Alerta Arizona n*11 – Ontdek in onze reeks Alerta Arizona de vurige opinies tegen de sociale woestijn van De Wever en Bouchez.


De regering leert haar kiezers naar beneden stampen. Met huiveringwekkende gevolgen voor migranten. Maar wat vandaag ‘de ander’ overkomt, kan morgen iedereen overkomen, waarschuwen Pascal Debruyne en Karel Arnaut.
De naam Arizona zou oorspronkelijk “plaats van de kleine bron” betekenen. De monding van een rivier ontstaat op dat punt waar oppervlaktewater ontspringt. De Arizonaregering zou zorgen voor “herbronning”. De regering werd electoraal gestut door een meerderheid hunkerend naar een frisse stroom door het politieke landschap. Een meerderheid waande zich schijnbaar dichtbij de bron. De gevolgen zouden vooral stroomafwaarts te voelen zijn, en verdere aftakkingen waren al helemaal geen hoofdbrekens waard.
Dachten we, al in de aanloop naar de verkiezingen dat de toekomstige Arizona partijen vooral ‘die andere daar beneden’ zouden treffen, dan moeten we nu vaststellen dat de effecten zich steeds duidelijker stroomopwaarts laten voelen. Wat eerst nog die verre andere trof, lijkt steeds dichter bij huis doel te treffen. Waar dat eindigt, zal moeten blijken. Laten we eerst goed kijken waar het allemaal begonnen is.
De benedenstroom
De besparing op ontwikkelingssamenwerking lijkt het verste punt stroomafwaarts. “Uit het oog, is al te vaak uit het hart”. Samen met de verlaging van de fiscale aftrek voor donaties aan goede doelen, belichaamt dit het ideologische schot voor de boeg richting NGO’s. De boodschap lijkt niet mis te verstaan: We zorgen “eerst voor ons eigen volk”.
Dichter bij huis krijgt ook het ‘strengste migratiebeleid ooit’ vorm. De instroom moet beperkt worden ‒ Arizona wil die zelfs afkopen wat asielzoekers betreft, zoals het Europees migratiepact mogelijk maakt: 25.000 euro per geweigerde asielzoeker die je op basis van je “fair share” niet opneemt ‒ en de uitstroom moet vergroten en versnellen. Maar in de kloof tussen de akelige dystopieën van ‘gesloten grenzen’ en vlotte ‘terugkeer’ (in de geesten van sommige Arizona-lieden heet het ongetwijfeld ’remigratie’), bevindt zich de sociale miserie van vele honderdduizenden.

Migranten – of gebruiken we beter de term “tot migrant gemaakten”? – zien zich toenemend in een situatie van permanente rechteloosheid gestort. En dat mag kennelijk over de grenzen heen gaan van wat nog wettig of moreel is. Met legaal dubieuze statements over het bewust discrimineren van mannelijke asielzoekers en ‒ bovendien wetenschappelijk geheel betwijfelbare ‒ ontradingscampagnes die dak- en thuisloze asielzoekers instrumentaliseren op de beelden die beleidsmakers laten circuleren op sociale media.
In de kloof tussen de akelige dystopieën van ‘gesloten grenzen’ en ‘vlotte terugkeer’ bevindt zich de sociale miserie van vele honderdduizenden.
Met Arizona komen subsidiair beschermden1 in een verblijfssituatie van permanente onzekerheid terecht. Ze krijgen geen toegang meer tot een leefloon maar een nog lagere integratiebijdrage. Gezinshereniging wordt zeker voor hen quasi onmogelijk gemaakt, met name door de voorwaarden op te drijven (verdien maar eens 2300 euro netto en 230 netto per kind erbovenop) en de wachttijd te verlengen waardoor gezinsleden langer uiteen blijven.
Dat alles wordt woordelijk gelegitimeerd met een vertoog dat ‘migranten’ verdacht maakt of zelfs regelrecht criminaliseert, niet in het minst met moreel gewapende uithalen naar hun ouderschap. Zo moet uiterst rechtse taal over “ankerkinderen” en “bébés-papiers” een beeld creëren van slechte ouders die geen rechten verdienen.
Niet dat dit nieuw is. De vorige (Vlaamse) regering decimeerde ‒ op voorzet van het VB ‒ het groeipakket en de studiefinanciering van niet-begeleide minderjarigen: het zou immers alleen maar voor een aanzuigeffect zorgen volgens de toenmalige Vlaamse ministers Somers en Crevits.
Maar evengoed zien we nu dreigingen om kinderen terug op te sluiten en wordt ‘de Achterhuiswet’ werkelijkheid, waardoor woonstbetreding mogelijk wordt bij mensen zonder papieren in het kader van misdrijven maar evengoed via het juridisch vage begrip “openbare orde”.
De middenstroom: van psychologische naar omgekeerde herverdeling
Dit beleid van ‘differentiële inclusie’, waarbij diverse groepen ‘burgers’ met verschillende verblijfsstatuten ongelijk behandeld worden, maakt van de universele verzorgingsstaat een verre droom. Bovendien, wie zo hard wordt getackeld kan zijn of haar schouders onmogelijk onder de verzorgingsstaat zetten.
De maatschappelijke kost van het hard aanpakken van migranten wordt evenwel psychologisch gecompenseerd. De groepen die zich minder geviseerd weten, boeken denkbeeldige winst voor de hardere sociaaleconomische klappen die andere groepen krijgen.
Het spoort met wat sociologen als David Roediger en W.E.B. Dubois schreven over “psychologische weddes” in de racistische VS van voor de civil rights movement. Vertaald in de huidige situatie komt psychologische wedde hierop neer dat al word je onderdrukt en/of geëxploiteerd als witte werkende burger, het feit dat je witheid (of autochtoon zijn) deelt met de economische en politieke elites, zorgt voor desolidarisering langs etnisch of raciale breuklijnen met werkende mensen met migratieroots. Kortom: je schopt niet naar boven langs klassenbreuklijnen.
Hoezeer door het afrekenen met andere minderheden het ressentiment van witte mensen wordt drooggelegd, zal moeten blijken wanneer die ‘hardwerkende Vlamingen’ vaststellen dat Arizona het geld van de middenstroom niet versmaadt.
Het wordt steeds duidelijker: flink wat burgers die zich in de bovenstroom waanden, spartelen nu om het hoofd boven water te houden.
Dat Arizona een omgekeerde herverdeling opzet tussen arbeid en kapitaal, spreekt voor zich. Ze schrijft een verhaal dat klassiek aansluit bij wat David Harvey ‘accumulatie door onteigening’ noemde (accumulation by dispossession). Bovenop de uitbuiting van de arbeid van werkende mensen, worden winsten geboekt door het terugschroeven van rechten via massale besparingen: vooral ‒ maar niet alleen ‒ op de pensioenen.
Het uitgesteld loon via de sociale bijdrages van werkende mensen, wordt beleidsmatig ’weggesluisd’ en herframed binnen een politiek verhaal van “schaarste” en dus onbetaalbaarheid. Met nog meer studentenarbeid, die weinig tot quasi niet belast worden, en flexijobs in de vitrine wordt de put in de sociale zekerheid in de toekomst nog dieper.
En dat alles terwijl er miljarden euro’s loonsubsidies ‒ waarvan het nut wetenschappelijk in vraag wordt gesteld ‒ wegvloeien via de stroom van diegenen die het (heel erg) goed hebben: die klassen krijgen het steeds beter.
Het wordt steeds duidelijker: flink wat burgers die zich in de bovenstroom waanden, spartelen nu om het hoofd boven water te houden. De stroom van burgers met “de sterkste schouders” blijft quasi buiten schot, of blijft winsten boeken aan de bron.
Terug naar de bron
Er zijn kleine parabels die ons attenderen op het feit dat wat eerst op ‘een ander’ wordt uitgeprobeerd zich tegen ‘onszelf’ kan keren. Dat van de Duitse pastoor Martin Niemöller bijvoorbeeld, die in 1938 zou geschreven hebben: “Toen de nazi’s voor de communisten kwamen, zweeg ik; ik was geen communist. Toen ze de sociaaldemocraten opsloten, zweeg ik; ik was geen sociaaldemocraat. Toen ze voor de vakbondsleden kwamen, zweeg ik; ik was geen vakbondslid. Toen ze voor mij kwamen, was er niemand meer om te protesteren.”
Een vergelijkbare is deze van later VS president Thomas Jefferson die de door zijn voorganger afgekondigde wetten tegen ‘vreemden en agitatie’ bestreed met de uitspraak: “De vriendenloze vreemdeling is inderdaad gekozen als het veiligste onderwerp voor een eerste experiment; maar de burger zal snel volgen.”
Dit alles is ondertussen geschiedkundig een certitude. Kijk naar de industrialisering van de landbouw. Gedurende eeuwen was dat een zaak van het globale zuiden: grootschalige monocultuur-plantages en gedwongen handenarbeid. Tot het plantage-systeem de bestaande landbouw in Europa heeft aangestoken: zie hoeveel goedkope seizoenarbeid Europa moet aantrekken om z’n groenten en fruit geteeld en vooral geplukt te krijgen.
Een ander voorbeeld dat zich dichter bij de tijd van Niemöller ophoudt, heeft betrekking op het format van de concentratiekampen. De voorlopers daarvan waren door Europese koloniale machten in Afrika bij het prille begin van de twintigste eeuw al ‘uitgeprobeerd’ ‒ de Britten in Zuid-Afrika en de Duitsers in Namibië ‒ vooraleer ze in de jaren dertig in Duitsland terug opduiken.
We zijn dus gewaarschuwd. “Je est un autre”, zei de dichter Rimbaud ooit. Wat schijnbaar over “de ander” gaat, gaat wezenlijk over ons.
Footnotes
- NVDR: Subsidiaire bescherming is een status die wordt toegekend aan een vreemdeling die niet voldoet aan de voorwaarden om als vluchteling te worden erkend, maar die bij terugkeer naar zijn land van herkomst een reëel risico loopt op ernstig letsel (doodstraf, foltering of geweld tijdens een gewapend conflict). Deze status biedt in theorie toegang tot dezelfde grondrechten als de vluchtelingenstatus (werk, gezondheidszorg, huisvesting), met het verschil dat het verblijfsrecht in eerste instantie tijdelijk is.