Traditionele gerechten, borduurwerk, archeologie… De culturele strijd neemt een ereplaats in binnen het politiek zionisme. Het is een essentieel instrument voor Israël om zijn exclusieve recht op het land aan te tonen en het helpt bij het creëren van een nationaal verhaal, ongeacht de historische waarheid. Afgezien van de territoriale dimensie vechten de Palestijnen voor het voortbestaan van hun identiteit.
Op een vlucht van de Britse luchtvaartmaatschappij Virgin Atlantic, eind 2017, veroorzaakte de naam van een voorgerecht op het menu van de nieuwe maaltijd aan boord controverse. De “Palestinian Couscous Salad”, een verwijzing naar maftoul, een traditionele couscous uit het Midden-Oosten die populair is in de regio, was volgens een korte samenvatting bedoeld om “zich te laten inspireren door de smaken van Palestina”. Maar een ontevreden passagier postte een foto van de hors d’oeuvres op sociale netwerken en beschuldigde de luchtvaartmaatschappij en haar personeel ervan “sympathisanten van terroristen” te zijn. De afbeelding, doorgegeven door pro-Israëlische organisaties, verspreidde zich over het web en wekte de woede van veel internetgebruikers. Sommigen beweerden zelfs dat het om een “Joodse” of “Israëlische” salade ging. Onder druk verontschuldigde de luchtvaartmaatschappij zich officieel voor het “beledigen van [haar] klanten”. Vervolgens verwijderde ze de woorden “Palestijns” en “Palestina” uit de naam en de beschrijving op haar menukaarten.1
Palestijnse toeristengidsen, wier beroep tussen 1967 en 1994 door Israël werd verboden, krijgen zeer spaarzaam reisvergunningen.
De Emirati maatschappij Flydubai, die – na de normalisatieovereenkomst die de twee landen in 2020 ondertekenden – een luchtvaartdienst opende tussen de Verenigde Arabische Emiraten en Israël, keek goed uit niet dezelfde “overtreding” te begaan. Haar korte “Gids voor toerisme in Israël”, beschikbaar op haar website 2, prijst in het bijzonder de “heerlijkheden en authentieke smaak” van hummus (een puree van kikkererwten), falafel (een knoedel van kikkererwten en bonen) en msabaha (een variant van hummus), waarvan ze beweert dat de gerechten kenmerkend zijn voor de Israëlische gastronomie, ook al zijn het typische gerechten van de Palestijnse regio en de Levant 3. Maar in tegenstelling tot Virgin Atlantic heeft Flydubai zich niets aangetrokken van de kritiek die het kreeg van Palestijnen en andere inwoners van Arabische landen.
Deze twee voorbeelden, die allesbehalve anekdotisch zijn, illustreren de culturele en ideologische strijd die de Israëli al tientallen jaren voeren tegen de Palestijnen. Op die manier proberen zij hun dominantie op het symbolische terrein te consolideren. Naast de territoriale en koloniale dimensies ervan is dit een van de belangrijkste aspecten van het Israëlisch-Palestijnse conflict.
Deze hegemoniale strijd om historische legitimiteit in het Heilige Land werd vanaf het einde van de 19de eeuw door de zionistische beweging gepromoot ten koste van de Palestijnse “inboorlingen”. Hij werd voortgezet door Israël na de oprichting van het land in mei 1948. Een van de belangrijkste ideeën van het politiek zionisme – met name door Nathan Birnbaum (1864-1937) en Theodor Herzl (1860-1904) getheoretiseerd met het oog op de opbouw van een Joodse staat – is gebaseerd op de vooronderstelling dat alle moderne Joden afstammen van de Hebreeërs. Als zodanig zouden zij al eerder aanspraak hebben kunnen maken op de Palestijnse gebieden (omgedoopt tot het “Land Israël”). De Joden uit de oudheid waren immers massaal verdreven door de Romeinen aan het begin van onze jaartelling. Volgens dit verhaal werd het land ontdaan van zijn emblematische inwoners die er al bijna twee millennia woonden. Ze werden verstrooid over de vier hoeken van de wereld. Het gebied werd volgens hen later veroverd door de Arabieren, maar eeuwenlang verwaarloosd door deze “buitenlanders”, die het grotendeels onbebouwd achterlieten.
De mythe van de gedwongen ballingschap van een volk met een gemeenschappelijke religie, cultuur en wieg, dat ondanks zijn verspreiding één natie vormde, werd destijds gebruikt om het zionistische koloniale project te rechtvaardigen door zich te beroepen op de “terugkeer” van de Joden naar hun “geboortegrond”. De leiders van de zionistische beweging, zoals David Ben-Gurion (1886-1973), pleitten voor de oprichting van hun staat in Palestina. Zij deden dat in naam van een exclusief recht, verankerd in de Bijbel. Volgens hen stelde dat aloude recht de Joden het “Beloofde Land” in het vooruitzicht. Wat betreft de Palestijnse Arabische bevolking 4, geloven de zionisten, zoals de historicus Shlomo Sand vertelt, dat zij slechts “een groep onderhuurders [vormen], of tijdelijke bewoners [zijn] op land dat niet van hen is 5”. Daardoor mogen zij die bevolking dan ook probleemloos vervangen en verdrijven. Hoewel de door het zionisme geconstrueerde stichtingsficties werden ontkracht door historici en archeologen – met name Israëlische 6 – maken ze deel uit van het ideologische fundament van de staat Israël en van het nationale verhaal.
Deze culturele oorlog tegen de Palestijnen bestrijkt een groot aantal gebieden: geschiedenis, tradities, kunst, maar ook tastbaar en ontastbaar erfgoed, habitat, milieu, etc. Met andere woorden: alles wat deel uitmaakt van de Palestijnse identiteit. Of nog anders geformuleerd, met alles wat het collectieve geheugen en de identiteit van het Palestijnse volk uitmaakt
Het zionistische “ont-arabiseringsproject”
De politieke dimensie van de archeologie in de regio maakt het gemakkelijker om te begrijpen waarom het Palestijnse erfgoed in het vizier van Tel Aviv blijft. In juni 1967 bijvoorbeeld, toen zijn troepen Oost-Jeruzalem, de Westelijke Jordaanoever en Gaza veroverden tijdens de Arabisch-Israëlische oorlog, nam Israël het Nationaal Archeologisch Museum in de Heilige Stad in beslag. Israël deed dat ondanks het feit dat het in 1957 de Haagse Conventie voor de bescherming van cultureel eigendom bij gewapende conflicten (1954) had geratificeerd. Het Palestijnse instituut, dat de beroemde Dode Zeerollen en talrijke artefacten en oude boeken huisvest, werd omgedoopt tot het Rockefeller Museum en onder toezicht geplaatst van een Israëlisch overheidsorgaan. Naar schatting namen de Israëli tussen 1967 en 1992 ongeveer drie miljoen archeologische voorwerpen in beslag in de Palestijnse gebieden, en vanaf 1995 elk jaar bijna honderdtwintigduizend 7. Op de Westelijke Jordaanoever werden meer dan zesduizend archeologische vindplaatsen en overblijfselen geregistreerd. Tweehonderd ervan bevinden zich in joodse nederzettingen en duizend ervan zijn beschadigd of vernietigd tijdens de bouw van de scheidingsmuur die de Westelijke Jordaanoever omringt. Het Israëlische leger verbiedt Palestijnen de oudste sectoren en monumenten te betreden. Die zijn exclusief voorbehouden aan joodse of buitenlandse bezoekers. Bovendien krijgen Palestijnse toeristengidsen, wier beroep tussen 1967 en 1994 door Israël verboden werd, een zeer beperkte toelating om te reizen; een toelating die zich bovendien voornamelijk beperkt tot christelijke sites en gebouwen 8.
In 2021 verkocht de LVMH-groep keffiyehs in de kleuren van de Israëlische vlag, gesigneerd door Louis Vuitton voor 582 euro…
Het Gazaanse erfgoed omvat meer dan driehonderdvijftig historische sites, vestigingen en monumenten. Het heeft enorme schade opgelopen sinds het uitbreken van de oorlog tussen Israël en Hamas op 7 oktober 2023. Tweehonderd ervan, waaronder de Al-Omari moskee (7de eeuw) en de kerk van St. Porphyry (12de eeuw), evenals Kanaänitische, Filistijnse, Egyptische, Romeinse en Ottomaanse overblijfselen, zijn zwaar beschadigd of in omvang gereduceerd. Ze werden zwaar beschadigd of tot as gereduceerd door Israëlische bommen 9. De Israëlische troepen hebben er ook geplunderd: op 12 januari 2024 publiceerde de directeur van de Israëlische Autoriteit voor Oudheden op zijn X-account een foto van een hele reeks archeologische voorwerpen die door de soldaten waren buit gemaakt en vervolgens als trofeeën werden tentoongesteld in een ruimte van het Israëlische parlement 10.
Het verlangen om de voorouderlijke gronden en eigendommen van Palestijnen in handen te krijgen heeft zijn wortels in het project van de zionistische denkers om het land en het landschap te “ont-arabiseren”. Dit was de missie van het Jewish National Fund (Joods Nationaal Fonds, JNF) dat in 1901 werd opgericht in Zwitserland. De “pioniers” kregen die missie expliciet mee toen zij vanuit Europa naar Palestina trokken om er nederzettingen te stichten. Het JNF, belast met de verwerving van Palestijns land, moedigde ook de introductie aan van bomen, geïmporteerd uit het Oude Continent. Het ging daarbij hoofdzakelijk om naaldbomen. Die konden de uitbreiding van de landbouwnederzettingen ondersteunen omdat de bosbouw in die tijd volop in ontwikkeling was. Dit bebossingsprogramma hielp ook om een omgeving te creëren die vertrouwd was voor westerse immigranten. De natuurlijke omgeving werd immers te “Oosters” geacht (zie: En Israël, l’arbre est aussi un outil colonial, Le Monde diplomatique, oktober 2024).
De strategie van culturele onteigening is ook van toepassing op kledinggewoonten. Traditionele Palestijnse handgenaaide jurken en outfits zijn een verhelderend voorbeeld. De borduurkunst (tatreez) dook voor het eerst op in de Levant tijdens de Kanaänitische periode, enkele duizenden jaren geleden, en wordt voornamelijk doorgegeven binnen dorpsfamilies. Elk dorp in Palestina heeft zijn eigen kleuren, geometrische figuren en motieven, geïnspireerd door de flora en fauna van de omgeving. Dit ambachtelijke erfgoed wordt echter betwist door de Israëli’s in naam van het “recht van voorrang” van de Joden in het “Beloofde Land”. Zij claimen het auteurschap van deze artistieke knowhow omdat het volgens hen al in Bijbelse tijden werd gebruikt. Boeken gewijd aan de geschiedenis van borduurwerk en kleding in het Heilige Land hebben gediend om dit verhaal te ondersteunen, terwijl populaire Palestijnse tradities volledig genegeerd werden. De laatste jaren is tatreez zelfs doorgedrongen tot de ‘trendy’ kledingmarkt in Israël en tot de internationale prêt-à-porter scène. Het is niet ongewoon om dit soort borduurwerk te zien op de kleding van jonge hipsters in Tel Aviv.
De toe-eigening van borduurwerk staat niet op zichzelf: de keffiyeh, een traditionele Palestijnse hoofddoek die sinds de grote Arabische opstand van 1936-1939 in Palestina een symbool van verzet is geworden, is ook door de mode-industrie opgeëist en van zijn politieke betekenis ontdaan. In 2016 creëerde de Israëlische ontwerpster Dorit Baror (Dodo Bar) outfits voor vrouwen met de motieven van de sjaal. Ze werden tegen astronomische prijzen verkocht in haar boetieks. Frankrijk bleef niet achterop: in 2021 veroorzaakte de LVMH-groep (Louis Vuitton Moët Hennessy, het grootste conglomeraat ter wereld van luxeproducten, n.v.d.r.), eigendom van miljardair Bernard Arnault, een controverse door keffiyehs te koop aan te bieden voor 582 euro. Zij waren ontworpen in de kleuren van de Israëlische vlag en getekend door Louis Vuitton…
Overtreders van het verbod op het “wild” oogsten van tijm en akkoub riskeren zware boetes en zelfs gevangenisstraf als ze niet betalen.
Zoals de “affaires” met Virgin Atlantic en Flydubai aantonen, kristalliseert de culinaire kwestie de spanningen die ontstaan door de toe-eigening van Palestijnse gerechten, die nu in Israël als nationale gerechten worden beschouwd. Tegenwoordig worden hummus, tabbouleh en tahin (sesampasta) van New York tot Parijs en Londen door niet-ingewijden vaak als Israëlische specialiteiten gezien, volledig ontdaan van hun Levantijnse oorsprong. Dat gebeurt vooral dankzij de culturele buitenlandse propagandacampagnes van Tel Aviv.
De strubbelingen rond za’atar (een kruidenmengsel die voornamelijk uit tijm bestaat) en akkoub (een soort kardoen) illustreren ook de bedreiging van de Palestijnse identiteit. Beide door de Palestijnen zeer gewaardeerde planten groeien in het wild en worden in de lente geoogst. Ze staan bekend, zowel om hun gastronomische kwaliteiten als om hun geneeskrachtige werking. Maar sinds 1977 en 2005 is het verzamelen ervan in de vrije natuur door de Israëlische autoriteiten verboden. Dat geldt ook in de bezette gebieden, onder het voorwendsel dat deze soorten “bedreigd” zijn, hoewel wetenschappelijke studies die uitvlucht tegenspreken 11. Ze worden nu gekweekt door Israëlische landbouwbedrijven die zich vooral richten op Arabische klanten. Overtreders van het verbod op het “wild” oogsten van tijm en akkoub kunnen hoge boetes krijgen en zelfs gevangenisstraf als ze die niet betalen.
Dagdagelijks Palestijnse volharding
Maar ondanks de risico’s blijven veel sprokkelaars deze planten oogsten, net zoals hun ouders en voorouders dat deden. Foragers (“Verzamelaars”, uitgebracht in 2022), een film van de Palestijnse kunstenaar Jumana Manna die deels documentaire, deels fictie is, beschrijft de absurditeit van deze regels en hun gevolgen voor de Palestijnen. De film toont ook het verzet van Arabische sprokkelaars tegen deze arbitraire wet, ondanks de juridische risico’s die eraan verbonden zijn. Een van de scènes in de film richt zich in het bijzonder op het geval van Samir, een “clandestiene” plukker die door agenten van het Israëlische Directoraat Natuur en Parken (INPA) in de bezette Golan Hoogvlakte werd aangehouden met een zak vol akkoub. Voordat hij naar de rechtbank moest, diende hij voor een magistraat te verschijnen. Die herinnerde hem aan zijn vele “eerdere veroordelingen” voor het illegaal plukken van kardoen en tijm. Samir, die een gevangenisstraf boven het hoofd hing als hij zelfs maar de kleinste boete weigerde te betalen, verklaarde echter stellig: “Ook in 2050 zal ik gepakt worden, samen met mijn kinderen en kleinkinderen (…). Ik zal in de voetsporen van mijn grootouders blijven treden.” Op hun eigen manier vatten deze woorden de geest van volharding (soumoud) samen die de Palestijnen dagelijks vertonen tegenover de culturele oorlog die al meer dan een eeuw tegen hen wordt gevoerd.
In samenwerking met Le Monde Diplomatique, Oktober 2024. Vertaald door Jan Reyniers.
Footnotes
- Zie Michael Bachner, “Virgin Atlantic removes ‘Palestinian’ from couscous description”, The Times of Israel, 13 februari 2018.
- “Israel travel guide”, flydubai.
- Zie Akram Belkaïd, “La ‘guerre du houmous’ ”, Manière de voir, n° 142, “Ce que manger veut dire”, augustus-september 2015.
- In het begin van de XXste eeu, telde Palestine net geen 750 000 inwoners. Daarvan was ongeveer 8°% moslim, 12% christen en 8% jood.
- Shlomo Sand, Comment la terre d’Israël fut inventée. De la Terre sainte à la mère patrie, Flammarion, coll. “Champs histoire”, Parijs, 2014 (1ste uitgave: 2012).
- Ben Gourion himself was ervan overtuigd dat de meerderheid van de Palestijnen afstammelingen waren van jonden uit de Oudheid. Zij zouden eerst het Christendom hebben aangenomen en eeuwen later naar de islam zijn overgestapt. Een minderheid van hen behield volgens hem het Joodse geloof. Meer hierover bij: Tom Segev, A State at Any Cost. The Life of David Ben-Gurion, Head of Zeus, Londen, 2019.
- Zie Luma Zayad, “Systematic cultural appropriation and the Israeli-Palestinian conflict”, DePaul Journal of Art, Technology & Intellectual Property Law, vol. 28, DePaul University, Chicago, 2019.
- Zie “Palestine’s cultural property and the Israeli occupation” en “Palestine’s tourism and archeology under Israel’s colonial occupation”, departement onderhandelingszaken (NAD) van de PLO, respectievelijk 16 december 2020 en 20 juni 2022.
- Clothilde Mraffko en Samuel Forey, “Dans la bande de Gaza, les bombes israéliennes détruisent le patrimoine et effacent la mémoire”, Le Monde, 14 februari 2024.
- “Israel: Army displays artefacts stolen from Gaza in the Knesset”, Middle East Monitor, 22 januari 2024.
- Zie Rabea Eghbariah, “The struggle for za’atar and akkoub. Israeli, nature protection laws and the criminalization of Palestinian herb-picking culture” (PDF), Oxford Food Symposium, juni 2020.