Alerta Arizona n*8 – Ontdek in onze reeks Alerta Arizona de vurige opinies tegen de sociale woestijn van De Wever en Bouchez.

Ik wil de klimaataspecten van het Arizona-akkoord onder de aandacht brengen. Het gaat niet om een specifieke maatregel, maar om kritiek op een systemische benadering die wordt gekenmerkt door een onderinvestering van de overheid in cruciale domeinen voor de klimaattransitie, en een riskante gok op particuliere investeringen. Deze koers is des te zorgwekkender aangezien de huidige Belgische inspanningen reeds als onvoldoende worden beschouwd om de klimaatdoelstellingen te behalen.
De investeringsbehoeften voor de transitie zijn enorm: volgens het federale energie- en klimaatplan van 2023 gaat het om ongeveer 60 miljard euro voor energie en gebouwisolatie, en 22 tot 27 miljard voor koolstofvrije mobiliteit tegen 2030. Een groot deel van deze investeringen zou publiek moeten zijn, ook op federaal niveau.
Toch valt het regeerakkoord van Arizona op door het ontbreken van nieuwe publieke investeringen in deze domeinen. Erger nog, het voorziet aanzienlijke besparingen in vitale sectoren. Vooral de besparingen op het openbaar vervoer, met 675 miljoen euro minder voor de NMBS tijdens de legislatuur, en op het federaal wetenschappelijk onderzoek (380 miljoen euro minder, gemiddeld 12% van het budget) zijn bijzonder symptomatisch. Ook de investeringen in de isolatie van federale overheidsgebouwen blijven uit.
Nochtans is federaal wetenschappelijk onderzoek essentieel voor de studie van meteorologie, klimaat en oceanografie. Deze onderzoeken zijn cruciaal om onze kennis van klimaatverandering te verbeteren en ons aan te passen aan de gevolgen ervan. De NMBS is op nationaal niveau ons beste instrument om het autogebruik te verminderen. De renovatie en isolatie van openbare gebouwen is onontbeerlijk voor het comfort van hun gebruikers en om hun energieverbruik te verminderen en koolstofvrij te maken.
In plaats van publieke investeringen kiest de regering-Arizona voor particuliere investeringen. Het probeert het gebrek aan publieke middelen te compenseren met “fiscale cadeaus” en aftrekken voor grote bedrijven. De onderliggende gedachte is dat deze bedrijven, door minder belastingen te betalen, meer zullen investeren in ecologische projecten. Dit doet denken aan een soort “trickle-down-theorie”, maar dan in ecologische versie.
Arizona probeert het gebrek aan publieke investeringen te compenseren met fiscale cadeaus voor grote bedrijven.
Zoals de klassieke trickle-down-theorie die uitgaat van belastingverlagingen voor de rijksten in de hoop dat dit de hele economie ten goede komt, gokt de regering hier op “groene” investeringen van grote bedrijven via belastingaftrekken. Maar net zoals trickle-down-beleid in de praktijk leidt tot grotere ongelijkheid, stijgende tekorten en schulden zonder de beloofde economische effecten, werkt deze ecologische variant ook niet.
Deze onvoorwaardelijke fiscale voordelen bestaan al en hebben bedrijven niet weerhouden van beslissingen die haaks staan op de groene transitie, zoals de sluiting van de Audi-site in Vorst of het terugschroeven van groene investeringen door ArcelorMittal in Gent. De reden is simpel: grote private bedrijven worden geleid door een logica van kortetermijnwinsten, ongeacht de ecologische gevolgen. Bovendien, zoals onder meer de Unie van Zelfstandige Ondernemers (UNIZO) heeft aangekaart, zijn deze fiscale voordelen onbereikbaar voor kleine en middelgrote ondernemingen, waardoor de ongelijkheid tussen grote en kleine bedrijven toeneemt.
De keuze om zelfs niet te investeren in “gemakkelijke” maatregelen met een breed draagvlak, zoals isolatie en renovatie van gebouwen en herwaardering van het openbaar vervoer, is bijzonder veelzeggend. Deze investeringen verlagen de kosten voor burgers, verbeteren hun levenskwaliteit, creëren werkgelegenheid en dragen zowel bij aan aanpassing als aan de mitigatie van klimaatverandering. Het feit dat de regering op deze terreinen niet handelt, zonder zich te kunnen verschuilen achter het argument dat het om antisociale of betwiste maatregelen zou gaan, toont een zekere onverschilligheid ten opzichte van de klimaatuitdaging.
Deze desinteresse weerspiegelt ook de situatie bij de Waalse regering, gevormd door dezelfde Franstalige partijen, waar het milieu slechts 1 minuut en 50 seconden aan bod kwam tijdens de 1 uur en 36 minuten durende persconferentie waarin het regeerakkoord werd voorgesteld, en het budget voor biodiversiteit met 75% werd verminderd. Ook het Vlaamse regeerakkoord, opgesteld door de drie Nederlandstalige Arizona-partijen, ontving kritiek voor het verlagen van de klimaatdoelstellingen en wat critici een “natuurstop” noemen op het vlak van biodiversiteit.
De besparingen op klimaat- en milieugerichte investeringen kaderen in een discours van algemene besparingen, zogezegd gerechtvaardigd door de Europese begrotingsregels. Toch worden diezelfde regels omzeild wanneer de politieke wil aanwezig is, bijvoorbeeld tijdens de financiële crisis van de jaren 2000, tijdens de Covid-19-pandemie (“whatever it takes”), of vandaag om de defensie-uitgaven te verhogen. Dit wijst op een tweesporenbeleid: strenge regels voor sociale en ecologische doeleinden, soepelheid voor dominante economische belangen.
Hoewel het geen directe klimaatmaatregelen zijn, zijn de aanvallen op het recht op protest gericht op het onderdrukken van sociale en ecologische contestatie.
Tegelijk overweegt men aanvallen op het recht om te betogen en op syndicale vrijheden, waaronder het herinvoeren van een gerechtelijk verbod op betogen, de beruchte “Wet Van Quickenborne” die de Vivaldi-regering moest laten vallen onder druk van een breed front van vakbonden, milieuorganisaties en middenveld. Ook een versterking van gemeentelijke administratieve sancties (GAS-boetes), aantastingen van het stakingsrecht en de juridische aansprakelijkheid van vakbonden zijn in beeld. Hoewel deze maatregelen niet rechtstreeks klimaatgericht zijn, beogen ze het onderdrukken van sociale en ecologische contestatie en belemmeren ze de actiemogelijkheden van bewegingen die voor ander beleid pleiten.
Toch bestaan er alternatieven die zich al bewezen hebben. In plaats van te gokken op winstgedreven privé-initiatieven, is er nood aan massale en publieke investeringen. Dit houdt onder meer in:
• Herinvesteren in openbaar vervoer, naar het voorbeeld van Luxemburg waar het bovendien gratis is, of Oostenrijk met zijn nachttreinen, om zo een geloofwaardig alternatief voor de auto te bieden.
• Een grootschalige renovatie van gebouwen, publiek beheerd, idealiter straat per straat en wijk per wijk, zoals bij de investeringsbank in Duitsland of het publieke woningbestand in Wenen.
• De socialisatie en publieke, democratische herovering van de productiemiddelen in strategische sectoren zoals energie, zodat de productie collectief gestuurd wordt richting ecologische doelstellingen in plaats van naar private winst.