ in de periferie.

Deze tegenstelling leidt vanzelfsprekend tot analyseconflicten. Onder het presidentschap van Gerald Ford (1974-1977) ondertekende Henry Kissinger, de beschermheer van de inlichtingendienst en architect van de detente met de Sovjet-Unie, de eerste overeenkomsten voor de beperking van kernwapens. De haviken van het Pentagon legden toen meteen tegenrapporten op tafel  die de vredelievende rapporten van de CIA moesten ondermijnen. Die tegenrapporten leidden binnen het CIA-hoofdkwartier uiteindelijk tot de oprichting van een onafhankelijke groep met de naam ‘Team B’.

De oriëntatie op asymmetrische oorlogsvoering valoriseert de expertise van de CIA . Ze stelt de doctrine van het Pentagon op de proef wat de aankoop van tanks en vliegtuigen betreft.

Het einde van de Koude Oorlog bracht de spanningen tussen CIA en Pentagon niet tot rust. Tijdens de eerste Golfoorlog (1990-1991) bekritiseerde de CIA het oorlogszuchtige optreden van het militaire commando en pleitte het voor diplomatie en economische sancties. Op haar beurt verweet de generale staf de CIA dat het inlichtingen leverde die op het terrein weinig bruikbaar waren, omdat ze te veel gericht waren op Langley’s strategische analyse. President George H. W. Bush (1989-1993), die lid was van Team B vóór hij de leiding van de CIA op zich nam, koos de kant van het leger. Het memorandum ‘Defense Planning Guidance’ uit 1992, opgesteld door adjunct-minister van Defensie Paul Wolfowitz – eveneens een veteraan van Team B – maakte van het Pentagon het speerpunt van het buitenlands beleid.

Het uitlekken van het document in de New York Times dwong het Witte Huis om een stap terug te zetten. Maar het jaar daarop greep de regering-Clinton (1993-2001) al terug naar de kern van de ‘Defense Planning Guidance’ door de clandestiene operaties van het Pentagon uit te breiden. Dat leidde tot de inzet van speciale troepen in Somalië, Haïti en Bosnië. De CIA moest zich beperken tot ondersteunende taken, zoals het zoeken naar doelen voor luchtaanvallen.

Dit onconventionele gebruik van gevechtstroepen leidde tot kritiek in Washington. Zo verklaarde de Republikeinse presidentskandidaat George W. Bush tijdens de campagne van 2000: “Als we onze troepen blijven verspreiden over de hele wereld voor missies van ‘nation-building’ [natievorming], dan stevenen we af op ernstige problemen. Ik zal me hiertegen verzetten” 2. De aanslagen van 11 september 2001 veegden echter alle scrupules van tafel: na een onderbreking van enkele jaren maakten de veteranen van Team B een triomfantelijke terugkeer aan de top met figuren als Richard ‘Dick’ Cheney (vicepresident van de Verenigde Staten), Donald Rumsfeld (minister van Defensie) en Wolfowitz (Rumfelds adjunct). Het begin van de oorlog in Afghanistan [2001] leek een heilige eenheid te bezegelen met de gezamenlijke inzet van de CIA en de speciale eenheden. Toch opende Irak [2003] opnieuw de kloof. Rumsfeld, sinds de jaren 1970 al de grote rivaal van Kissinger, beschuldigde de CIA ervan te treuzelen bij het zoeken naar elementen om een invasie te rechtvaardigen waartoe het Witte Huis en het ministerie van Defensie eerder al hadden besloten.

Tijdens het presidentschap van Barack Obama (2009-2017) richtte de rivaliteit zich geleidelijk op het gebruik van drones voor gerichte moorden. Officieel sloot de regering de geheime gevangenissen van de CIA, maar ze intensiveerde haar programma van executies op afstand. Dat gebeurde met name in Pakistan. In dat land mocht het leger (in theorie) niet ingrijpen omdat er geen oorlogsverklaring was en omdat de aanwezigheid van Al Qaida niet bewezen was. In Langley had de CIA bovendien een technisch voordeel vergeleken met het Pentagon. Het agentschap was immers pionier geworden in het gebruik van lichte drones voor bewakingsdoeleinden omdat het had meegewerkt aan de ontwikkeling van het Predator-model. Dat model was al in de jaren negentig getest in Joegoslavië en zou de komende twee decennia de norm blijven.

De opkomst van Al Qaida op het Arabisch Schiereiland (AQAP) in Jemen bood de generale staf de mogelijkheid om zelf te beslissen over bombardementen. Herhaalde mislukkingen en blunders leidden er echter toe dat het Witte Huis het initiatief weer overdroeg aan de CIA. Vanuit een geheime basis in Saoedi-Arabië organiseerde het agentschap, zonder enige vorm van proces, de drone-executie van imam Anwar Al-Awlaqi, een Amerikaans staatsburger van Jemenitische afkomst.

De balans van wat je de ‘jacht op scalpen’ kan noemen is zwaar. Tijdens de twee ambtstermijnen van Obama werden bijna drieduizend drone-aanvallen uitgevoerd – voornamelijk gericht op ondergeschikte strijders. Daarbij vielen honderden burgerslachtoffers die de CIA, in tegenstelling tot het Pentagon, niet hoefde te melden. Begin 2016 staan de twee instanties zelfs indirect tegenover elkaar op het slagveld. De Los Angeles Times verslaat gewapende confrontaties tussen Syrische rebellengroeperingen, waarbij de ene groep gesteund werd door de CIA en de andere door het Pentagon 3

Het einde van de War on Terror [2021] die op 11 september 2001 begon, creëerde een nieuwe machtsverhouding. Met de opkomst van China en de terugkeer van Rusland als oorlogsmacht keerde het paradigma van de Koude Oorlog terug. Als reactie op de invasie van Oekraïne versnelde Washington zijn wapenleveringen aan Kiev, terwijl het de diplomatieke kanalen met Moskou openhield. Tegelijk opereerde het Witte Huis vanuit clandestiene bases zonder daarbij reguliere troepen in te zetten. Diezelfde houding lijkt zich af te tekenen in de Chinese Zee.

OpenAI, de ontwikkelaar van ChatGPT, schrapte de clausules die het militaire gebruik van zijn technologieën verbieden uit zijn charter.

Taiwan was lange tijd het jachtterrein van de Pentagonstrategen en van de grote defensie-industrie. Sinds 1950 kreeg het eiland voor bijna 50 miljard dollar aan Amerikaanse wapens. Vandaag moet het zich aanpassen aan de veranderingen die zich in de militaire wereld voltrekken. De conflicten in Oekraïne en Jemen brachten de suprematie van conventionele wapensystemen aan het wankelen. In beide conflicten voeren semi-ambachtelijke drones van minder dan 1000 dollar per stuk de boventoon, terwijl een Coyote-interceptieraket al gauw zo’n 100.000 dollar kost. Geconfronteerd met de mogelijkheid van een Chinese invasie, ontstond er in de Taiwanese hoofdstad Taipei een consensus over een ‘stekelvarken-tactiek’. Het land wil niet langer proberen een erkend superieure tegenstander te vernietigen; het wil voortaan alleen nog maar diens opmars belemmeren door meer obstakels aan de kust te plaatsen en autonome systemen in te zetten om het gebrek aan gevechtstroepen te compenseren.

Deze verschuiving naar asymmetrische oorlogsvoering stelt de doctrine van het ministerie van Defensie inzake de aanschaf van tanks en vliegtuigen op de proef en benadrukt de expertise van de CIA. De opkomst van baanbrekende technologieën (autonome systemen, lasers, kwantumcomputers) en de groeiende rol van software op militair gebied vergroten de invloed van tech-leiders binnen de strijdkrachten.

Langley heeft, net als twintig jaar geleden met de drones, opnieuw een voorsprong genomen. Het agentschap vestigde zich sinds het einde van de jaren negentig ook in Silicon Valley. Het financiert, via zijn investeringsfonds In-Q-Tel, de ontwikkeling van duale technologieën (voor zowel civiel als militair gebruik). Dankzij zijn structuur als non-profitorganisatie ontsnapt het aan parlementaire controle, waardoor zijn partners weinig risico’s lopen. Volgens In-Q-Tel heeft het vandaag al achthonderd bedrijven verder geholpen. Tweeëndertig ervan behoren ondertussen tot de honderd belangrijkste start-ups op het gebied van defensie.

Het Pentagon, dat vroeger toonaangevend was op het gebied van toegepast onderzoek, werd overweldigd door de opkomst van Silicon Valley en zijn disruptieve innovatie. De relatie verslechterde nog verder na de affaire-Edward Snowden (2013). Deze voormalige CIA-man, die via de NSA als onderaannemer voor het Pentagon werkte, onthulde de omvang van de lopende surveillanceprogramma’s van de overheid. Hij toonde aan dat die bewaking niet strookte met de ‘liberaal/libertijnse’ gevoeligheden van IT-ingenieurs en -ontwikkelaars. In 2018 trok Google zich, onder druk van zijn werknemers, terug uit een project voor militaire drones.

Maar sinds de herverkiezing van Donald Trump is het tij alweer gekeerd. Het intensieve gebruik van drones en gezichtsherkenning in Oekraïne en Gaza biedt immers inkomstenperspectieven voor een tech-industrie die terrein verloor tegenover de Aziatische concurrentie. Kritische bedenkingen bij die ontwikkeling gingen de prullenmand in. Begin 2024 schrapte OpenAI, de ontwerper van ChatGPT, de clausules uit zijn charter die het militaire gebruik van zijn technologieën verbieden. Google volgde dit jaar dat voorbeeld, terwijl Meta een alliantie aanging met de fabrikant van gevechtsdrones Anduril om virtual reality-systemen te ontwikkelen voor gevechtstroepen.

De stijging van de Europese en Japanse militaire budgetten kan een belangrijke troostprijs zijn voor de historische leveranciers van dure wapens aan het Pentagon.

Het Pentagon haalt zijn achterstand vandaag in door mensen aan te werven bij de kampioenen van Silicon Valley (Meta, Palantir, Anduril). Een aantal van hen is op de een of andere manier verbonden met In-Q-Tel. Het razendsnelle succes van Palantir illustreert de veroveringsstrategie van Langley: het bedrijf, dat in 2003 werd opgericht met een startkapitaal van In-Q-Tel, haalt sindsdien megacontracten binnen voor gegevensverwerking voor multinationals. Maar daar eindigt het niet mee: ook Amerikaanse en buitenlandse overheidsinstellingen, zoals de Direction Générale de la Sécurité Intérieure (DGSI) in Frankrijk of de National Health Service in het Verenigd Koninkrijk doen er beroep op. Het bedrijf is ook partner van het Israëlische leger. Het In-Q-Telkantoor in Tel Aviv levert gezichtsherkenningsdiensten voor de identificatie van doelen in de bezette gebieden. Palantir haalde deze zomer een contract van 10 miljard dollar binnen bij het Amerikaanse ministerie van Defensie. Het bedrijf is net opgenomen in de ‘top 20’ van Amerikaanse bedrijven en overtreft ondertussen qua marktkapitalisatie traditionele industriële bedrijven als Lockheed Martin, Northrop Grumman of General Dynamics (de primes in het Washingtonjargon).

De opkomst van deze nieuwe spelers zorgt voor spanningen binnen het Pentagon zelf. Terwijl Daniel Driscoll, Secretaris van het Leger, onlangs verklaarde dat hij het faillissement van een prime-leverancier tijdens zijn ambtstermijn als een overwinning zou beschouwen, spotte William LaPlante, die onder de vorige regering verantwoordelijk was voor de aankopen van het ministerie, in 2022 met de technologische rage: “Als iemand je een mooi verhaal vertelt over een project [voor het leger van de toekomst], vraag hem dan wanneer het in productie gaat, hoeveel het gaat kosten en wat de toegevoegde waarde ervan zal zijn in een conflict met China. Het kan me niet schelen of er AI [kunstmatige intelligentie] of kwantumtechnologie in zit 4.

Utopie van een robotleger

De stijging van de militaire budgetten in Europa en Japan zou een belangrijke troostprijs kunnen zijn voor de historische leveranciers van dure wapens aan het Pentagon. Amerikaans materieel vertegenwoordigt al 80% van de militaire invoer van de Europese Unie, maar die invoer zal naar verwachting toenemen conform de eisen van Trump. Lockheed Martin heeft aangekondigd zijn aanwezigheid op het oude continent te willen vergroten door partnerschappen aan te gaan op het gebied van conventionele wapens, zoals Rheinmetall voor de productie van de F-35 en de GMARS-raketwerper. De meest geavanceerde technologieën in de Verenigde Staten blijven.

Achter de utopie van een leger van drones en autonome robots schuilt de obsessie van bezuinigingen. Na te hebben beloofd de militaire uitgaven met 25% te verminderen, heeft Trump het Congres voor 2026 een defensiebegroting voorgelegd van 1000 miljard dollar. Die stijging suggereert dat de aangekondigde technologische investeringen ten koste zullen gaan van de personele en operationele middelen. Als kunstmatige intelligentie, zoals de voorstanders beweren, het aantal benodigde soldaten kan verminderen, blijft het inschakelen van onderaannemers de voorkeursmethode om overal ter wereld de infrastructuur en hulpbronnen te beveiligen die van vitaal belang zijn voor de Amerikaanse groei.

Zo kondigde de Wall Street Journal vorige maand de terugkeer aan van Erik Prince, de gevallen magnaat van de particuliere veiligheidssector en een oude politieke bondgenoot van Trump. Op het hoogtepunt van het huidige conflict tussen de Democratische Republiek Congo (DRC) en Rwanda haalde Prince een contract binnen om de mijnbouwinkomsten van de DRC te beschermen. Hij stelde president Félix Tshisekedi zelfs voor om zijn residentie te laten bewaken door Salvadoraanse huurlingen.

Wordt Trump niet de ‘president van de vrede’, zoals hij beweert, maar, net als bijna al zijn voorgangers, een president van geheime oorlogen? Zijn strategische keuzes suggereren in ieder geval dat hij minstens één constante van de Amerikaanse macht toepast: de VS zegevieren alleen in conflicten die zij niet openlijk verklaard hebben en waarin zij bondgenoten of hulptroepen vinden die het vuile werk voor hen (willen) doen.

Vertaling van Martin Barnay, “CIA contre Pentagon”, Le Monde Diplomatique, september 2025. Lava Media maakt deel uit van Les éditions internationales van Le Monde Diplomatique. Maandelijks publiceren we in Nederlandse vertaling drie artikelen uit het Franse maandblad. Vertaling: Jan Reyniers.

Footnotes

  1. « 2023 demographics, profile of the military community », U.S. Department of Defense, Washington, 2024.
  2. Mark Thiessen, « Trump is not the first republican to campaign against nation-building », American Enterprise Institute, 3 mei 2016.
  3. Nabih Bulos, W.J. Hennigan, Brian Bennett, « In Syria, militias armed by the Pentagon fight those armed by the CIA », Los Angeles Times, 27 maart 2016.
  4. Valerie Insinna, « LaPlante pokes Silicon Valley “tech bros” calls for increased munitions production for Ukraine », 8 november 2022.