De planeet heeft de afgelopen vijftien jaar een reeks omwentelingen meegemaakt die intellectuele kompassen in de war sturen. Niet dat van Le Monde diplomatique, dat nu bijna alleen staat in zijn verdediging van de ongebondenheid.
Iets meer dan een jaar geleden, op 19 oktober 2022, hield de voorzitter van de Europese Commissie een plechtige toespraak voor het Brussels Parlement. “Gerichte aanvallen op civiele infrastructuur, met als duidelijk doel mannen, vrouwen en kinderen te beroven van water, elektriciteit en verwarming nu de winter nadert: dit zijn daden van pure terreur, en we moeten ze als zodanig classificeren.” Aan het woord was Ursula von der Leyen. Maar deze regel is niet van toepassing wanneer een bondgenoot uit het Westen datzelfde soort ‘gerichte aanvallen’ uitvoert. Na het bloedbad onder honderden burgers tijdens de militaire operatie onder leiding van Hamas op 7 oktober (meer dan 1400 doden, van wie bijna 300 soldaten), kondigde de Israëlische minister van Defensie Yoav Galant het volledige beleg van Gaza aan. Hij deed dat in de volgende bewoordingen: “Geen elektriciteit, geen voedsel, geen gas (…). We vechten tegen menselijke beesten en we handelen dienovereenkomstig (9 oktober).” Twee dagen later waren er al 1.200 lijken uit het puin gehaald van huizen, scholen, ziekenhuizen en mediahoofdkantoren. De gebouwen waren zonder onderscheid beschoten met het argument – vaak aangevoerd door het Russische leger, maar in een ander conflict – dat ze onderdak boden aan strijders.
Onbewogen herhaalde mevrouw von der Leyen: “Europa steunt Israël.” In Frankrijk verklaarde de voorzitter van de Nationale Assemblee Yaël Braun-Pivet “in naam van de nationale vertegenwoordiging” haar “onvoorwaardelijke steun” aan Tel Aviv. In de Franse media gaf de focus op de oorlogsmisdaden van Hamasstrijders het hele Israëlisch-Palestijnse conflict een nieuwe inhoud door het te catalogiseren als “islamitisch terrorisme”. Van zodra deze herdefiniëring een feit was in een land dat werd geteisterd door meerdere van dit soort aanvallen, was de rol van de media niet langer informatieverstrekking, maar die van doorgeefluik van regeringsbevelen. Dat kwam erop neer dat men doortastend moest zijn en jacht moest maken op zij die deze bevelen in twijfel trokken. In de week na de Hamas-aanslag heeft de Franse regering de fundamentele vrijheden, die al waren aangetast door de lockdowns van de coronamaatregelen, nog meer geweld aangedaan zonder dat de zelfbenoemde hoeders van de democratie daar iets over te zeggen hadden.
Duizend artikels geven details over desinformatie door Rusland en Hamas, maar Oekraïens en Israëlisch nepnieuws glipt ongehinderd door de mazen van het net.
Op 10 oktober stuurde de minister van Justitie een vrijheidsbeperkende circulaire naar openbare aanklagers waarin de “openbare verspreiding van berichten die aanzetten tot een positieve mening over Hamas of de Islamitische Jihad” werd verboden, zelfs als deze opmerkingen werden “gemaakt in de context van een debat van algemeen belang en [zelfs als ze] beweren deel uit te maken van een politiek discours”. Toen ze dit lazen, lanceerde de crème de la crème van de tegenmacht onmiddellijk een “debat”. Niet over de vrijheid van meningsuiting die het beweert te garanderen, maar over de noodzaak om politieke groeperingen te vervolgen of te ontbinden als zij de legitimiteit van een Palestijns verzet rechtvaardigen of erkennen; een Palestijns verzet dat vanaf het begin als terroristisch werd bestempeld – een benadering die destijds al werd verdedigd door Charles de Gaulle en Jacques Chirac…
Lees, neem de tijd
De vooringenomenheid van de redacties komt minder voort uit een slinkse intentie dan uit een oprechte blindheid. Hen een ‘dubbele standaard’ verwijten zou erop neerkomen dat we betreuren dat ze zijn afgeweken van een standaard die ze allang hebben losgelaten: de standaard van gelijke behandeling of gelijkwaardigheid van mensen. David Pujadas, een voormalig sterpresentator op de publieke televisie, vatte de gemoedstoestand van veel van de hoogwaardigheidsbekleders in zijn beroepscategorie samen op LCI (11 oktober): moeten we de Gazanen beschouwen als handlangers van Hamas zoals de Russen dat zouden zijn van het Kremlin, of moeten we zeggen, in een letterlijk bovenmenselijke poging tot empathie: “een inwoner van Gaza is hetzelfde als een inwoner van Israël?” Waarschijnlijk vond hij niets vreemder dan het antwoord van het hoofd van de internationale dienst van de British Broadcasting Corporation (BBC), die werd berispt omdat hij Hamas niet als ‘terroristisch’ had beschreven en stelde dat “het onze taak is om de feiten aan ons publiek te presenteren en hen zelf te laten beslissen”.1
Geradicaliseerd door de aanslagen van 2015 en 2016, stellen Franse journalistieke medewerkers elk standpunt dat kritisch is over het beleid van Washington, Brussel of Parijs spontaan gelijk aan provocatie of zelfs aan illegaliteit. Informatie verstrekken betekent voor hen feiten filteren door de zeef van de Atlantische waarden. Hun “internationale gemeenschap” is een westers broederschap. De moord op een journaliste in Moskou inspireert hen om autoritaire regimes te bekritiseren. En dat is volkomen terecht. De moord op tien Palestijnse collega’s komt niet verder dan een bedroefd schouderophalen. Op 14 oktober was bijna een derde van de in 2023 wereldwijd vermoorde journalisten gedood door Israël.2 Duizend artikelen gaan in op desinformatie door Rusland en Hamas, maar Oekraïens en Israëlisch nepnieuws glipt ongehinderd door de mazen van het net.
Een andere constante in de berichtgeving over het Israëlisch-Palestijnse conflict is dat men nooit spreekt over de geschiedenis. Het onderwerp komt alleen in het nieuws als er een Palestijnse aanval is. Maar het achterhouden van wat eraan voorafging – kolonisatie, verdrijvingen, moorden, vernietiging van waterputten en oogsten, vernederingen, enz. – komt neer op het systematisch presenteren van Israël als een slachtoffer dat zichzelf verdedigt. “Israël reageert, de Israëlische regering zegt dat het een vergelding is”, predikt journalist Benjamin Duhamel over de bombardementen op Gaza (BFM TV, 13 oktober 2023). Le Monde diplomatique is opgericht tegen dit soort redactionele apartheid. Vanaf zijn oprichting in 1954 tot in de jaren 1980 volgde ze de dekolonisatiebeweging en vervolgens de beweging van de niet-gebonden landen, een groep landen die weigerden te kiezen tussen de twee blokken en hun nationale onafhankelijkheid verdedigden door middel van autonome ontwikkeling, vaak onder de vlag van het socialisme.
In die tijd stond Le Monde diplomatique niet alleen. Achteraf bezien doet het je huiveren dat L’Express, Le Nouvel Observateur of Le Monde begrip hebben kunnen tonen voor de “terroristen” van het Algerijnse Front voor de Nationale Bevrijding (FLN) en dat ze de campagnes van hun advocaten overnamen. Ook het FLN was verantwoordelijk voor het afslachten van burgers.3 Deze drie publicaties zijn sindsdien “naar het Westen verschoven”. En het mondiale Zuiden, dat nu zijn bestaan opeist tegenover het Westerse blok, heeft weinig gemeen met de nieuwe wereld die een halve eeuw geleden het koloniale juk van zich afschudde. Bekeerd tot de vrije markt, gefragmenteerd, verstoken van een emancipatoire utopie, roept het op tot een herverdeling van de internationale krachten, maar dan om op eigen terrein beter te kunnen concurreren met het Noorden. Voor een krant als de onze is het meer dan ooit een uitdaging om te weigeren in de westers georiënteerde luchtbel te blijven hangen.
Buiten de periodes van acute crisis krimpt de gemeenschap die intresse heeft voor internationale kwesties. En progressieve zuurstof is schaars nu de politieke wereld zich afstemt op de standpunten van de VS. De golf van nieuwe informatietechnologieën keert deze algemene trend niet om. Scrollen maar. Scrollen door korte videosequenties op je smartphone, eerst degene die gelinkt zijn aan de informatie die je zoekt, gevolgd door andere gerelateerde sequenties, gekozen door een algoritme, en nog andere die niets te maken hebben met het oorspronkelijke onderwerp. De duim strijkt mechanisch over het scherm, tot in het oneindige. Terwijl de beelden zich ontvouwen, vervaagt het bewustzijn geleidelijk aan in een roes hoewel het aanvankelijk op zoek was naar een antwoord. De beeldenimpuls, dat onbedwingbare verlangen om te zien, zuigt je blik naar het scherm en schakelt je hersenen uit. De digitale industrieën willen informatiegebruikers veranderen in een leger slaapwandelaars die heen en weer waggelen tussen foto’s van katten en sequenties van bloedbaden. Subtiel hebben ze een diepgaande verandering opgelegd in de manieren om toegang te krijgen tot kennis. Ze hebben heimelijk het domein van het lezen verkleind en dat van de beelden uitgebreid. Lezen. Een roman verslinden of een essay; het doorbladeren van een krant op papier of op een scherm: in de ogen van Silicon Valley-investeerders is deze bezigheid niet alleen ouderwets maar ook gevaarlijk. Het is tijdrovend, aandacht- en concentratieverslindend, het drukt de persoonlijke soevereiniteit uit in termen van het kiezen van perstitels, het beheren van je agenda en het vermogen om ‘jezelf te zijn’, open te staan voor de verbeelding, te dagdromen, af te wijken. “Lezen? – Kijk toch naar de foto’s”, zeggen de nieuwe handelaars in beschikbare hersentijd.
Vanaf de oprichting in 1954 tot in de jaren 1980 volgde Le Monde diplomatique de dekolonisatiebeweging en vervolgens de beweging van niet-gebonden landen.
Sinds de overname van YouTube door Google in 2006 en de opkomst van sociale netwerken zijn rauwe (en vaak meedogenloze) videofragmenten de dominante vorm van informatie geworden. Gefilmd door een deelnemer of getuige met behulp van gsm’s, drones of bewakingscamera’s, stimuleren deze sequenties, los van elke context, niet alleen emotie (empathie of haat), maar ook een dwangmatig verlangen om te reageren vooraleer je hebt nagedacht, waarbij alles uiteindelijk draait om het genereren van winst. De aanslagen en slachtpartijen die de Islamitische Staat (IS) in 2015-2016, vakkundig in scène heeft gezet, hebben ze gemeengoed gemaakt: het visuele aanbod van obscurantistische terreur heeft zijn uitlaatklep gevonden in de schermen van nieuwszenders en bij de de kanalen die door ingenieurs aan de westkust van de VS worden geopend. ‘Reels’, ‘stories’, ‘shorts’, ‘snaps’… het zijn miniformats die verjaardagstaarten, danspasjes, de doelpunten van Romlelu Lukaku en moordscènes aan elkaar rijgen. Zij domineren nu Instagram, TikTok, maar ook platforms die oorspronkelijk gebouwd waren rond het geschreven woord, zoals X (voorheen Twitter). Onder druk van dit soort miniformats en van 24-uursnieuwszenders hebben de meeste grote media ze op hun startpagina’s geplaatst om een veel jonger publiek aan te trekken dan hun gebruikelijke, vaak gepensioneerde lezerspubliek.
Van anonieme X-gebruikers tot politici, iedereen reageert op de beelden alsof ze de gebeurtenis zelf zijn: “Wat was uw reactie bij het zien van de eerste beelden?” vroeg Libération (13 oktober) aan de nationale secretaris van de (Franse) Groenen – de beelden die iedereen heeft gezien tonen de absolute gruwel van de terroristische aanval uitgevoerd door Hamas. Niet onmiddellijk reageren, onder de schok van de beelden, wordt nu als onlogisch beschouwd. Erger nog, het zou onmenselijk zijn. Thomas Legrand, journalist bij France Inter en Libération, heeft de deugden van de impulspolitiek getheoretiseerd om La France insoumise (LFI) te verwijten dat het niet snel genoeg aan de emotie toegaf: “De ware aard van een politieke beweging kan worden beoordeeld bij de eerste reactie op een dramatische gebeurtenis, wanneer het nog een kwestie van fundamentele principes is en er geen tijd is geweest om alle elementen van het onderwerp af te wegen.” (Libération, 10 oktober 2023). Een duizelingwekkende omkering: gekozen vertegenwoordigers en leiders zijn er lang trots op geweest dat ze in staat waren om zich los te maken van de gebeurtenissen, en de oorzaken en gevolgen af te wegen met het muntschaaltje van de rede.
Een uniek model
Kan een krant weerstand bieden aan de greep van het onmiddellijke en het emotionele vibrato dat die aan het nieuws oplegt? Als we daar de jongere generatie aan toevoegen, van wie – soms ten onrechte – wordt beweerd dat ze hun informatie alleen van sociale netwerken of influencers halen, lijken de rapen van Le Monde diplomatique gaar. En toch: ons maandblad bestaat bijna 70 jaar (in mei) en blijft van zijn lezers de tijd, het denkwerk en de aandacht vragen die het internationale nieuws en de ideeënstrijd vereisen. In tegenstelling tot de huidige waanzin plaatst het de zaken in een historisch perspectief, laat het de verslaggeving doen door gespecialiseerde journalisten en brengt het geëngageerde, maar goed gedocumenteerde verslagen. Terwijl het zijn meningen niet verbergt onder de hypocriete mantel van objectiviteit, is ons maandblad er trots op dat ze onder haar lezers tegenstanders mag rekenen die, zelfs wanneer ze onze standpunten over bepaalde onderwerpen betwisten, het op prijs stellen in onze kolommen geen preken te vinden maar exacte en onderbouwde feiten die ze elders tevergeefs zouden zoeken. Deze aanspraak op soberheid, die zonder de weelderigheid van de iconografie aan hardheid zou grenzen is – laten we eerlijk zijn – nauwelijks verleidelijk: geen videodebatten, geen canapé-interviews, geen profielen van beroemdheden, geen nieuwsfeeds, geen consumentensectie met een focus op “de beste reisdekens”. Het doel van onze website, die in februari 1995 online ging, is niet om advertenties of bezoekersdata te verkopen, maar om onze artikelen beschikbaar te maken voor lectuur en beluistering. En toch bestaat Le Monde diplomatique. En terwijl de perscrisis kranten wegvaagde, behield het tot voor kort zijn oplage en vergrootte het zijn invloed.
De lezers en het team van Le Monde Diplo hebben een vetorecht over beslissingen die cruciaal zijn voor het bestaan van het bedrijf.
De vrijheid om onze weg te kiezen hebben we te danken aan het unieke businessmodel dat de basis vormt van Le Monde diplomatique. Sinds 1996 verzekert deze organisatie onze autonomie en onafhankelijkheid: dat jaar kochten de lezers van de krant, verenigd in de Association des Amis du Monde diplomatique, 25 procent van het kapitaal. Het team van zijn kant, verenigd in de Association Gunter Holzmann (genoemd naar een gulle gever wiens legaat hielp de beweging een impuls te geven) bezit 24 procent van de aandelen. Samen hebben deze twee aandeelhouders een vetorecht over beslissingen die cruciaal zijn voor het bestaan van het bedrijf. En, nog belangrijker, de directeur wordt om de zes jaar gekozen door ons hele kleine team en niet alleen door de journalisten. Bij het organiseren van de afsplitsing van Le Monde diplomatique, tot dan toe niet meer dan een afdeling binnen de Société éditrice du Monde, hadden Ignacio Ramonet en Bernard Cassen, die toen aan het hoofd van de krant stonden, het lef om de eigendomskwestie aan de orde te stellen op een moment dat alleen al het noemen van het onderwerp genoeg was om de apoplectische woede van de redacteurs op te wekken. Laurent Joffrin fulmineerde op Canal Plus (11 juni 1999): “De stelling dat je niet vrij bent zodra je in handen verzeilt van economische belangen gaat niet op”. “Intellectueel terrorisme” (Patrick Poivre d’Arvor), “crypto-links populisme” (Franz-Olivier Giesbert)4 … ons terrein leek wel een mijnenveld.
Vijfentwintig jaar later klinkt het feit dat “90 procent van de media in handen is van negen miljardairs” bijna als een waarheid als een koe die we betreuren. Wij beseffen dat. De kaart “Franse media, wie bezit wat” domineert al jaren de lijst van de meest geraadpleegde artikelen in Le Monde diplomatique. De eerste versie ervan, gepubliceerd in 2007 in het tweemaandelijkse mediakritisch- en sociaal tijdschrift Le Plan B, werd heimelijk onder de mantel verborgen als was het een schandelijk stuk. In die tijd vertrouwden persdirecteuren op ethische handvesten, aandeelhoudersovereenkomsten en andere papieren barrières die verondersteld werden eigendom en controle te ontkoppelen. De brutale overname van i-Télé in 2016 door Vincent Bolloré en de transformatie van deze trendy nieuwszender in een extreemrechts bastion onder de naam Cnews; het vergelijkbare lot van Le Journal du dimanche en de overname en ideologische bekering van Twitter door Elon Musk, bewezen de naïevelingen dat de stelling die Laurent Joffrin verafschuwde toch niet zo mank liep. Sindsdien hebben middelbare scholen en onderwijsinstellingen Le Monde diplomatique regelmatig om toestemming gevraagd (die altijd is verleend) om gratis de kaart te reproduceren die zoveel lerarenkamers siert. In ons decembernummer publiceren we een nieuwe, bijgewerkte editie van deze onmisbare toverformule.
Achter dit succes gaat echter een misverstand schuil. Door de eigendomsvraag van de grote communicatiemedia in deze vorm te formuleren, stelde Le Monde diplomatique een structurele aanpak voor: informatie is een essentiële collectieve dienst, maar wordt geproduceerd als een goedkoop handelsartikel. We moeten het daarom onttrekken aan de censuur van zowel de markt als van de staat door het te socialiseren naar het voorbeeld van de sociale zekerheid.5 Veel van de critici van het mediamonopolie zijn niet van plan het spel te veranderen, maar willen slechts de identiteit van de spelers valideren. Het kan ze niet schelen dat kranten verkocht kunnen worden als een bosje prei6, op voorwaarde dat de nieuwe aandeelhouders weten hoe ze zich moeten gedragen. De heer Bernard Arnault (Le Parisien, Les Echos, Radio Classique): ja. De heer Bolloré (C8, CNews, Europe 1, Le Journal du dimanche): nee. In kringen van hoogopgeleiden vertaalt kritiek op het vercommercialiseerde nieuws zich vaak in een politieke strijd tegen de extreemrechtse media, die, zelfs als het gevecht succesvol zou zijn, de machinerie op haar plaats zou laten. De boeman van de “negen miljardairs” is gemeengoed geworden en maakt het mogelijk om media-afwijkingen te negeren die veel gevolgen hebben, maar waar de macht van de aandeelhouders op geen enkele manier een verklaring voor is. Het gaat daarbij om de homogene behandeling van bepaalde onderwerpen, zoals de coronamaatregelen van 2020 of de oorlog in Oekraïne, die je overal terugvindt, zowel in de publieke (France Télévisions, France Inter) als de private sector (TF1, RTL), in onafhankelijke publicaties (Mediapart) en in de media die verbonden zijn aan een industriële groep (Libération of Le Figaro).
Grote elektronische oceaan
De prowesterse radicalisering van de redacties, het overspoelen van informatie met beelden en emotie, de opkomst van goedkope journalistiek door automatisering, de teloorgang van het distributienetwerk… deze factoren geven Le Monde diplomatique zeker geen wind in de zeilen. De golf van abonnementen tijdens de pandemie nam twee jaar na de uitbraak af en sinds begin dit jaar daalt onze verkoop. In 2023 zou de totale betaalde oplage met ongeveer 8 procent moeten zijn gedaald ten opzichte van het voorgaande jaar, tot iets meer dan 160.000 exemplaren per maand. Twee terugkerende thema’s komen naar voren in de brieven die de redactie en de abonnementenafdeling ontvangen: tijd en geld. Als de krant wekenlang op de salontafel ligt zonder dat je hem hebt kunnen lezen, wat heeft het dan voor zin om ze te kopen? En als de inflatie je koopkracht uitholt, moet je dan echt een maandblad dat op de wijde wereld focust tot je eerste levensbehoeften rekenen? Veel andere kranten ondervinden dezelfde problemen. In augustus 2023 daalde de verkoop van nationale dagbladen met 8,6 procent ten opzichte van het jaar ervoor, terwijl die van de weekbladen daalde met 10,4 procent en die van de maandbladen met 12,1 procent. De regionale pers lijdt ook onder de crisis: sinds januari zijn er steeds meer ontslagen gepland: 19 bij Sud-Ouest, 45 bij Midi libre, 55 bij La Voix du Nord… Deze aderlating verzwakt ook het netwerk van persdistributeurs, waarvan het aantal zal dalen van 28.579 in 2011 tot 20.232 in 2022. In de afgelopen anderhalf jaar hebben de stadscentra van La Voulte-sur-Rhône, Sarrebourg, Lisieux, Teyran en Pont-Sainte-Maxence hun krantenwinkels verloren door gedwongen liquidatie, pensionering zonder overnemer – wie wil er zestig uur per week werken zonder zich een salaris te kunnen betalen? Deze sluitingen voeden een vicieuze cirkel waarin het dalende aantal kopers leidt tot het verdwijnen van verkoopspunten, wat op zijn beurt de mogelijkheden verkleint om een publicatie onder ogen te krijgen, de cover en de inhoud te bekijken, ze te kopen en eraan gehecht te raken.
In 2023 zal de oplage met ongeveer 8% zijn gedaald ten opzichte van het voorgaande jaar, tot iets meer dan 160.000 exemplaren per maand.
Als gevolg hiervan richten uitgevers zich op digitaal uitgeven en op het vergroten van het aantal goedkope abonnementsaanbiedingen (Libération: 36 euro per jaar voor een dagblad, gesubsidieerd door Google). Deze spotprijzen stellen abonnees in staat om links te openen die zijn ontleend aan sociale netwerken en aan de grote platforms om data te verzamelen: het is niet langer een kwestie van het opbouwen van een verhaal dat van pagina tot pagina is georganiseerd rond een ruggengraat – een redactionele intentie – maar van het uitstrooien van nieuwsartikelen over een enorme elektronische oceaan. Omdat ze genoeg hebben van het betalen van royalty’s aan de pers en bekritiseerd worden voor het aanwakkeren van politieke verdeeldheid (zoals het geval was na de invasie van het Capitool in januari 2021), hebben verschillende platforms hun algoritmes aangepast ten nadele van journalistieke artikelen. X (voorheen Twitter) geeft de voorkeur aan controversiële influencers; Facebook geeft de voorkeur aan persoonlijke publicaties en privacy. Tests hebben uitgewezen dat het bedrijf van Mark Zuckerberg het verkeer naar de websites van de New York Times en de Wall Street Journal met 40 tot 60 procent kan verminderen. Mother Jones, een links georiënteerd Amerikaans maandblad dat vooral over politieke en sociale kwesties schrijft, zag het bezoek aan zijn Facebookpagina in 2022 met 75 procent afnemen.7
Le Monde diplomatique is niet gespaard gebleven van dit soort geknoei. Hoewel Le Monde diplomatique niet sterk afhankelijk is van sociale netwerksites, trok het vroeger veel nieuwe lezers naar zijn site. Natuurlijk trekt het dramatische internationale nieuws nog steeds mensen naar onze columns. Maar tegenwoordig is het onderwerp vaak eerder vernietigend dan inspirerend. De oplage van Le Monde diplomatique is nog lang niet voldoende om de ‘ongebonden’ kijk op de wereld, die wij verdedigen tegen de stroom van de Franse pers in, populair te maken. Onze ambitie om een stap terug te zetten en de actualiteit in perspectief te plaatsen, gaat gepaard met ons verlangen om onze argumenten op de best mogelijke manier te presenteren: als een ambachtelijk gemaakte krant, zowel in gedrukte vorm als online. Elke column, elke kop, elk beeld is het resultaat van onzichtbaar werk van lay-out kunstenaars, proeflezers, fotografen, iconografen en grafisch ontwerpers. Dit zijn traditionele banen die onze “collega’s” aan het automatiseren zijn. Een voorloper op dit gebied, de Duitse groep Axel Springer, eigenaar van de massamagazines Bild en Die Welt, kondigde afgelopen februari aan honderden banen te schrappen die verouderd werden geacht in het tijdperk van kunstmatige intelligentie: “We ontdoen ons van producten, projecten en manieren om dingen te doen die nooit meer winstgevend zullen zijn”, verklaarde het management (Challenges, 19 juni 2023). Software kan spelling corrigeren, maar het kan niet een verkeerd cijfer, een dubbelzinnige zinswending of onsamenhangende redenering herkennen. Daar heb je ogen voor nodig. Bij Le Monde diplomatique gaat elk artikel langs twee proeflezers. Een praktijk die vroeger wijdverbreid was, maar nu uitzonderlijk is.
In de loop der jaren hebben we ervoor gekozen om de kwaliteit van papier te verbeteren, hoewel onze collega’s er veel op verwedden dat dit comfortabele medium zou verdwijnen, omdat het te duur was geworden. Er wordt gezegd dat Le Monde diplomatique voor de pers is wat vinyl is voor de platenindustrie: een eiland waar de avant-garde kwaliteit komt zoeken in een wereld die verzadigd is van achtergrondruis en gedegradeerde signalen. Dat mag zo zijn, maar wij zijn niet van plan om ons in deze doos te laten opsluiten. Onze nieuwe app, die op 27 oktober is gelanceerd, biedt eenvoudige, elegante en comfortabele leeservaring op schermen waar iedereen nummers van het maandblad Manière de voir en artikels uit de krant kan vinden die door acteurs worden voorgelezen. In een tijd waarin meningen onderhevig zijn aan mode, buzz en controverse, behoudt Le Monde diplomatique een zekere consistentie. We veranderen onze lijn niet en laten bepaalde zaken niet los omdat ze zijn gecoöpteerd en verdraaid door krachten waar we tegen zijn. Marine Le Pen en Éric Zemmour bekritiseren gemakkelijk de Europese Unie en de eenheidsmunt, terwijl ze de deugden van het protectionisme aanprijzen. Donald Trump en Viktor Orbán hekelen bepaalde interventies van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO); het Amerikaanse ‘alternatief rechts’ beweert de vrijheid van meningsuiting te verdedigen tegen de censuur van de internetgiganten… In plaats van de ideeënstrijd in de steek te laten onder het voorwendsel dat er te weinig belangstelling is, houdt Le Monde diplomatique zijn vlag in top en ontmantelt het de hypocrisie van de nieuwe bekeerlingen.
Ignacio Ramonet merkte op dat ‘geïnformeerd zijn vermoeiend is’, maar het is de voorwaarde voor een verlicht persoonlijk oordeel en de basis voor collectieve emancipatie.
“Alternatief rechts” verdedigt de vrije meningsuiting op internet (om racistische opmerkingen te maken), maar verbiedt progressieve school- en andere boeken en verbant in de VS een Democratisch parlementslid uit de Commissie Buitenlandse Zaken. Het gaat om mevrouw Ilhan Omar die het aandurfde de Palestijnen te verdedigen. In stormachtig weer gaat koers houden niet zonder stampen. “Rood-bruin”, “samenzweringstheoreticus”, “scheepswrak van de journalistiek”, “pro-Russische vod”, “vijanden van het Westen”, “vrienden van de terreurgroep Hamas”, “een krant die altijd de misdaad heeft verdedigd”… Dit zijn slechts enkele van de vele lasterpraatjes die we horen op sociale netwerksites, niet allemaal van onze verklaarde tegenstanders. Het analyseren van de verdeeldheid tussen degenen die verenigd zouden kunnen zijn door een gemeenschappelijke zaak; het proberen te begrijpen van politieke nederlagen in plaats van koste wat het kost op zoek te gaan naar een toekomstige overwinning, kan irritant en ontmoedigend zijn voor degenen bij wie de wil om te geloven al te vaak zwaarder weegt dan de redenen om te twijfelen. Dit is de prijs van helderheid, de vorm van verzet zonder welke een strijd bij voorbaat gedoemd is te mislukken. Trouwens, wat heb je aan een krant die de zekerheden van haar lezers vertroetelt? Jean-Paul Sartre schreef ooit dat je soms “de vanzelfsprekendheid van een idee moet afmeten aan het ongenoegen dat het je bezorgt”.
‘Diplo’ onder de aandacht brengen
Een internationale krant met de hand maken: zo’n ambitie kan alleen worden bereikt met jullie vastberaden inzet en steun. Telkens wanneer onze publicatie het moeilijk had, heeft jullie steun ons gesteund en geïnspireerd. We doen opnieuw een beroep op jullie, deze keer om ‘Diplo’ te introduceren bij een publiek dat het nog niet kent en om het aan te moedigen een abonnement te nemen. Mobiliseer vrienden, familie, collega’s en kameraden: deze campagne wordt gezamenlijk gevoerd door de Vereniging van Vrienden van Le Monde diplomatique. Laat X, Facebook en Instagram hun robots maar herprogrammeren ten nadele van de pers! Het maakt ons niet uit, want onze lezers zijn de machtigste van alle sociale netwerken. Misschien ben jij beter in staat dan wij om deze unieke publicatie te beschrijven. Daarbij zul je vaak het bezwaar horen: “We hebben geen tijd meer.” Maar zelfs deze schaarse bron, die vaak wordt opgeslokt door non-stop nieuws en platforms (gemiddeld een uur per dag voor werkende mensen in Frankrijk), kan heroverd worden. Ignacio Ramonet8 merkte op: ‘Zich informeren is vermoeiend.’ Het zij zo, maar het is een voorwaarde voor een verlicht persoonlijk oordeel en de basis voor collectieve emancipatie.
Footnotes
- John Simpson, ‘Why the BBC doesn’t call Hamas militants “terrorists”’, BBC, 11 oktober 2023.
- Bron: Reporters Sans Frontières en Committee to Protect Journalists.
- Zie Gisèle Halimi, ‘Avec les accusés d’El Halia’, Le Monde diplomatique, augustus 2020.
- De nieuwe, uitgebreide editie van Serge Halimi’s boek Les Nouveaux Chiens de garde, gepubliceerd in 2022 door Raisons d’agir, bevat een heerlijke compilatie van de vriendelijke woorden die werden gebruikt toen het voor het eerst werd gepubliceerd in 1997.
- Lees Pierre Rimbert,’ Projet pour une presse libre’, Le Monde diplomatique, december 2014.
- Lees Benoît Bréville, ‘Le Poireau du dimanche’, Le Monde diplomatique, september 2023.
- The Wall Street Journal, New York, januari 2023.
- Zie Serge Halimi, ‘On n’a plus le temps’… en Ignacio Ramonet, ‘S’informer fatigue’, Le Monde diplomatique, respectievelijk oktober 2012 en februari 1996.